Banken en Economie
Gevangen in Escapisme
Patrick Quanten
Heel ons economisch systeem is gebaseerd op geld en hoe het onder controle gehouden wordt. Het begint allemaal met het banksysteem, zelfs zoals we dat vandaag op grote schaal meemaken. Dus als we dit een beetje beter willen begrijpen, hoe het werkt en welke impact het heeft op ons dagelijks leven, dan is het nuttig om een historisch perspectief te hebben. Laten we eerst eens gaan kijken hoe de 'nationale' banken ontstaan zijn.
De Bank van Engeland begon als een 'privé maatschappij', opgericht en gefinancierd door private bijdragen. Het werd pas een publieke instelling op het einde van de tweede Wereldoorlog in 1946. Het kreeg een Koninklijk Charter in 1691 nadat op het einde van de revolutie van 1688 William III van Oranje en Koningin Mary de troon bestegen. De Koningin stierf in 1694 en de uitvoerige oorlogsescapades van haar man hadden de financiën van het land aan de rand van de afgrond gebracht. De schatkist was leeg en er moest iets bedacht worden om die opnieuw te spijzen. Men besloot om de ideeën van William Patterson te volgen om dit te bewerkstelligen. Men ging een publiek fonds oprichten om te voorkomen dat onnodige kredieten werden uitgeschreven met het verlies van miljoenen, hetgeen op zich andere landen afschrikt om nog handel te drijven met een land in financiële moeilijkheden. Het geloof in het woord en de beloften van het land en in de potentie om schulden te kunnen aflossen was zwaar beschadigd.
Om zulke ideeën om te zetten in realiteit heb je de medewerking nodig van de politiek en die kwam er in de vorm van de nieuwe schatkistbewaarder Charles Montagu die in 1694 een wetsvoorstel door het parlement wist te loodsen. De voordelen voor de privé aandeelhouders van de Bank van Engeland waren dat, in ruil voor het geïnvesteerde kapitaal dat de overheidsschulden zou dekken, hun maatschappij of handelsvereniging een vereniging met beperkte aansprakelijkheid werd - waardoor de verantwoordelijkheid voor beslissingen en acties uit de handen van het individu genomen werd - en dat ze banknoten mochten uitgeven en handel drijven in bonden. Dit leverde de bank een monopolypositie op en in slechts 12 dagen werd er £1,2 miljoen bijeen gebracht. De helft hiervan was beloofd aan de overheid om de zeemacht her op te bouwen met als doel het Britse Imperium nieuwe impulsen te geven door een betere bescherming van hun onderdanen en hun zakenbelangen. De Bank van Engeland kocht zwaar in aan overheidsvoorzieningen en leverde banknoten af in de zekerheid van de eigenaar te zijn van de staatschulden en de obligatie die daaraan vast hangt. Tegelijkertijd werden er ook nog privé stortingen aanvaard waardoor hun eigen rijkdom alsook hun macht toenam.
Dit was het begin van het proces van schuldmanagement waarbij een abstract iets zoals een banknoot of bond, hetgeen geen enkele intrinsieke waarde heeft, kan omgezet worden in iets tastbaar waardevols zoals bijvoorbeeld goud. De "Goudsmids" of "Goldsmiths" hadden controle over de aanvoer en de berging van goud en ze gebruikten allang een nota systeem om vast te leggen welke stortingen ze hadden aangenomen en welke waarde deze hadden. Na verloop van tijd hadden ze, per conventie, een informele markt gecreëerd waarin deze nota's circuleerden als virtueel geld. De Goldsmith Company bestond al in de een of andere vorm sinds de 14de eeuw. De 'banknoot" die de Bank van Engeland uitgaf evolueerde over tijd en was geïnspireerd op de nota's die de Goldsmiths uitgaven. Het concept van zo'n Nationaal Schuld Papier (Banknoot) als geld was er vanaf de tijd de bank zijn deuren voor het eerst opende. De overheid had een manier gevonden om meer geld uit te geven dan ze binnenhaalde via taxatie!
De Bank van Engeland werd opgericht door intekening als een privé, geen nationale, maatschappij met toestemming en ondersteund door een Koninklijk Charter, maar het was niet de enige op de markt. Zo was er, om er maar eentje te noemen, de East Indian Company die als een erkende maatschappij de Indische markten bespeelde en enorme winsten wist te boeken. In 1696 werd door het parlement de opening van nieuwe naamloze vennootschappen verboden, een bewuste anticompetitie maatregel bedoeld om meer controle te krijgen over de handelsmarkt. De wet vereiste nu dat een Koninklijk Charter nodig was voor een organisatie om een Vennootschap te mogen worden, een wettelijke status die vereist was om handel te mogen drijven.
De 18de eeuw maakte de ontplooiing van banken over heel Europa mee en de Bank van Engeland werd duidelijk het meest belangrijke instituut in Groot-Brittannië, alhoewel het officieel nog geen deel uitmaakte van de overheid. Private banken floreerden over het hele land en stimuleerden handel en economische groei. In 1708 werd de banknoot, die zijn leven begonnen was als een bewijs van storting bij Goldsmiths, de enige officiële banknoot, een monopolie dat aan de Bank van Engeland overhandigd werd. In 1717 verving de goudstandaard de zilverstandaard. In 1725 gaf de Bank deels gedrukte banknoten uit die verder door de klerk met eigen hand ingevuld diende te worden maar dit veranderde naar volledig gedrukte banknoten met een waarde die varieerde tussen de £20 en £1.000 in 1745. Als een direct gevolg van de Zevenjarige Oorlog was er een tekort aan goud en verspreidde de Bank voor het eerst, in 1759, £10 noten. Kleinere denominaties zijn nodig in tijden van economische stress en ontbering. Aan het begin van de oorlog met Frankrijk in 1793 verschenen de eerste £5 noten en in 1797 werd de Bank ontheven van zijn obligatie om op vraag de banknoten in te ruilen voor goud. Dit was een enorme bevrijding voor de financiële markten, die nu onafhankelijk van de goudvoorraad konden werken. De Bank moest niet langer in staat zijn om de papieren noten waarde te geven door de aanwezigheid van goud in hun kluis en deze banknoten konden nu op zich in de handel verdeeld en gebruikt worden. Tussen 1797 en 1821 resulteerde de grote onzekerheid over de oorlog in een serie van stormlopen op de Bank waardoor hun goudstaafreserve slonk tot het punt waar men moest ophouden met uitbetalen van goud in ruil voor banknoten. De Bank gaf in plaats daarvan nu banknoten uit met een denominatie van £1 en £2.
Aan het begin van de 19de eeuw werd het duidelijk dat de financiële capaciteit van de Rothschild's dynastie veel groter was dan die van de Bank van Engeland. Hun internationaal netwerk was ongeëvenaard en het was zo krachtig dat het nationale regeringen bijstond met middelen die de Bank van Engeland niet kon leveren. In 1825 had de Bank van Engeland opnieuw af te rekenen met een stormloop op zijn reserves en het zat tegen de laatste 100.000 sovereigns (een sovereign, een gouden pond muntstuk, was in de plaats gekomen van de £1 en £2 banknoten). Op één dag plaatste Rothschild 150.000 sovereigns in de Bank van Engeland, waardoor een totale uitbetalingstop ter nauwer nood vermeden werd en tegelijkertijd de Rothschild's naam voor altijd verbonden blijft met de Bank van Engeland.
In 1826 kregen de provinciale banken, die naamloze vennootschappen waren, de mogelijkheid om onder supervisie van de Bank van Engeland hun eigen banknoten uit te geven. In 1833 kwam het Bank Charter in voege waarbij de banknoten van de Bank van Engeland een wettig betaalmiddel werden voor sommen boven de £5. Dit zorgde ervoor dat het publiek in geval van een crisis banknoten zou gaan aanvaarden zodat de goudstaafreserve nooit meer onder die druk zou komen te staan. Papiergeld kon snel en gemakkelijk worden bijgemaakt terwijl dat zeker niet het geval was met goudstaven. Maar verdere bankcrisissen dreef Robert Peel ertoe om de uitgave van banknoten enkel aan de Bank van Engeland te geven om stabiliteit te brengen in de markt en in de aanvoer van geld. In 1844 werd er dan uiteindelijk beslist dat er enkel geld kon uitgegeven worden als er genoeg goud in de bank was om dit te dekken. Maar het houdt niet op! In 1846 zit Barings Bank zwaar in de problemen in Argentinië wanneer die plots ophouden met de terugbetalingen van leningen. Hierdoor moest de Bank van Engeland de helft van de verliezen van Barings opvangen om te voorkomen dat de hele financiële markt in mekaar zou stuiken en daarbij ook de hele economische markt. Dit is het begin van de taak van de Bank van Engeland om de waarde van de Britse munt ten opzichte van de goudstandaard te verzekeren.
De eerste volledig gedrukte banknoten zijn uitgekomen in 1853. Meerdere bankcrisissen hebben voor een opschorting van de goudstandaard gezorgd om een in mekaar stuiken van de voorraad aan goudreserves te voorkomen. In 1914 werd zo opnieuw de link verbroken omdat de regering de opgeslagen goudstaven wilde bewaren en de Bank betaalde de banknoten niet langer uit in goud. In 1925 keerde men weer terug naar de goudstandaard, of tenminste gedeeltelijk, voor meervouden van 11,4kg (400 ounces) of meer. In 1931 verlaat Groot-Brittannië de goudstandaard voorgoed en werden de banknoten volledig vertrouwenswaardig, onderschreven door zekerheden van een andere aard dan de goudstaaf.
Hierna volgden ingrijpende structurele veranderingen. In 1997 werd door de Britse regering aangekondigd dat de volledige verantwoordelijkheid voor het operationele financiële beleid overgedragen werd aan de Bank van Engeland. In april 1998 werd het VK Schuldenmanagement Bureau opgericht als een uitvoerende macht van de Koninklijke Schatkist om de verantwoordelijkheid over te nemen voor het beheren van de nationale schuldenlast. En het begin van de 21ste eeuw heeft de ene bankreddingsoperatie na de andere gezien. Het moet erkend worden als een geweldige tour de force dat een regering, door middel van zijn nationale bank, in staat is om enorme hoeveelheden geld, telkens opnieuw, uit te delen om een faling van banken te voorkomen terwijl diezelfde regering de nationale bank 'uitgevonden' heeft omdat het zijn eigen schulden niet meer kon aflossen. Het is nooit duidelijk gemaakt waar al die nieuwe fondsen vandaan blijven komen.
Voor de geschiedenis van België noteren we dat in 1822 Willem I van de Nederlanden de Algemeene Maatschappij oprichtte ter bevordering van de Volksvlijt, later beter bekend als de Société Générale. Zij verkreeg dezelfde opdracht in het zuiden als de Nederlandsche Bank had gekregen in het noorden, namelijk het verzorgen van de biljettenuitgifte en het land – lees, de industrie - van de nodige kredieten voorzien. Na de onafhankelijkheid werd in België bij de wet van 5 mei 1850 de Nationale Bank opgericht met als doel de biljettenuitgaven te uniformiseren en een einde te stellen aan het stelsel van veelvuldige uitgiften, een recht dat andere banken ook verkregen hadden. Over tijd zien we ook hier een uitbreiding van de machten. Andere belangrijke opdrachten die de bank van bij haar oprichting waarneemt, zijn de taak van rijk kassier en die van bank van de banken. Meer recent kwamen daar een aantal diensten van algemeen belang bij. Zo stelt zij de nationale economische statistieken op en verspreidt zij economische informatie. De Balanscentrale houdt de jaarrekeningen van de ondernemingen bij, de Centrale voor Krediet aan de Ondernemingen verzamelt de gegevens over de kredieten aan de ondernemingen en de Centrale voor Krediet aan de Particulieren beheert de gegevens over kredieten aan de particulieren. De Nationale Bank van België is een beursgenoteerd bedrijf waarvan de helft van de aandelen beschikbaar zijn voor investeerders en de andere helft aan e Belgische Staat toebehoord.
De Europese Centrale Bank (ECB) werd gecreëerd in 1998 ter opvolging van het Europese Monetair Instituut om de problemen rond de introductie van de euro als gemeenschappelijke munteenheid van de Europese Unie op te vangen. Elf lidstaten transfereerden hun monetair beleid en hun fondsen, die gebruikt worden als collateraal tegen dewelke het land geld kan lenen, naar de ECB. Nu zijn er in totaal 19 lidstaten. De Raad van Beheer is bevoegd om het financieel beleid voor de eurozone uit te stippelen, om monetaire objectieven vooruit te schuiven, rentevoet vast te leggen en de aanvoer van reserves binnen het eurosysteem uit te voeren. De ECB heeft een monopolie op het uitgeven van bankbiljetten in de eurozone en het bepaalt dus ook hoeveel geld er in omloop is. De ECB heeft de macht om bank licenties in te trekken en uit te reiken.
Enkele Conclusie
- Wanneer de inkomsten van een regering lager liggen dan hun uitgaven dan wordt er een nationale bank gecreëerd, wordt geld van privé investeerders bijeen gebracht om de nationale schuld te onderschrijven.
- Wanneer de nationale bank niet langer de terugbetalingen van die schuld in goud kan inlossen dan wordt er papiergeld gedrukt en de regering, wiens overleven afhangt van de nationale bank, verleent waarde aan het papiergeld.
- Wanneer het papiergeld niet langer de schuld van de bank kan dekken dan is een nieuwe injectie van privé geld aangewezen om de bank te redden en weer solvent te maken.
Er zijn twee belangrijke gedachten die nu bij me opkomen.
- Elke "reddingsoperatie" leidt onvermijdelijk naar meer schulden. Is niemand ooit op het gedacht gekomen om het hele systeem te veranderen naar eentje waarbij een land gaat leven binnen z'n eigen financiële mogelijkheden?
- Wie gooit er geld in een zwart gat? Wie heeft baat bij zulke scenario's? Wie doet zoiets?
Economie
Een economie omvat alle activiteiten in relatie tot productie, consumptie en handel in goederen en diensten in een bepaald gebied.
Vrije markt economie gaat over een vrije beweging volgens het principe van vraag en aanbod. Het is een economie waar consumenten en producenten bepalen wat er verkocht en geproduceerd wordt. Producenten zijn eigenaar van wat ze maken en bepalen hun eigen prijs, terwijl consumenten eigenaar zijn van wat ze kopen en bepalen wat het hen waard is.
Maar het principe van vraag en aanbod kan de prijzen nog al snel doen schommelen. Wanneer de consumentenvraag naar een bepaald product hoog is en dat gaat gepaard met een aanbodtekort dan stijgt de prijs van het product omdat de consument bereid is hier meer voor te betalen. Dit heeft tot gevolg dat er een verhoogde productie komt om de hogere vraag tegemoet te komen, want productie wordt gedreven door winst. Zo zien we dat er in de vrije markt economie een tendens aanwezig is om naar een natuurlijk evenwicht te evolueren. Wanneer de prijzen in een bepaalde sector van de industrie als gevolg van een hogere vraag stijgen dan verplaatsen geld en inspanning zich automatisch om dit tekort op te vullen.
Pure vrije markt economieën komen nog zelden voor aangezien er wel altijd ergens een tussenkomst is van de regering of een andere autoriteit. Wetgeving, publieke educatieve informatie, voordelen op gebied van belastingen of sociale zekerheid en andere maatregelen zorgen ervoor dat de overheid de gaten die in zo'n economisch systeem ontstaan snel opvult om het geheel een voorbestemde richting uit te sturen en om een evenwicht te kunnen handhaven. Evenwicht in economische termen betekent stabiliteit, iets dat niet snel verandert zoals bijvoorbeeld de veranderingen die optreden in een vrije markt economie, die hun natuurlijk evenwicht opzoeken. Vandaag de dag wordt de term 'vrije markt economie' gebruikt om aan te geven dat in 't algemeen de economie meer op vraag en aanbod gericht is maar wel onderhevig is aan manipulatie door ingrepen van de overheid.
Commando economie is afhankelijk van een centraal politiek agentschap dat de prijs en distributie van goederen bepaalt. Vraag en aanbod zijn hier geen natuurlijke krachten die zich in dit systeem kunnen uitspelen aangezien alles centraal gepland wordt.
De definitie van 'evenwicht' in deze materie gaat dan ook bepalen wat wij als goed of als slecht gaan bestempelen. Een strikt gecontroleerd regime waar de vraag en het aanbod onder controle staan van een overheid creëert 'onevenwicht', maar blijkbaar geldt hetzelfde voor een volledig open systeem waarin vraag en aanbod vrij op en neer bewegen. Sinds de industriële revolutie hebben we in toenemende mate de overheid zien ingrijpen in ons dagelijks leven met de bedoeling de economie onder controle te brengen. De prijs van voedingswaren moet worden geharmoniseerd. De productie van zonnepanelen wordt artificieel opgedreven door subsidies. Inmengingen zoals deze zijn bedoeld om de economie te 'stabiliseren' en om evenwicht te creëren. Tegelijkertijd heeft dat als resultaat dat mensen dingen gaan kopen en uiteindelijk gaan 'nodig hebben', dingen die geen noodzakelijkheid voor hen zijn. De economische activiteit van vandaag wordt grotendeels bepaald en gestuurd door overheden, niet door de vrije markt. Dus ik zou dat in alle eerlijkheid een commando economie noemen die als een vrije markt economische illusie ten tonele wordt opgevoerd.
Maar de andere vraag die we ons zouden mogen stellen is wie bij dit alles voordeel heeft.
De definitie in acht nemend moet dat blijkbaar iedereen zijn, en inderdaad de media bevestigt ook dat als de economie het goed doet wij er allemaal beter van worden. En dat is nu juist wat er nodig is om de wielen van de economie draaiende te houden: de uitgaven van consumenten! De goed gevoel factor!
De economie werkt als een eenvoudige machine waar simpele transacties plaatsvinden die op hun beurt drie belangrijke krachten van de economie aandrijven. Een transactie is een uitwisseling van geld (cash of krediet) voor goederen of diensten. Markten zijn het samenkomen van kopers en verkopers om zulke transacties te voltrekken. De grootste koper en verkoper in onze economie is de overheid, die nu in twee delen is opgesplitst. De regering int belastingen en spendeert geld en de Centrale Bank (de nationale bank) heeft controle over hoeveel geld en krediet (bepaalt de rentevoet) er in omloop is alsook heeft ze de mogelijkheid om nieuw geld te drukken. Krediet is de grootste speler in de economie omdat het de meest aanwezige en de meest explosieve component is. De geldlener ontvangt geld waardoor hij meer gaat uitgeven, hetgeen de economie stimuleert, en de kredietgever ontvangt meer geld wanneer de lening met interest wordt terug betaald. Alleen bij terugbetaling is de kredietverlener beter af!
In elke transactie geeft de koper geld aan de verkoper op basis van de waarde die aan het product gegeven wordt. Dus hoe harder de producent (de verkoper) werkt hoe meer hij kan verkopen en hoe beter af hij wordt. Dit geldt echter enkel wanneer de waarde van het product tijdens zijn arbeid niet verandert en pas onder die voorwaarde is de verkoper beter af!
Het is het gebruik van krediet dat leidt tot de economische cycli. Schulden laten ons toe om meer te consumeren dan we produceren wanneer we het geld krijgen, en dwingen ons om minder te consumeren dan we produceren wanneer we dat geld moeten terug betalen. Wanneer we krediet gebruiken lenen we eigenlijk van onze toekomst. Krediet wordt een slecht iets wanneer het overconsumptie financiert, iets dat niet meer terug betaalbaar is. Wanneer het niet meer kan terug betaald worden dan verliest de kredietverlener en aangezien de lener nu ook geen geld meer kan krijgen - die verliest zijn inkomen - daalt de verkoop van de producten. Het lijkt er sterk op dat niemand nu nog beter af is!
Laten we de korte term schuldcyclus eens van nabij bekijken. Wanneer mensen en maatschappijen elkaar geld lenen ontstaat er economische groei. Wanneer er meer geld wordt uitgegeven dan stijgen de prijzen. Wanneer de uitgaven en dus het inkomen sneller stijgt dan de productie van goederen zullen de prijzen ook stijgen. Op een bepaald punt in deze stijgingscurve zal de Centrale Bank de rentevoet verhogen, hetgeen het lenen van geld moeilijker maakt. Nu gaat het uitgeven afzwakken, waardoor de inkomens verlagen (de ene z'n uitgaven zijn de andere z'n inkomsten). Wanneer mensen minder spenderen dan gaan de prijzen naar beneden. Dan gaat de Centrale Bank de rentevoet weer verlagen. En zo draait de cirkel maar rondjes. Hou in de gaten dat het de lening is, het geven van krediet, dat de cyclus in beweging zet!
Maar er is nog een veel grotere impact als gevolg van het continue lenen van geld. Het gemakkelijk verkrijgen van veel geld stelt mensen ook in staat om grotere uitgaven te gaan financieren zoals woningen, auto's en exclusieve vakanties. De schuldenlast neemt toe tot op een punt waar het een mogelijk inkomen overstijgt. Nu worden mensen gedwongen om minder uit te geven, het inkomen daalt nog verder, en mensen vallen buiten de kredietmarkt. In tussentijd blijven de terugbetalingen maar stijgen hetgeen mensen er verder toe dwingt om nog minder uit te geven. Om de economie weer aan te zwengelen moet de groep meer spenderen. Het individu is niet langer bij machte om dit te doen en dus neemt de overheid over. De overheid spendeert meer geld om de economie te simuleren en spendeert nu zelf ook meer dan het verdient. Nu heeft de overheid nood aan meer krediet. Het zal proberen om de rijken meer te belasten om aan de armen te geven, maar uiteindelijk zal dit conflict geen oplossing brengen en kan de overheid niet anders dan meer geld drukken. Maar meer geld drukken gaat in dit geval niet leiden tot hogere prijzen en meer inkomen, want er is nog steeds minder krediet aanwezig in de economie. En daar knijpt het schoentje nu juist! Wanneer het gemakkelijk is om aan geld te geraken dan lenen we meer en meer geld drukken zorgt ervoor dat er meer geld op de markt aanwezig is. Alleen wordt dit geld voornamelijk gebruikt om de lasten van niet-betaalde leningen te verlichten en dus gaat dit geld niet terug in de economie door meer goederen te kopen. Het geld vloeit naar de schuldeisers. Nu zijn enkel de kredietverleners, niet de lener of de economie, beter af!
Nu keren we terug naar de originele vraag van "waarom meer uitgeven dan je feitelijk hebt?"
Ik kan begrijpen waarom het goed is voor de productiviteit en de economie als ik me vandaag dingen kan aanschaffen en morgen pas moet betalen. Het probleem ligt in de afbetaling en mijn mogelijkheden om dat morgen ook effectief te doen. Als ik er zeker van kan zijn dat mijn financiële situatie morgen nog steeds zo is als vandaag dan zou ik in staat moeten geacht worden om die inschatting correct te maken. Maar kosten variëren zo snel en enorm buiten mijn controle en de productie verandert ook buiten mijn controle, dat het nu voor mij onmogelijk wordt om mijn financiële toestand van morgen correct in te schatten. Ik zou mijn heel inkomen morgen weleens kwijt kunnen zijn. En wie is er verantwoordelijk voor die fluctuaties? Andere mensen en hun koopgedrag, dat gedreven en gestuurd wordt door een aantal overheden, advies van experten en reclame. De conclusie moet dan wel zijn dat deze cycli zullen blijven bestaan zolang wij vasthouden aan de mantra dat "de levensstandaard van de mensen zal omhoog gaan (lees: gezondheid en geluk) door economische groei". De waarheid is natuurlijk dat het een herhaalde boom en bust cyclus is die begint bij het verlenen van krediet.
Het gedrag van mensen aanzwengelen en daarna temperen, hen zich rijk laten voelen en dan arm laten voelen, lijkt wel een nationale sport geworden te zijn. Of nog beter, een internationale sport! Eens temeer, waarom? Wie heeft er voordeel bij?
Wie in staat is om regio's en mensen massaal in een bepaalde richting te manoeuvreren zal in staat zijn om de rijkdom en de armoede in tijd en ruimte vóór te zijn. Wie de macht heeft om te bepalen waar en wanneer er geld wordt ingepompt, om verschillende overheidsinstanties van geld te voorzien, om regeringen te kunnen overtuigen van wat het beste is, die kan het resultaat in tijd en ruimte voorspellen. Want het is altijd zo dat wanneer we financieel aan de grond zitten we gaan praten met iemand die meer geld heeft dan wijzelf. Met andere woorden, er is wel altijd een hogere financiële kracht, ver boven waar wij ons bevinden.
En er is nog meer
Terwijl de tweede Wereldoorlog nog volop aan de gang was in Europa in juli 1944 nodigde de Verenigde Staten delegaties van 44 landen uit in het kleine skiresort van Bretton Woods. Officieel was de doelstelling van de conferentie om de basisgegevens uit te werken van de economische orde in de naoorlogse periode en om de hoekstenen neer te leggen van een systeem dat de wereldeconomie zou stabiliseren en dat zou voorkomen dat men nog ooit in een gelijkaardige situatie zou belanden die men meegemaakt had in de tussenoorlogse periode. Aan de conferentie gingen verscheidene jaren vooraf van geheime onderhandelingen tussen de Amerikanen en de Britten over plannen om een nieuwe monetaire wereldorde neer te zetten. Al snel werd het duidelijk dat de excessieve oorlogsuitgaven de Britse positie enorm verzwakt hadden, waar dat land in feite nu gereduceerd was tot de grootste schuldenaar en eigenlijk aan de afgrond van het faillissement stond. De uitgesproken winnaar van de tweede Wereldoorlog was, zonder enige twijfel, de Verenigde Staten. Het was nu de grootste internationale kredietverlener, bezat bijna twee derde van de wereldgoudreserves en het beheerde de helft van alle wereldwijde industriële productie. Al dit leidde tot de aanvaarding van het plan dat voorgesteld werd door de economist Harry Dexter White, de leider van de VS delegatie en het Internationale Monetair Fonds was geboren.
De Amerikaanse dollar zou het centrum van deze operatie worden en zou vastgekluisterd worden aan alle andere munteenheden door een gefixeerde wisselkoers, terwijl de relatie tot goud werd vastgelegd op $35 per 28,35g (één ons) fijn goud. Het plan werd nog aangevuld met de eisen van de VS voor het opzetten van verschillende internationale organisaties die het nieuwe systeem zouden moeten evalueren en verstevigen door het verstrekken van leningen aan landen die in de problemen kwamen met terugbetalingen. De link tussen de dollar en het goud samen met de gefixeerde wisselkoersen zorgde gedeeltelijk voor een herintroductie van de goudstandaard en door het vastkoppelen van alle wisselkoersen aan de koers van de dollar werden al de deelnemende landen het recht ontzegd om hun eigen monetaire aanpassingen te kunnen uitvoeren voor het beschermen van de plaatselijke industrie.
De verdeling van het stemrecht voor de vooropgestelde organisatie was ook ver verwijderd van democratische waarden. Lidstaten kregen stemrechten gebaseerd op de bijdragen die ze leverden, niet op basis van de grootte van hun populatie. Dit betekende dat Washington, aangezien ze veruit financieel superieur waren zich de absolute controle kon toe-eigenen over alle beslissingen. De VS eiste voor zichzelf ook het recht op om permanent geïnformeerd te worden over de financiële en economische condities van alle lidstaten. Op 27 december 1945 tekenden 29 regeringen het akkoord.
De regels voor het lidmaatschap van het Internationaal Monetair Fonds waren eenvoudig. Landen die een aanvraag indienden moesten hun boekhouding openen en werden ernstig onder de loep genomen en geëvalueerd. Op aanvaarding moesten ze een bepaalde hoeveelheid aan goud deponeren en hun financiële bijdrage betalen in hun eigen munteenheid, gebaseerd op hun economische waarde als een land. Dus werden goudreserves, de openbare financiën en de zekerheid van een onafhankelijk land overgedragen in privé handen. In ruil daarvoor hadden deze landen de zekerheid dat wanneer ze in financiële problemen zouden geraken ze recht hadden op een krediet ter waarde van hun eigen contributie, met de rentevoet bepaald door het IMF, en de contractueel verzegelde obligatie van het vereffenen van hun schuld bij het IMF vóór elke andere schuld. Dus, ten tijde van moeilijkheden werd hen gegarandeerd dat ze geld kunnen krijgen, zoveel als ze zelf hebben neergelegd. Met andere woorden, ten tijde van moeilijkheden kan je je eigen geld terugkrijgen – en betaal je interest op die lening!
Het IMF wordt bestuurd door een Raad van Beheer waarin twaalf uitvoerend directeuren zetelen. Zeven hiervan zijn verkozen door de lidstaten van het IMF en vijf worden aangesteld door de grootste landen met de VS op kop. Van bij de aanhef is het IMF een instelling geweest die in het leven geroepen is door, gecontroleerd wordt door en voorziet in de noden van de Verenigde Staten om een nieuwe supermacht van wereldwijde economische dominantie te creëren. Maar men is zelfs nog verder gegaan. Door het invoeren van zogenaamde ‘stand-by overeenkomsten’ werd het principe van de conditionaliteit toegevoegd aan het IMF. Het verstrekken van leningen werd nu ondergeschikt aan de condities die veel verder gingen dan de richtlijnen van de terugbetalingstermijn van de lening en de aanvaarde rentevoet. Wanneer een land geld leent bij het IMF dan verbindt de regering zich ertoe om zijn economische maatregelen aan te passen met het oog op het overwinnen van de problemen die geleid hebben tot het vragen om hulp. Vanaf 1958 zijn de regeringen van schuldenaar landen verplicht om ‘documenten van intentie’ op te stellen waarin ze uitdrukkelijk aangeven dat ze bereid zijn ‘redelijke inspanningen’ te leveren om hun financiële onevenwicht te herstellen. En dan gaat het IMF nog een stap verder door de leningen te verdelen over verschillende schijven, verschillende fasen, waardoor een totale ondergeschiktheid ontstaat van het land met de schuld voor zolang er ook maar een schijfje schuld niet is afgelost, hetgeen in de praktijk dus een voor altijd situatie creëert.
Het IMF staat er op dat overeenkomsten tussen het IMF en de schuldenaar niet mogen aanzien worden als internationale verdragen, waardoor ze geen parlementaire instemming nodig hebben. Hierdoor wordt de enig mogelijke controle door verkozen vertegenwoordigers van het volk van tafel geveegd. En tot slot, het IMF schrijft voor dat alle overeenkomsten met het IMF niet bestemd zijn voor het grote publiek en dus moeten ze als beschermde informatie behandeld worden, moeten ze dus geheim gehouden worden. Neem even nota van het feit dat de financiën van een land die eigenlijk gaan over publieke fondsen nu buiten het publieke domein belanden.
Sinds 1956 worden er regelmatige maandelijkse vergaderingen gehouden tussen vertegenwoordigers van het IMF, kredietverleners en schuldenaren, waar een resem heel erg belangrijke beslissingen genomen worden zonder medeweten van het parlement en verborgen voor de ogen van het publiek. Op de golf van onafhankelijkheidsverklaringen door Afrikaanse staten aan het begin van de jaren 60 nam het IMF vol voordeel uit de kreupele financiële situatie van deze geplunderde landen en bood hen hun hulp aan als crediteur. Aangezien een lening betekende dat het land lid moest worden van het IMF zien we dat in heel korte tijd er meer dan 40 landen tekenden. De invloed die het IMF kon uitoefenen op de politiek in Afrika nam op een paar jaar tijd met rasse schreden toe.
Maar het tij stond op keren. In 1971, voor het eerst in zijn geschiedenis, keek de VS tegen een deficit aan. Tegelijkertijd werd het onevenwicht tussen de wereldvoorraad in dollars en de VS goudreserves zo massief groot dat de dollar moest gedevalueerd worden tegenover andere munteenheden. Op 15 augustus 1971 verbrak president Nixon de link tussen het goud en de dollar. In maart 1973 werd een systeem van flexibele wisselkoersen uitgedokterd door de G10 (de top 10 industriële landen) die door de centrale banken moeten ingevoerd worden. Deze beslissing werd genomen zonder ook maar één land buiten de G10 te consulteren. Eigenlijk betekende de afschaffing van de vastgestelde wisselkoersen het einde van de kerntaak voor het IMF. Het enige andere wat er nog overschoot was de rol van aanbesteder die waakte over de toezegging van fondsen en de condities die daaraan verbonden waren. Ze hadden nog steeds alle recht om de boekhouding van de applicatielanden te inspecteren en directe invloed uit te oefenen op politieke beslissingen.
De oliecrisis van midden de zeventiger jaren, gecombineerd met een wereldwijde economische recessie, smeekte om enorme leningen van banken en van het IMF voor landen over de hele wereld. Ze gaven er niets om waar het geld naar toe ging of hoe het gebruikt werd zolang de betalingen van de interesten maar op tijd gebeurden. Deze situatie veranderde wanneer de voorzitter van de VS Federale Reserve in 1979 de basisrente met 300% verhoogde met de bedoeling de inflatie onder controle te krijgen. De Verenigde Staten zakten weg in een nieuwe recessie en de schuldenlast van de ontwikkelingslanden aan het begin van 1980 bedroeg zo’n slordige $567 miljard. Een wanbetaling van die magnitude zou voor vele Westerse banken het einde hebben betekent en moest dus ten koste van alles vermeden worden. Het IMF werd de crediteur van de laatste kans! Het Fonds nam voordeel uit hun ongeëvenaarde monopolie positie en ze ankerden harde maatregelen vast aan de leningen.
Verdere Conclusies
ü Wanneer regeringen niet meer in staat zijn om hun schulden af te lossen vinden ze wel altijd een geldbron om de schulden te dekken. Ergens heeft iemand wel meer geld dan de regering!
ü Eens de landen hun eigen overheidsschuld niet meer kunnen dekken en ze hun betrouwbaarheid als schuldenaar van privé gelden verloren hebben dan slaan ze de handen in mekaar en leggen hun reserves allemaal bijeen.
ü Dit fonds, dat beheerd wordt door privé handen en verstoken is van democratische principes, wordt gestuurd door de grootste bijdrager die de regels zelf bepaalt. Dit fonds verankert de lening aan condities die het fonds toelaten om politieke maatregelen te eisen van de lidstaten, verborgen voor het parlement in elk land.
Het zou nu toch wel duidelijk moeten zijn dat verklaren dat economische groei goed is voor iedereen is slechts een halve waarheid. De economie loopt volgens boom en bust cycli, die voor tijden van zware beproevingen en ellende zorgen bij zeer veel mensen. De reden hiervoor is simpelweg dat de economische groei een artificieel evenement is, in gang gestoken door niets minder dan krediet. Mensen meer geld geven dan ze eigenlijk bezitten staat hen toe om meer geld uit te geven hetgeen tot meer productie leidt. Iedereen blij. Maar na een korte tijd gaan mensen hun afbetalingen niet meer kunnen nakomen en de economie gaat in recessie. Iedereen lijdt.
Laten we nu het beeld wat uitvergroten. Wanneer mensen arm zijn en de productie laag is dan injecteert de overheid meer geld in het systeem, krijgt de mens geld om meer mee te kunnen kopen om zo de economie weer aan te zwengelen. Mooi zo. Iedereen blij. Maar nu heeft de regering geld tekort en moet het geld gaan lenen dat het niet kan terug betalen. Waar ze ook het geld vandaan gehaald hebben, andere landen of andere superrijken (privé geld), nu geraken deze na verloop van tijd in de problemen terwijl de regering, tenminste voor nu, uit de nood is. Uiteindelijk komt er een kredietverlener op de proppen die bereid is om ‘alles’ te dekken op voorwaarde dat de geldschieter de macht krijgt om ervoor te zorgen dat de betaling van interesten altijd op tijd zullen gebeuren. Nu heb je je land verkocht en overgedragen aan private handen!
Het andere vergif dat zich in onze maatschappij genesteld heeft, bijna ongemerkt, is de vereniging met beperkte aansprakelijkheid. Dit behoedt de dader voor het moeten aanvaarden van verantwoordelijkheid voor zijn acties. Wanneer een maatschappij een wettelijk persoon wordt maar geen enkele persoon die maatschappij eigenlijk is dan kan de beheerder van zo’n maatschappij in feite doen wat hij wil. Wanneer het dan vreselijk fout loopt en hij laat een berg schulden achter en gebroken beloften dan verdwijnt de maatschappij zonder dat er compensatie is voor de aangerichte schade. De persoon wandelt als vrij mens weg en kan, in feite, hetzelfde herhalen. De verbinding tussen enerzijds onze woorden en daden en anderzijds de verantwoordelijkheid voor die woorden en daden mag eigenlijk nooit verbroken worden. Van het moment dat we iemand niet ter verantwoording kunnen roepen verliezen we de macht om ergens een halt aan toe te roepen. Genoeg is genoeg betekent enkel maar iets als het mogelijk is om tussen te komen en te stoppen wat er aan het gebeuren is, maar als niemand gedwongen kan worden om verantwoordelijkheid te nemen dan ben je ontwapend in je zucht naar eerlijkheid.
Wat geen enkele bank of banksysteem heeft klaar gekregen werd bereikt door het IMF. Geld lenen onder strikte voorwaarden waarbij de schuldenaar zijn soevereiniteit overhandigt betekent letterlijk tot hier en niet verder. Nu is de kredietverlener de baas over de acties en het leven van de schuldenaar. Eenvoudig voorgesteld worden er nu wereldwijd 189 landen geregeerd door het IMF en worden ze gegijzeld door de crediteur van de laatste kans.
Als je niet in een maatschappij wenst te leven gebaseerd op dit model dan zal je het moeten aftrappen en je eigen maatschappij beginnen. Mag ik dan suggereren dat je de volgende twee systemen ver weg houdt bij de manier waarop je wilt leven:
- Geen krediet dat verder reikt dan “ik moet nog een zak tomaten van je”.
- Verantwoording – iedereen is persoonlijk verantwoordelijk voor zijn/haar gedrag.
Maart 2020