Over de Oorsprong der Soorten
Dr. Patrick Quanten
De schepping is zo’n geweldig iets dat de kleine menselijke geest en de zelfs nog nietigere begripscapaciteiten van de mens enorm tekort schieten om alles te overzien, laat staan alles juist te klasseren, al datgene wat als materie bestaat in de schepping. Het lijkt niet alleen een onmogelijke taak om alle plantensoorten te kennen en te klasseren, laat staan een juist inzicht te krijgen in de organisatie van het dierenrijk. We kunnen zelfs niet beweren dat we alle soorten kennen, hoe kunnen we dan zeker zijn dat als we ze benoemen en nummeren, we dit op de juiste manier doen. Om het voor de mens mogelijk te maken om de kennis te begrijpen en door te geven, moet hetgeen waargenomen wordt gecatalogeerd op een “logische” manier, zodanig dat alles wat we weten en alles wat we niet weten samen past.
Het begint natuurlijk allemaal met het begrijpen van de schepping zelf om te kunnen begrijpen wat er eerst was, wat bij wat hoort, welke kenmerken verbinden en welke scheiden. Het is vanuit dit begrip van het scheppingsproces dat Darwin de theorie over de oorsprong van de soorten ontwikkelde. Uit uitgebreide geschriften gedurende vele jaren weten we nu dat er ernstige gaten zijn in de verklaring van alles wat waargenomen wordt met betrekking tot het leven van dieren. Sommige van de dingen die gesuggereerd worden er te zijn kunnen niet gevonden worden. Het is daarom een logische stap voor ons om onze eigen visie op het universum, het ontstaan en de werking ervan, met betrekking tot het classificeren van het dierenrijk te testen afgaande op de manier waarop het grote aantal verschillende soorten gezien kan worden.
Vanuit eerder gepubliceerd onderzoek over de oorsprong van ons universum en de energetische structuur die hieronder ligt, hebben we een code vastgesteld voor de schepping (zie “De Code van de Schepping” op www.actiefleven.be). We hebben deze code in verband gebracht met de materialisatie van zichtbaar licht en met de kleuren waaruit dit licht is samengesteld. Door deze verbanden weten we nu welk soort van energie uitgedrukt wordt op welke dag van de schepping en wat de energetische samenstelling is van elk van deze dagen of lagen.
We weten, bijvoorbeeld, dat de code van de schepping geschreven kan worden als 1-4-6-2-5-7-3, waarbij dit alles is gebeurd als een manifestatie van de 3’ energie, die het zaad is van ons universum, het “Lichtuniversum”. Elke dag vertegenwoordigt een bepaalde soort energie, uitgedrukt in een specifieke soort materie.
De eerste dag: energielaag 1 (kleur: rood, inhoud: vorm) – hemel en aarde
De tweede dag: energielaag 4 (kleur: groen, inhoud: evenwicht) – water en land
De derde dag: energielaag 6 (kleur: indigo, inhoud: bewustzijn) - planten
De vierde dag: energielaag 2 (kleur: oranje, inhoud: beweging) – eieren leggende dieren
De vijfde dag: energielaag 5 (kleur: blauw, inhoud: communicatie) – zoogdieren
De zesde dag: energielaag 7 (kleur: violet, inhoud: kennis) – menselijke wezens
De zevende dag: energielaag 3 (kleur: geel, inhoud: kracht/emotie)
Via onze verdere studie zijn we in staat geweest om de zeven energiecentra, van waaruit materie rechtstreeks ontstaat, te plaatsen op bekende posities ten opzichte van elkaar. Hiervoor gebruikten we de goed beschreven chakra-posities bij de mens en berekenden de exacte plaatsen met betrekking tot de totale afstand vanaf de kruin tot de bekkenbodem. Dit stelt ons in staat om de samenstelling van elk van deze energielagen, in termen van de verdeling die elk van de energiecentra heeft naar al de andere lagen, te bepalen.
Door het trekken van concentrische cirkels met beurtelings elk van de energiecentra als het middelpunt, wat de uitdeining van de golven voorstelt die zij uitzenden, kunnen we zien welk het centrum is dat het eerste, het tweede enz. bereikt wordt. Door gebruik te maken van de Gulden Snede weten we dat de bijdrage van het grootste deel, het centrum dat eerst wordt bereikt, 39,55% is, gevolgd door 24,45%, dan 15,11%, dan 9,34%, dan 5,77%, dan 3,57% en tot slot 2,20%. Nu kunnen we de samenstelling van elk van deze lagen lezen en de bijdrage die elk van de energiecentra levert aan elk van de lagen of andersom, hoeveel elk energiecentra bijdraagt aan elk van de andere centra, door de zeven lagen van de schepping als volgt te “coderen”. Vanuit punt 1 bereiken we eerst punt 3, dan punt 4, 6 enz. Vanuit punt 4 bereiken we eerst punt 6, dan 1 enzovoorts, gewoon door de afstanden te meten.
De code voor 1 is 1-3-4-6-2-5-7. Dit vertegenwoordigt de schepping van hemel en aarde, energiegolf en materie. Dit is waar alle schepping in dit universum begint.
De code voor 4 is 4-6-1-2-3-5-7. Dit vertegenwoordigt de schepping van water en land. Hier wordt “echte” materie verder verdeeld in water en zand. Lucht blijft over als de gasachtige condensatie van de meest primitieve manifestatie van een golf.
De code voor 6 geeft ons twee evenwaardige mogelijkheden, 6-4-2-1-5-7-3 (noem dit 6A) en 6-4-2-1-5-3-7 (noem dit 6B). Dit vertegenwoordigt het plantenleven. Planten kunnen zich ontwikkelen in het water maar ook op het land, wat eigenlijk in de lucht is omdat planten hun wortels in de aarde hebben maar ze leven ofwel in water of in lucht. Sommige planten drijven vrij in het water en sommige hebben drijvende wortels, maar deze zijn in de minderheid vooral wanneer lucht het leefmedium is. Aangezien de plantmaterie de neiging heeft zeer zwaar te zijn vergeleken met lucht, is het hierdoor moeilijk om de wortels in ophanging, weg van de grond, te houden.
De schepping van planten heeft betrekking op twee verschillende en gelijkaardige routes die de energieën kunnen volgen (6A en 6B). Wat zou dit kunnen betekenen in termen van de gecreëerde materie? Wel, het verschil tussen de twee mogelijke paden ligt in de laatste twee, en hierdoor minder invloedrijke, lagen van bijdrage. Dit betekent dat de twee routes in feite zeer gelijkaardig zijn in hun materiële uitdrukking, maar ze verschillen in de details. Wat kunnen deze details met zich meebrengen? Het gaat over de positionering van energie-invoer 7 en 3. Zeven gaat over kennis en drie over kracht. Laag zeven manifesteert in materiële vorm als het zenuwstelsel en laag drie als het zaad. De kracht van voortplanting ligt in 3, maar enkel wanneer 3 het kleinste deel binnen een laag is; het moet als laatste geplaatst zijn in de code van die specifieke laag. De twee eerste lagen van de schepping eindigden in 7, dit heeft niet het energiegehalte voor zaad en hierdoor kunnen deze materialen zich niet voortplanten. Het universum kan nieuw water produceren, maar water zelf kan zich niet voortplanten! In code 6, planten, is de helft van de materiële uitdrukking van de plant in staat om zichzelf, de plant, te regenereren: 6A eindigt op 3, het zaad. In een plant wordt het zaad vertegenwoordigt door de bloemen en vruchten, die we aan de bovenkant van de plant vinden. De wortels zien gelijkaardig uit als de top van de plant. De plant en de wortels van de plant zijn zeer gelijkaardig gestructureerd wanneer we de takken boven de grond vergelijken met de extensies van de wortels onder de grond, maar de wortels dragen geen bloemen en produceren geen zaad (energiecode eindigt op 7).
Van hieraf voorwaarts in de ontwikkeling van het universum zal de verdeling tussen de twee mogelijke paden van energie 6 verantwoordelijk zijn voor de verschillen tussen top en bodem - hoofd en staart - van de gecreëerde soorten, aangezien energie 6 zich manifesteert in alle lagen van de schepping, al is dat dan in verschillende sterkte van bijdrage. In de volgende laag is het goed vertegenwoordigd.
De code voor 2 geeft ons vier mogelijke paden:
2-6-5--4-7-1-3, wat we 2A noemen
2-6-5-7-4-1-3, wat we 2B noemen
2-5-6-4-7-1-3, wat we 2C noemen
2-5-6-7-4-1-3, wat we 2D noemen
We merken op dat de energieën 5 en 6 uitgewisseld kunnen worden, evenals de energieën 7 en 4. Deze laag vertegenwoordigt de schepping van eierenleggende dieren, zoals vissen, vogels, reptielen, amfibieën, maar ook insecten, wormen, kwallen, schaaldieren, enzovoort. Deze dieren ontwikkelen zich in water en op het land (in lucht) volgend op de ontwikkeling van de vorige laag in beide omgevingen: grond-water en grond-lucht. Hoe kan deze mengelmoes geklasseerd worden zodat we zeker kunnen zijn dat alle bekende en onbekende soorten een plaats zullen hebben op de evolutionaire boom?
Hoe kan deze mengelmoes geklasseerd worden zodat we zeker kunnen zijn dat alle bekende en onbekende soorten een plaats zullen hebben op de evolutionaire boom?
Ten eerste is er een grote impact, resulterend in een groot verschil in de materiële uitdrukking van de manier waarop het dier is gebouwd, tussen de posities van energie 5 en 6. Vijf vertegenwoordigt communicatie en zes bewustzijn, wat in het universum het plantenleven is. In termen van weefselvorming (zie: “De Code van Materie en Geest”) creëert energie 5 bot en energie 6 spier. In 2C en 2D is energie 5 meer prominent vertegenwoordigd dan 6. Dit betekent dat we een meer prominente plaats voor botstructuur zullen aantreffen bij deze dieren. Deze zijn bij ons bekend als de gewervelde dieren (ze hebben een wervelkolom), daar waar 2A en 2B de ongewervelde dieren vertegenwoordigen (zonder wervelkolomstructuur).
Er is in mindere mate een impact door het verkiezen van energie 7 boven 4, of andersom. Zeven vertegenwoordigt kennis en vier is evenwicht. In weefseltermen levert 7 het zenuwstelsel en 4 staat voor bloed. Wanneer we het zenuwstelsel van eierenleggende dieren bestuderen dan vinden we zeer eenvoudige systemen met een zenuwstelsel dat enkel bestaat uit ganglia en zenuwverbindingen; meestal één lijn aan de achterkant van het dier en één aan de voorkant. Bij meer gesofisticeerde dieren zien we een zenuwstelsel waar één deel meer compact en afgescheiden is doordat verschillende ganglia op één plaats samenkomen, meestal het hoofd. Dit is het begin van wat wij een centraal zenuwstelsel noemen (hersenen), wat anatomisch verschilt van het perifere zenuwstelsel. Dus, in beide categorieën, gewervelde (5 voor 6) en ongewervelde (6 voor 5) dieren, vinden we dieren met een primitief perifeer zenuwstelsel (4 voor 7) en anderen met zowel een centraal zenuwstelsel als een perifeer zenuwstelsel (7 voor 4).
Aangezien alles voortdurend in evolutie is, kunnen we duidelijk stellen dat alle dieren die bestaan hebben in één van deze vier categorieën kunnen geklasseerd worden:
- Ongewervelde met een primitief zenuwstelsel (2A)
- Ongewervelde met een centraal zenuwstelsel (2B)
- Gewervelde met een primitief zenuwstelsel (2C)
- Gewervelde met een centraal zenuwstelsel (2D)
Het is tegenwoordig duidelijk dat de meeste ongewervelde dieren die we kennen in de categorie met een primitief zenuwstelsel vallen en de meeste gewervelde dieren een centraal zenuwstelsel hebben. In energetische termen betekent dit dat wanneer we pad 6 verkiezen boven pad 5, we waarschijnlijk ook 4 boven 7 verkiezen. Hieruit volgt dat wanneer we beginnen met 5 boven 6, we waarschijnlijk 7 boven 4 verkiezen. Eén reeks houdt alle fysieke ontwikkelingen zeer eenvoudig, de andere laat een meer ingewikkelde ontwikkeling toe. Het interessante is dat de twee andere lijnen van ontwikkelingen ook aangetroffen worden, maar de meeste van deze diersoorten zijn al uitgestorven ten gevolge van de moeilijkheid om meer gesofisticeerde structuren in evenwicht te houden binnen een primitief kader, of ten gevolge van de stagnatie in een primitieve ontwikkelingsfase binnen een breed kader vol met potentieel.
Eens energie 2 deze vier mogelijke paden heeft uitgedrukt, zal ze ook deze vier richtingen tonen in de volgende lagen, zoals de ontwikkeling van de zoogdieren en de mensen. Het eerste verschil is de keuze tussen 5 en 6, tussen bot en spier. Als we kijken naar de bouw van een typisch zoogdier en de bouw van de mens, dan merken we dat de rugkant veel compacter is dan de voorkant. De meeste botstructuur, waaronder de wervelkolom, komt voor in de rugkant. Hierdoor is de voorkant van het lichaam een uitdrukking van energie 6 en de rugkant komt van 5. Energie 6 staat ook voor bewustzijn en, natuurlijk, werken onze zintuigen grotendeels vanaf de voorkant van het lichaam, terwijl wij, maar dit is duidelijker bij zoogdieren, communiceren via de vorm die we geven aan onze rug. Katten en honden krommen hun rug wanneer ze boos zijn, wanneer ze klaar zijn om aan te vallen, terwijl ze hun rug uithollen van puur genot en extase. We hebben al gehoord over "lichaamstaal" of hoe we uitdrukken wat we voelen via de vorm die we geven aan ons lichaam. Het verschil tussen 7 en 4 vinden we ook uitgedrukt in de materie. Energie 7 maakt het zenuwstelsel en energie 4 het bloed. Het hart ligt aan de linkerkant van het lichaam als uitdrukking van 4, hetgeen de rechterkant de uitdrukking van 7 laat zijn. Als we weten dat 7 kennis vertegenwoordigt en 4 evenwicht en we weten dat oude Oosterse wijsheden verklaren dat de linkerkant van het lichaam de leraar vertegenwoordigt en de rechterkant de student, dan moet de linkerkant van het lichaam een uitdrukking zijn van een andere energie dan de rechterkant. Wijsheid, de kennis van het Oosten, is eigenlijk een voortdurend evenwicht, hetgeen energie 4 is, en vertegenwoordigd wordt in ons lichaam door de linkerkant. Leren om wijs te worden doen we door kennis te vergaren, energie 7, en die drukt zich uit aan de rechterkant van ons lichaam.
De code voor 5 is 5-7-2-6-4-1-3, dit vertegenwoordigt de schepping van het zoogdier. Denk eraan dat de verschillen die zich ontwikkelden in vorige lagen hier ook zullen uitgedrukt worden. Dus, de verschillende splitsingen in energieën 6 en 2 zullen, enigszins, ook uitgedrukt worden in deze ontwikkelingen. Dit is verantwoordelijk voor de driedimensionale lichamen met de typische verschillen tussen voor- en rugkant, links en rechts en hoofd en staart. Maar de lay-out van het zoogdier, de blauwdruk zelf, is eenvoudig en dit betekent dat er minder lichaamsverschillen zullen zijn tussen de verschillende soorten dan er in de vorige laag van eieren leggende dieren is.
Ook hier zullen zoogdieren zich ontwikkelen in het water en op het land. Aangezien de structuur van zoogdieren in principe zwaarder is, zal het moeilijker worden om te blijven leven in waterige omstandigheden. Verder zorgt de ontwikkeling voor een meer efficiënt mechanisme voor energieopname, ademhaling, waardoor de lichtere materie omgezet wordt in verbrandbare energie en omdat in het water lucht (zuurstof) minder beschikbaar is hebben “waterzoogdieren” ook behoefte aan een bepaalde hoeveelheid lucht. Hierdoor zal het alleen maar mogelijk zijn om een beperkt type van op water gebaseerd zoogdier te creëren.
De code voor 7 is 7-5-2-6-4-1-3, dit vertegenwoordigt de schepping van de mens. Je kan zien dat er zeer weinig energetisch verschil is tussen de blauwdruk van zoogdieren en die van mensen. Ze lijken erg op elkaar en werken op een vergelijkbare manier.
Hier kan de ontwikkeling in het water niet langer ondersteund worden omdat het lucht-brandstof-systeem nu de belangrijkste energiebron is geworden in plaats van het spijsverteringsstelsel. Dit betekent, sorry dat ik dit moet zeggen, dat meerminnen een fantasie zijn, alhoewel ze een redelijke fantasie zijn! Energetisch bestaan mensen wel in het water, maar het uitdrukken van die energie in een fysieke vorm die we herkennen als een mens is niet mogelijk.
Door het volgen van eenvoudige energielijnen en te erkennen voor welke energetische informatie ze staan, geeft ons een eenvoudig inzicht in de ontwikkeling van alle levend materiaal op deze planeet en in ons universum. Alles wat we al weten past in dit kader en alles wat nog ontdekt moet worden kan op specifieke plaatsen gevonden worden die aangeduid worden door afleidingen gemaakt uit het volgen van deze lijnen. Als we levende dingen op deze manier categoriseren dan stelt dit ons in staat om de onderlinge overeenkomsten en verschillen waar te nemen en te verklaren. Op deze manier kunnen we meer leren over de structuur van ons universum en kunnen we echt beginnen te begrijpen hoe andere gebieden van het universum eruit zullen zien, wat er wel en niet zal zijn. Eens het kader opgesteld is, kunnen mensen zich bezig houden met de verschillende plekken op te vullen volgens de specifieke uitdrukking van de energetische codes. De wereld, de schepping zelf, zal een herkenbare plek worden. We zullen onmiddellijk het gedrag van planten en dieren begrijpen volgens hun plaats in het rooster.
Op een veel kleinere schaal kan je gaan genieten van het zoeken naar de energielijnen in jouw eigen wereld en je zal in staat zijn de menselijke ontwikkeling te begrijpen, als individuen zowel als maatschappijen. Je zal niet langer moeten oordelen over gebeurtenissen vanuit een enkelvoudig gezichtspunt, maar je zal in staat zijn de echte relevantie van alles dat gebeurt te begrijpen. Bevrijd jezelf uit de cirkel van “goed en kwaad”, van “rechtvaardig en onrechtvaardig”, van het gevecht tussen hoofd en hart, logica en intuïtie. Het is de vrijheid van deze dingen die door de Aziaten Nirvana werd genoemd en door Boeddha verlichting.
Mei 2013
Bijgewerkt Maart 2016