Polio: Het Virus en het Vaccin
Een speciaal rapport door Janine Roberts
Tegenwoordig heerst er een zelden vernoemde epidemie in de wereld, eentje die kinderen kreupel maakt in meer dan 100 landen. In extreme gevallen begint de ziekte met koorts, gevolgd door braken, delirium en zich verspreidende pijn. Binnen enkele dagen na de infectie functioneren de motorische zenuwcellen in de wervelkolom van de slachtoffers niet meer correct. De pijn wordt erger terwijl de ledematen van de slachtoffers verlamd geraken. In de ergste gevallen is de borst ook verlamd, waardoor ze niet meer kunnen ademen. Zelfs wanneer de kinderen herstellen komt de ziekte later in hun leven vaak terug. De gezondheidsautoriteiten zeggen dat er geen genezing voor bestaat. Het aantal gevallen is gestegen met meer dan 250% wereldwijd tussen 1996 en 2003. Het is een ziekte met een lange geschiedenis en vele namen. De officiële naam voor deze aandoening is nu 'Acute Verslappings Verlamming', maar ooit stond het bekend als 'Kinderverlamming' / 'Poliomyelitis (Polio afgekort)'. Sommige mensen noemden het 'De Verminker'.
Polio is een verwoestende ziekte; de voorkeurmethode om het te bestrijden is vaccinatie. Maar er bestaat een massa historisch bewijsmateriaal dat het niet door een virus veroorzaakt wordt, maar door vervuiling van de industriële en de landbouw.
Een schot in het duister
Tijdens de eerste helft van de twintigste eeuw schoot kinderverlamming de hoogte in zoals een bosbrand, het verplaatste zich van plaats naar plaats, tastte grote aantallen kinderen aan, maar enkel en alleen in het geïndustrialiseerde Westen. Vóór deze uitbraken werden slechts weinigen aangetast en werd het vaak 'Verlamming' genoemd. In de 19de eeuw kreeg het van wetenschappers de naam 'poliomyelitis', hetgeen verwijst naar de ontsteking van de grijze zenuwen van de wervelkolom met verlamming als mogelijk gevolg. Giftige metalen waren verdachte nummer één als oorzaak voor deze ziekte, en dan voornamelijk lood, arsenicum en kwik. In 1824 verklaarde de engelse wetenschapper John Cooke: "De dampen van deze metalen of de aanwezigheid ervan in oplossing in de maag, veroorzaakt vaak verlamming."
In 1878 werd het verband tussen verlamming en gifstoffen nog versterkt toen Alfred Vulpian ontdekte dat honden, die lood toegediend kregen, dezelfde schade aan hun motorische zenuwcellen opliepen als aangetroffen werd bij menselijke slachtoffers van kinderverlamming. De rus Popow ontdekte in 1883 dat dezelfde schade kon opgewekt worden met arsenicum. Dit zou een schokgolf doorheen de medische wereld hebben moeten sturen, aangezien het pesticide Paris Green, dat gebaseerd was op arsenicum, algemeen gebruikt werd sinds 1870 om te voorkomen dat een bepaalde soort rups de appeloogst zou vernielen. Eigenaardig genoeg gebeurde dit niet.
In 1892 werd Paris Green in Massachusetts vervangen door een nog giftiger pesticide, loodarsenaat. Twee jaar later sloeg de eerste geregistreerde epidemie van kinderverlamming toe in Vermont, een buurstaat van Massachusetts. De uitbraak werd onderzocht door Dr. Charles Caverly, die rapporteerde dat het waarschijnlijk veroorzaakt werd door een gifstof en niet door een micro-organisme. Caverly zei: "Het komt meestal voor in gezinnen met meerdere kinderen en omdat men niet overgaat tot isolatie is het zeker dat de ziekte niet besmettelijk is."
Loodarsenaat werd al snel de meest gebruikte pesticide voor fruit en bessen doorheen de industriële wereld. In 1907 werd calciumarsenaat geïntroduceerd, voornamelijk voor gebruik bij katoengewassen en in katoenspinnerijen. Een jaar later werden in Massachusetts plots 69 gezonde kinderen ziek met verlammingsverschijnselen. Zij woonden in een dorp met drie katoenspinnerijen of in nederzettingen stroomafwaarts van deze spinnerijen. In de nabije omgeving waren ook boomgaarden waar meer dan waarschijnlijk loodarsenaat gebruikt werd. Ze woonden ook slechts op kleine afstand stroomafwaarts van de plaats in Vermont waar de uitbraak zich voordeed.
Een volgende uitbraak in Massachusetts in 1908 veroorzaakte grote ongerustheid bij de bevolking, maar ondanks het bewijs dat blootstelling aan gifstoffen verantwoordelijk zou kunnen zijn, zagen de onderzoekende gezondheidsexperten de nieuw geïntroduceerde pesticiden over het hoofd; zij vonden dat deze essentieel waren in hun strijd tegen virussen en bacteriën – en voor de financiële gezondheid van de landbouwindustrie. De kinderen in Massachusetts werden dus niet behandeld met tegengif voor deze stoffen om te zien of dit hen zou kunnen helpen. De ouders werden daarentegen aangeraden hun kinderen zuiver te houden, terwijl de wetenschappers, afgeleid door de toen splinternieuwe theorie dat elke epidemie veroorzaakt moest worden door besmettelijke kiemen, op zoek gingen naar het virus dat 'verantwoordelijk' was.
In 1908 rapporteerden twee wetenschappers die in Oostenrijk werkten, Karl Landsteiner en Erwin Popper, dat zij misschien een 'onzichtbaar virus' gevonden hadden dat deze epidemieën veroorzaakt zou hebben. Ze deden hun ontdekking, zo beweerden zij, na het maken van een suspensie in water van gemalen ziek ruggemerg van een negenjarig slachtoffertje van kinderverlamming. Ze hadden deze schadelijke suspensie getest door één of twee kopjes ervan rechtstreeks te injecteren in de hersenen van twee apen. De apen werden ernstig ziek (zoals voorspeld kon worden). Eén aap stierf en de anderen zijn poten waren verlamd. De wetenschappers deden dan een dissectie op de apen en vonden beschadiging in het weefsel van het centrale zenuwstelsel, vergelijkbaar met wat aangetroffen werd in gevallen van kinderverlamming.
Vandaag de dag geeft de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) nog steeds de eer aan Landsteiner en Popper voor het ontdekken van het poliovirus op basis van dit experiment. Waarom ze dit doen is onverklaarbaar. De vloeistof die ze injecteerden moet veel menselijk cellulair afval bevat hebben, eender welke gifstof die betrokken was bij de ziekte van het kind, en waarschijnlijk verschillende soorten virussen. Het was dus niet verwonderlijk dat de apen zo ernstig ziek werden. Zo een soep kan op geen enkele manier gezien worden als een "geïsoleerd" klein organisme, dat we nu een virus noemen. Eigenaardig genoeg voor een zogenaamd virus was het niet besmettelijk, want de apen raakten niet verlamd toen ze het moesten drinken of toen één van hun ledematen ermee geïnjecteerd werd, en het werd ook niet overgedragen op andere apen. In werkelijkheid bracht het experiment helemaal niet aan het licht waardoor de apen verlamd raakten, en zeker niet de kinderen.
Desalniettemin 'bewezen' Simon Flexner en Paul Lewis, van het beroemde Rockefeller Instituut voor Medisch Onderzoek in de US, het volgende jaar dat een schadelijke soep, die op vergelijkbare wijze gemaakt was, wel 'besmettelijk' was door deze te injecteren bij een aap. Ze trokken dan een beetje vocht uit zijn hersenen, injecteerden dit bij een andere aap, enzovoorts doorheen een hele reeks apen, waarbij deze allemaal verlamd raakten. Flexner en Lewis verklaarden: "We faalden volkomen om bacteriën te vinden .. die verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de ziekte (verlamming) .. Het besmettende middel van epidemische poliomyelitis behoort (waarschijnlijk) tot de klasse van de minuscule virussen, die tot dusver nog niet met zekerheid vastgesteld kunnen worden onder de microscoop." Met andere woorden, we hebben een cocktail met virussen, cellulair afval en DNA, geïnjecteerd bij een reeks apen en we geloven dat een virus, dat we nog niet hebben kunnen vinden in deze schadelijke cocktail, verantwoordelijk is! De procedure van Flexner en Lewis was al even twijfelachtig als hun conclusie: ze hielden geen rekening met de smetstoffen in hun gepureerde soep; ze veronderstelden dat wat er gebeurde bij de apen herhaald kon worden bij mensen; en verbazend genoeg, gezien het bewijs in die tijd, injecteerden ze geen staaltjes van cyanide of lood in de hersenen van apen om te zien of deze ook verlamming zouden veroorzaken. In 1910 rapporteerde L. Emmett Holt: "Als iemand vijf jaar geleden zou beweerd hebben dat deze ziekte een besmettelijke ziekte was, dan zou dit als een grapje beschouwd worden."
Maar deze wrede wetenschap inspireerde toch een 40-jarige jacht naar het virus dat kinderverlamming veroorzaakte. Alle soorten biologische materialen – ruggemerg, hersenen, uitwerpselen, zelfs vliegen – werden naar boven gehaald en geïnjecteerd in de hersenen van apen om te proberen verlamming op te wekken.
Vele uitbraken van kinderverlamming tussen 1905 en 1940 zouden volgens dokters in verband gebracht kunnen worden met aanvoer van besmette melk. Zo ook één in 1927 in Broadstairs, Kent. Deze was zeer typerend. Het kwam voor in instellingen, zoals kostscholen, die weinig contact met elkaar hadden, maar die wel melk van dezelfde leverancier gebruikten. Deze epidemieën stopten toen de verdachte melkaanvoer stopgezet werd. Loodarsenaat werd gebruikt om vee te baden, maar de formaldehyde, die toegevoegd werd aan de melk om de houdbaarheid te verlengen, zou ook verantwoordelijk kunnen geweest zijn. (In 1897 rapporteerde De Australische Medische Krant dat formaldehyde in melk verschillende gevallen van verlamming veroorzaakt had.)
Ondertussen richtte US president Franklin Roosevelt, zelf een slachtoffer van kinderverlamming, in 1938 de Nationale Stichting voor Kinderverlamming (NFIP) op. De NFIP besliste onmiddellijk dat er geen genezing was voor zij die al aan de ziekte leden. Zij weigerden ook rapporten te bestuderen van succesvolle behandelingen waar tegengif voor giftige produkten toegediend werd. Zij richten hun aandacht daarentegen op het inzamelen van geld voor het onderzoek naar een vaccin, door het publiceren van verhalen over de gruwelen van kinderverlamming. De ergste gevallen waren zeker weerzinwekkend: sommige slachtoffers moesten in 'ijzeren longen' geplaatst worden om hen te helpen ademen.
Deze advertentiecampagne was uitermate succesvol, doeltreffend zowel voor het inzamelen van geld als voor het verspreiden van angst voor het poliovirus, vooral bij ouders. Maar de autoriteiten konden weinig onmiddellijke hulp aanbieden. Ze adviseerden hen gewoon om hun kinderen zuiver te houden, ze weg te houden van plaatsen waar besmetting zou kunnen overgedragen worden, zoals openbare zwembaden, en om vliegen te doden. De ijver van de ouders werd aangemoedigd door advertenties waarop reusachtige vliegen kinderen aanvallen. Terwijl de arme gezinnen reageerden door vliegen dood te slaan en meer zeep en water te gebruiken, probeerden de meer welvarende gezinnen hun huis om te toveren tot een steriele zone door het voortdurend te besproeien met insecticiden. Maar deze sproeistoffen bleken nutteloos. En wat zelfs nog eigenaardig was, was dat dokters rapporteerden dat de ziekte vooral de kinderen van welvarende gezinnen trof – vooral zij die het meeste fruit aten. De mensen begonnen de ziekte toen 'de plaag van de middenklasse' te noemen. Dit was allemaal zo volkomen onverklaarbaar dat ouders zich hulpeloos en wanhopig voelden.
Het gebruik van loodarsenaat om boomgaarden te besproeien was algemeen verspreid in 1930 in Amerika. Boomgaarden werden tot 10 keer en meer per jaar besproeid. Het sproeien gebeurde in de zomer, het seizoen waar kinderen ziek werden door kinderverlamming. Vele wetenschappers weten de uitbraak van de ziekte aan de voorraad fruit. Het Verenigd Koninkrijk dreigde ermee de invoer van appelen uit de US te stoppen, tenzij het pesticideniveau zou dalen. Tabak en andere gewassen werden ook besproeid. Tegenwoordig blijft de bodem in zwaar besproeide gebieden nog steeds zo vervuild dat het een groot probleem vormt voor bouwontwikkelaars: in vele gebieden moet de bodem volledig gesaneerd worden.
Tegen het eind van de jaren 1930 hadden de vaccin-wetenschappers verschillende 'geïsoleerde virussen' van besmette hersenen van apen getest, maar als deze isolaten oraal aan de apen gevoederd werden, werden de dieren niet ziek. Dit was raadselachtig. De apen produceerden nadien anti-lichaampjes, dus er moest wel een niet schadelijke besmetting geweest zijn. De enige manier waarop wetenschappers een versie van kinderverlamming bij apen konden opwekken, was door het injecteren van grote hoeveelheden van de 'virus' suspensie, rechtstreeks in hun hersenen.
In 1941 kende het werk van de virusjagers een mogelijk fatale terugval. Dr. John Toomey rapporteerde in 'Het Magazine van Pediatrie' dat de ziekte niet overgedragen werd tussen individuen, 'ongeacht hoe intiem ze blootgesteld werden'. Als de ziekte niet besmettelijk was, dan kon ze niet veroorzaakt worden door een virus, en daarom zou een vaccin niet werken.
Er vertoonden zich nog andere gaten in de virustheorie. Tijdens WOII vonden legerdokters een algemeen verspreidde immuniteit tegen het vermoede poliovirus, en geen bewijs voor een epidemie van kinderverlamming, in het Midden Oosten, Azië en Afrika. In Turkije troffen ze mensen aan die kinderverlamming 'de Amerikaanse ziekte' noemden. De dokters waren verrast: immuniteit voor het virus betekende waarschijnlijk dat het de bevolking besmet had. Dus hoe was het dan mogelijk dat er in deze landen geen epidemieën geweest waren?
Maar de wetenschappers, die achter het virus bleven jagen, waren zo overtuigd dat een virus de oorzaak was, dat ze werkelijk elk bewijs van het tegendeel negeerden. Onder hen was ook Jonas Salk. In 1947 vond hij tussen het afval en de gifstoffen van 'virale isolaten' uit de experimenten op hersenen van apen datgene waarvan hij dacht dat het het poliovirus was. Alhoewel hij niet bewezen had dat dit polio kon verwekken bij mensen, hoopte hij dat hij het kon gebruiken om een vaccin te maken. Maar de hoog gerespecteerde bacterioloog Claus Jungeblut dacht daar anders over. Hij zag dat deze 'virus isolaten' bij apen niet dezelfde ziekte veroorzaakten als bij mensen. Hij besloot: "Het hoog gespecialiseerd .. virus, dat in het verleden tegen gehouden werd in de intra-cerebrale kanaaltjes bij rhesus apen is meer dan waarschijnlijk een laboratorium artefact en niet het ding dat de natuurlijke ziekte bij de mens verwekt." Met andere woorden, het 'virus' dat door de vaccin-wetenschappers gevonden werd, kwam waarschijnlijk niet voor in de natuur maar was een produkt van hun experimenten. Als hij gelijk had dan waren de gevolgen enorm. Het zou kunnen betekenen dat de 'isolaten' die door Salk gebruikt werden om een vaccin te maken om bij meer dan 100 miljoen mensen te injecteren, geen enkel verband hielden met de ziekte bij de mens, waar het tegen zou moeten beschermen.
Dan beweerden Gilbert Dallford en Grace Sickles van het New Yorkse Departement voor Gezondheid in 1948 triomfantelijk dat zij het virus gevonden hadden in de uitwerpselen van verlamde kinderen. Zij hadden een staal genomen en de grotere delen eruit verwijderd, het verdund en dit geïnjecteerd in de hersenen van muizen. De dieren werden ernstig ziek en raakten verlamd.
Toch werd het nieuws van Dalldorf en Sickles met open armen aanvaard door de vaccin wetenschappers. Tot nu toe hadden ze het moeilijk om het poliovirus te kunnen vinden in het menselijke weefsel van de wervelkolom. Het zou nu veel makkelijker worden om het poliovirus, waarvan ze geloofden dat ze het geïdentificeerd hadden, te verzamelen uit menselijke stoelgang. Maar waarom bleek het zo moeilijk om het te vinden in de zenuwcellen van de wervelkolom, die waarschijnlijk aangetast is – dat is de plaats waar het zich zou moeten bevinden als het echt de oorzaak van kinderverlamming is?
In 1951 ontdekten ze de reden waarom. Heel eenvoudig, het was er niet altijd. In plaats daarvan zou er een ander virus aanwezig kunnen zijn, bv. het Coxsackie virus. Dit nieuws werd grimmig onthaald. Hun geplande poliovaccin zou niet werken tegen Coxsackie. Er heerste 'een gevoel van ontmoediging ... (dit) voegde weer een probleem toe aan de nevelige omstandigheden rond poliomyelitis ... hoe meer we leren over poliomyelitis, hoe minder we weten', schreef Al Hoynel in de krant De Medische Klinieken van Noord Amerika. Een uitgave van de Lancet later dat jaar zei dat deze ontdekking 'een kink in de kabel' was voor het ontwikkelen van een vaccin.
Al snel ontdekte men dat het mogelijk was dat vele verschillende virussen aanwezig waren in deze beschadigde zenuwcellen. Als gifstoffen de ziekte veroorzaakten, dan zou dit eenvoudig te verklaren zijn. Vele soorten virussen worden aangetrokken door cellen die door gifstoffen beschadigd zijn. Nog meer slecht nieuws voor de polio-vaccin- wetenschappers. Het publiek verwachtte van hen dat ze vaccins zouden leveren waardoor de epidemieën zouden stoppen, maar het werd nu duidelijk dat hun polio vaccins in het beste geval enkel sommige gevallen zou voorkomen, diegenen waar hun poliovirus aanwezig was.
En toch, ondanks alle twijfels en tegenstrijdige vaststellingen, bleef het onderzoek naar een vaccin voortduren. In 1949 ontdekten John Enders en Thomas Weller hoe ze het poliovirus konden kweken in een celcultuur, in plaats van in de hersenen van levende dieren. Dit maakte de commerciële produktie van vaccins, gebaseerd op het virus, mogelijk. Dan werd er ontdekt hoe hun poliovirus gekweekt kon worden op goedkope nier- en teelbalcellen van apen. Apen werden al snel de 'kweekvijver' voor het virus. Ze werden gevangen, ingevoerd en afgeslacht met honderdduizenden om het polio vaccin te maken, en tegenwoordig worden ze nog steeds in het wild gevangen met als doel het engelse vaccin te testen.
Toen het uiteindelijk gefotografeerd kon worden met een elektronenmicroscoop bleek het poliovirus heel klein te zijn: een elegante sfeer samengesteld uit driehoekige gelijke zijden, en in totaal met een doorsnede van slechts 25 miljoenste van een millimeter. Is dit 'poliovirus' de oorzaak van kinderverlamming / polio? Of is het een oude en onschuldige metgezel van het menselijke ras? Al het bewijsmateriaal wees naar dit laatste.
- Het was al in de omgeving van de mens gedurende duizenden jaren en in de natuur plant het zich enkel voort in de keel en darmen van mensen. Dit soort virussen zijn meestal volledig onschuldig, omdat wij aan hen gewend geraakt zijn en zij aan ons. Het leefde in het vuil dat door kinderen ingenomen werd, en schaadde hen niet. In plaats daarvan hielp het om hun immuunsysteem te versterken, waardoor ze een sterkere weerstand tegen ziekte ontwikkelden.
- Als het de gevaarlijke ziekteverwekker zou zijn die kinderverlamming veroorzaakte, dan zou het meer voorkomen in landen met epidemieën van kinderverlamming en minder in landen zonder deze epidemieën. Maar het tegendeel was waar.
- Zeggen dat het polio veroorzaakt verkracht één van de meest bekende wetten in virologie. Deze worden de Koch Postulaten genoemd. Zij stellen de regels vast om te verklaren wanneer een ziekte veroorzaakt wordt door een virus. De eerste regel stelt dat het virus moet gevonden worden in elk geval van de ziekte, zoals gedefinieerd door de symptomen – maar het poliovirus was niet altijd aanwezig in gevallen van poliomyelitis.
- Het besmet uitgebreid kinderen zonder een ziekte te veroorzaken. De Koch Postulaten stellen dat als het een ziekte veroorzaakt, dan moet het dit doen telkens wanneer er een besmetting is.
- Het lijkt meestal de zuiverste kinderen te besmetten, van ouders behorende tot de middenklasse. Van besmettelijke virussen wordt niet verondersteld dat zij zich zo gedragen: zij discrimineren niet naar sociale klasse toe, en zij groeien niet weelderig in een goede hygiëne. De centra voor Ziektecontrole en Preventie in de US (CDC) publiceerden een theorie om dit buitengewone gedrag te verklaren. De kinderen van ouders uit de middenklasse in de US waren uniek vatbaar om ziek te worden door kinderverlamming omdat in hun kindertijd ouders hen weg gehouden hadden van het vuil waarin het virus leeft. Dit betekent dat de kinderen niet besmet werden toen het veilig was – als ze nog beschermd werden door de moedermelk. Nogmaals sprak deze theorie alles wat men over besmettelijke ziekten wist tegen: goede hygiëne stopt bijna altijd een epidemie. Met kinderverlamming beweerde het CDC dat goede hygiëne de oorzaak was! Verder was de theorie van het CDC gebaseerd op de veronderstelling dat kinderen van ouders uit de werkende klasse uniek bloot gesteld werden aan normaal vuil. Maar kinderen uit de middenklasse gaan toch ook buiten spelen in de tuin? De theorie kwam ook tot stand zonder dat men medische rapporten erop nageslagen had over de eerste epidemieën van kinderverlamming. Verwijzend naar een epidemie van kinderverlamming in 1908 in Massachusetts stelde de Gezondheidsadviseur van de US, Herbert Emerson, dat de meeste gevallen voorkwamen in gezinnen met geen riolering en slechte hygiëne. Als de theorie van het CDC correct was dan zouden deze kinderen anti-lichaampjes gehad moeten hebben en immuun geweest moeten zijn tegen polio. In werkelijkheid waren zij diegenen die ziek werden.
- Als het schuldig zou zijn aan het veroorzaken van verlamming dan zou het moeten reizen van de darmen, doorheen de machtige bloed-hersenen barrière die onze hersenen en ons ruggemerg beschermt. We hebben nog steeds niet kunnen waarnemen dat het dit doet ondanks vele tientallen jaren van intensief onderzoek.
- Het wordt maar zelden aangetroffen in het menselijke bloed – de gemakkelijkste weg van de darmen naar de bloed-hersenen barrière. Toch was dit de plaats waar het vaccin van Jonas Salk het virus zou moeten onderscheppen.
- Er is nooit waargenomen dat het zich voortplant in de motorische zenuwcellen van het slachtoffer.
Een alternatief voorstel.
Poliomyelitis onderzoeker Dr Ralph Scobey suggereerde in 1954 een reden waarom virussen aangetroffen worden op beschadigde motorische zenuwcellen in gevallen van kinderverlamming. Hij beweerde dat het lichaam zelf misschien deze virussen activeerde of produceerde, misschien als het onder druk stond of om cellulaire beschadiging op te ruimen. Terwijl 'de fundamentele oorzaak van poliomyelitis bij de mens een vergif of een gifstof lijkt te zijn', zie Scobey, " wordt het virus gesynthetiseerd of geactiveerd binnen het menselijke lichaam als een reactie op de vergiftiging." Hij suggereerde dat het virus 'slapend' zou kunnen blijven in cellen totdat iets het activeert. We weten nu dat het poliovirus slapend kan zijn. Het is ook algemeen bekend dat weefsel beschadigd door gifstoffen virussen aantrekt. Eén van de standaard tests voor gifstoffen, de Ames Assay, maakt gebruik van het feit dat als een virus muteert en zich vermenigvuldigt in aanwezigheid van een bepaalde hoeveelheid van een chemische stof, dan is die hoeveelheid gevaarlijk giftig. Scobey ging verder met het oplijsten van tegengif dat bewezen had doeltreffend te werken bij de genezing van polio, waarbij hij 11 wetenschappelijke verslagen citeerde die geschreven waren tussen 1936 en 1949.
Tegen 1954 had Salk zijn poliovaccin klaar om te testen. (Hij gaf toe dat hij ongeveer 17.000 apen 'opgeofferd' had tijdens het ontwikkelingsproces). Hij baseerde het vaccin op zijn theorie dat kinderen immuniteit zouden opdoen tegen het levende poliovirus als dode poliovirussen geïnjecteerd zouden worden. Hij hoopte dat ons gevoelig immuunsysteem zou reageren door anti-lichaampjes te creëren tegen deze virussen, zodat we ook beschermd zouden zijn tegen het levende poliovirus in de natuur. Om het virus te doden, vergiftigde hij het met formaldehyde alvorens het in het vaccin te steken.
In 1954 testte hij dit mengsel op meer dan 400.000 kinderen in de US. Nadien werd er gerapporteerd dat er 'slechts' 112 van de kinderen, die drie prikken van het vaccin gekregen hadden, na enkele maanden polio gekregen hadden. Salk oordeelde dat zijn experiment een succes was. Maar in de resultaten voor de test op veiligheid liet hij al de gevallen weg van kinderen die verlamd raakten na één of twee dosissen van het vaccin – of binnen twee weken na toediening van het derde vaccin. Deze werden aanzien als gevallen van polio horende tot de niet-gevaccineerde controlegroep, dus volgens mij werpt dit een schaduw over de waarde van zijn resultaten, want nu was het onmogelijk om te weten welke impact zijn vaccin had. Het kon zijn dat vele van de poliogevallen in de controlegroep veroorzaakt waren door één dosis van het vaccin – er stond niets in de gepubliceerde rapporten om te bewijzen dat dit niet zo was.
Salk beweerde dat zijn vaccin bij '30 tot 90%' van de personen die het ontvangen hadden bescherming had geboden (een opmerkelijk vage statistiek). Maar meer dan 60% was misschien al immuun, tenminste volgens de theorie van het federaal agentschap in de US, de Centra voor Ziektecontrole en Preventie (CDC). Kinderen uit de werkende klasse waren al immuun ten gevolge van de blootstelling aan het virus door het vuil. Het is niet bekend of Salk ooit gecontroleerd heeft of de kinderen al immuun waren alvorens hen in te enten, maar Hilary Koprowski rapporteerde in 1957 dat de bewoners van Kongo voor 85% immuun waren zonder dat ze ooit een dosis van het poliovaccin gezien hadden. (Verbazend maar dit stopte Koprowski niet. Hij ging door met het nutteloos toedienen van zijn experimentele vaccin aan honderden en duizenden mensen).
Het Salk vaccin zou kunnen ontspoord zijn als men in 1954 het rapport van Dr Bernice Eddy, de wetenschapper die in de US verantwoordelijk was voor het gouvernementele lab voor het testen van de veiligheid, ernstig genomen had. Eddy verklaarde dat toen ze het Salk vaccin testte dit ernstige verlamming veroorzaakte bij apen. Ze fotografeerde de zieke apen en toonde deze foto's aan haar baas – en werd verweten een paniekzaaier te zijn. Ze was er niet zeker van wat het precies was in het vaccin dat de verlamming veroorzaakte: was het het virus, cellulair afval of een gifstof? Het was duidelijk dat er iets zeer dodelijk aanwezig was. (Een jaar later, nadat haar waarschuwingen waarheden bleken te zijn, werd haar het werken met polio verboden.)
Op 12 april 1955 werd het poliovaccin van Salk als volledig veilig verklaard en als doeltreffend in het verlenen van volledige bescherming tegen poliomyelitis (kinderverlamming), toen het gelanceerd werd door de Nationale Stichting voor Kinderverlamming en dit voor een uitgenodigd publiek van 500 dokters en 200 journalisten. De lanceringsceremonie werd gevolgd via een gesloten TV-circuit door ongeveer 54.000 dokters in steden doorheen heel de US en Canada. Salk werd onmiddellijk bekroond met een Medaille van het Congres, overhandigd door de president van de US Dwight Eisenhower. De kerkklokken luidden ter ere van de overwinning van Salk. In The Manchester Guardian schreef Alistair Cooke: "Niets minder dan het omverwerpen van het communistische regime in de Sovjet Unie zou zo een vreugde kunnen brengen in de harten en huiskamers in Amerika als de historische aankondiging van vorige dinsdag dat de 166 jaar durende oorlog tegen poliomyelitis nu bijna met zekerheid ten einde gekomen is."
Medische Fraude
De triomf, volgend op de lancering van het vaccin van Salk, was van korte duur. De medische historicus Dr M Beddow Baily rapporteerde wat daarna gebeurde: "Slechts 13 dagen nadat het vaccin door de voltallige pers en radio in de US uitgeroepen was tot één van de grootste medische ontdekkingen van de eeuw, en twee dagen nadat het britse ministerie van gezondheid verklaard had dat ze ook zouden starten met het maken van het vaccin, kwam het eerste rampnieuws binnen. Kinderen die met één merk van het vaccin ingeënt waren hadden poliomyelitis gekregen. In de volgende dagen werden meer en meer gevallen gerapporteerd, sommige ook na inenting met andere merken.
Binnen twee weken na de lancering bereikten het aantal gevallen van polio bij gevaccineerde kinderen al de 200. Dit creëerde paniek in het Witte Huis. President Eisenhower had openlijk dit vaccin gesteund bij zijn lancering, dus zond hij de secretaris van gezondheid Oveta Hobby om het duidelijk te maken aan de Algemene Officier van Gezondheid dat de president gespaard moest blijven van de vernedering van meer zulke gevallen.
Op 8 mei 1955 liet de Algemene Officier van Gezondheid de volledige produktie van het vaccin in de US stopzetten. Na met spoed samengeroepen vergaderingen tussen Salk, producenten en de Algemene Officier van Gezondheid, werd de distributie van het vaccin 5 dagen later verder gezet, met nieuwe reglementering om een betere standaard te garanderen in de vaccinlabo's. Er werd algemeen aangenomen dat deze gevallen veroorzaakt waren door virussen in het vaccin die de formaldehyde hadden overleefd, ondanks het bewijs dat herhaalde inentingen verlamming konden veroorzaken.
Maar ondanks deze nieuwe regels werden er vier maanden later in Boston meer dan 2.000 gevallen van kinderverlamming geregistreerd, ondanks de inenting van 13.000 kinderen in deze stad. Het voorgaande jaar had men 273 gevallen vastgesteld. Het aantal gevallen verdubbelde in de ingeënte staten New York en Connecticut, en verdrievoudigde in Vermont. De aantallen verhoogden vijfmaal, zowel in Rhode Islands als in Wisconsin. Velen raakten verlamd aan de arm waar de injectie had plaats gevonden.
Het leek erop dat het vaccin al snel in diskrediet gebracht zou worden. Dus, om zowel de President, Salk, de producenten van het vaccin en zichzelf te beschermen tegen de vernedering van een ontegensprekelijk falen, moesten de gezondheidsautoriteiten in de US het aantal gevallen van poliomyelitis drastisch verminderen. Zij slaagden hierin door eenvoudig de manier waarop men gevallen van poliomyelitis registreerde te veranderen. Het werkte als volgt:
Voor 1956 registreerde men een polio-patiënt met verlammingsverschijnselen (kinderverlamming) als hij gedurende 24 uur leed aan verlammingssymptomen. Na 1956 moesten patiënten deze verlammingssymptomen vertonen gedurende minstens 60 dagen om meegeteld te worden als een geval van polio. Aangezien vele mensen binnen 60 dagen herstelden, daalde het officiële aantal gevallen enorm alleen maar door deze maatregel. Deze 'terugval' van het aantal polio gevallen werd toegeschreven aan het vaccin. Verder werden ook alle gevallen van polio die zich voordeden binnen een periode van 30 dagen na inenting (zoals de eerste 200 gevallen waardoor het Witte Huis zo gealarmeerd was) in de toekomst niet meer toegeschreven aan het vaccin maar ze werden geregistreerd als 'reeds bestaand'.
Maar Salk bleef zich ongerust maken. Ondanks zijn geregeld en statistisch 'succes' ging de reputatie van zijn vaccin achteruit. In juni 1955 schreef de Britse Artsenvereniging: "Deze tegenslagen zouden bijna draaglijk zijn als een hele nieuwe generatie permanent immuun zou worden tegen de ziekte. Maar er is geen enkel bewijs dat er enige blijvende immuniteit bereikt wordt."
De volgende maand schorste Canada de distributie van het Salk-vaccin op. Tegen november hadden alle europese landen, behalve Denemarken, plannen om de distributie te stoppen. Tegen januari 1957 hadden 17 staten in de US de distributie van het vaccin stop gezet. Hetzelfde jaar rapporteerde de New York Times dat bijna 50% van de gevallen van kinderverlamming, bij kinderen tussen 5 en 14 jaar, zich voordeed na inenting.
Er waren dus meer regulerende en statistische maatregelen nodig om het poliovaccin de schijn mee te geven van een triomf van de moderne geneeskunde. Welke andere manier kon hiervoor beter dienst doen dan het opnieuw classificeren van alle gevallen van polio in tal van andere ziekten, waardoor het aantal gevallen van polio drastisch zou dalen, en een hele reeks van andere ziekten fondsen zouden kunnen aantrekken. En dit is precies wat men deed. Voor 1958 omvatte de definitie van kinderverlamming gevallen waar de verlamming minimaal was: misschien enkel gemanifesteerd door een stijve nek, vaak samengaand met heel veel verspreide pijn. Polio omvatte ook gevallen van 'meningitis', of van ontsteking van het membraan dat de hersenen en de neuronen van de wervelkolom beschermt. Het CDC beschreef zulke gevallen als 'ernstig maar zelden dodelijk'. Voor 1958 werd er in de wetenschap naar deze gevallen verwezen als 'niet-verlammende poliomyelitis'. Van hier af werden ze heringedeeld. De Gezondheidsautoriteiten in de staat Los Angeles verklaarden: "De meeste gevallen die gerapporteerd werden voor 1 juli 1958 van poliomyelitis zonder verlammingsverschijnselen worden nu gerapporteerd als virale of aseptische meningitis." Het aantal gevallen van meningitis steeg enorm terwijl officiële gevallen van polio drastisch daalden, zoals aangetoond in volgende tabel (samengesteld uit nationale bewakings rapporten).
Polio gevallen zonder verlamming
1951-1960 70.083
1961-1982 589
1983-1992 0
Aseptische meningitis verlamming
1951-1960 : 0
1961-1982 : 102.999
1983-1992 : 117.366
Deze indeling wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt. Vorig jaar rapporteerde het Nationaal Centrum voor Besmettelijke Ziekten in de US geen gevallen van poliomyelitis maar 30.000 tot 50.000 gevallen van aseptische meningitis, waarbij hospitalisatie noodzakelijk was. Er zijn waarschijnlijk vele malen meer gevallen van aseptische meningitis waarbij geen hospitalisatie nodig was, maar voor deze gevallen worden geen statistieken meer bijgehouden.
Dan kwam er een ander schandaal zich aandienen in de cijfers van poliomyelitis. Deze haalde voordeel uit de ontdekking in 1951 dat er verschillende virussen aanwezig konden zijn in gevallen van kinderverlamming. Voor 1958 deed dit niet ter zake. Een dokter maakte de diagnose polio bij een patiënt door de duidelijke symptomen waar te nemen. Ze onderzochten niet of het poliovirus aanwezig was. In 1958 kwam er een nieuwe regel waarbij dokters enkel een patiënt met polio mochten registreren als het poliovirus aanwezig was, iets wat zeer moeilijk te bewijzen was. Om te beginnen was het absoluut onmogelijk dit te doen door naar de symptomen te kijken. Het Studieboek van Kinderneurologie rapporteerde: "Het Coxsackie virus en echovirussen kunnen verlammingssymptomen veroorzaken die klinisch niet te onderscheiden zijn van poliomyelitis met verlamming." Deze nieuwe vereiste voor dokters zorgde voor een enorme daling van de geregistreerde gevallen van poliomyelitis – een terugval die sindsdien altijd toegeschreven werd aan het vaccin.
Dus, toen patiënten in 1958 die met polio waren gediagnosticeerd tijdens een epidemie in Detroit, opnieuw getest werden omwille van de nieuwe regel, werd er bij 49% vastgesteld dat ze het poliovirus niet hadden. Zij moesten ingedeeld worden als 'een niet-poliomyelitis acute verslappende verlamming', alhoewel zij ook leden aan dezelfde symptomen als poliomyelitis met eenzelfde verlamming en evenveel pijn als gevolg. Andere poliogevallen werden geklasseerd als 'het syndroom van Guillian-Barré', waarvan sommige onderzoekers nu denken dat dit Roosevelt kreupel maakte. Maar nu wordt naar meer en meer gevallen verwezen als zijnde 'Hand, Voet en Mondziekte', die ook verlamming kan veroorzaken. En vorig jaar werd het Coxsackie virus aangetroffen bij gevallen van Chronisch Vermoeidheidssyndroom (CVS), waar men soms polio-achtige symptomen aantreft van spierbeschadiging; in het verleden zou CVS mogelijk geklasseerd worden als een vorm van polio.
Als dit proces van herindeling niet gebeurd was, dan zou het onmogelijk geweest zijn om het feit te verbergen dat het aantal gevallen van kinderverlamming sterk gestegen was na de introductie van het vaccin van Salk. Zonder de herklassering van Coxsackie en aseptische meningitis zou het aantal gerapporteerde gevallen van polio met verlamming, bijvoorbeeld, verdubbeld zijn van 2.500 in 1957 naar 5.000 in 1959.
Maar deze moedwillige fraude ging niet volledig onopgemerkt voorbij. Dr Bernard Greenberg, toen het hoofd van het Departement van Biostatistiek op de universiteit van Noord Carolina, getuigde op een hoorzitting door het Congres in 1962 dat kinderverlamming gestegen was na de introductie van het vaccin met 50 procent van 1957 tot 1958, en met 80 procent van 1958 tot 1959. Hij besloot met te zeggen dat de gezondheidsautoriteiten in de US de statistieken gemanipuleerd hadden om de indruk van het tegendeel naar voren te brengen.
Vaccin Verlamming
1. spieren kunnen vergiftigd en verlamd raken door herhaaldelijk geïnjecteerd te worden met vaccins of antibiotica; dit wordt nu 'provocatie-verlamming' genoemd, en was geen geheim in de jaren 1950. In 1952 werden vaccinaties opgeschort gedurende de zomer in de US en het Verenigd Koninkrijk (het 'kinderverlammingsseizoen') omdat de geïnjecteerde armen van de kinderen vaak verlamd raakten. De Lancet had het volgende gerapporteerd: 'Klinisch waren de gevallen met betrekking tot recente inentingen onafscheidelijk van de acute gevallen van poliomyelitis met verlamming.' Tegen 1955 kregen kinderen in de US drie injecties met het poliovaccin van Salk, evenals vaccins voor pokken en kinkhoest.
2. Het Salk' vaccin was ook verre van zuiver. We weten nu dat het besmet was met een kleine hoeveelheid formaldehyde en viraal afval.
POLIO: ZIJN PESTICIDEN DE OORZAAK?
Endocrinoloog Morton Biskind zegt dat de verspreiding van polio na WOII veroorzaakt werd door 'de meest intensieve campagne van massa vergiftiging in de geschiedenis van de mens' – het sproeien van ongeveer 3.1 miljard pond pesticiden.
De eerste epidemie van poliomyelitis in een tropisch land kwam gelijktijdig met de introductie van het pesticide DDT in dat land. Tegen het einde van WOII werden US militaire kampen in de Filippijnen dagelijks besproeid met DDT om vliegen te doden. Albert Sabin rapporteert in Het Magazine van de Amerikaanse Medische Associatie twee jaar na de oorlog dat poliomyelitis, na conflicten, de belangrijkste doodsoorzaak werd bij de gestationeerde troepen in deze kampen. En toch werd de nabijgelegen bevolking niet aangetast door de ziekte. Na het einde van de oorlog werden de voorraden DDT van het militaire leger van de US verkocht aan de bevolking – ondanks waarschuwingen van de gevestigde wetenschap.
In 1944 rapporteerde het federale onderzoekscentrum van het Nationale Gezondheidsinstituut in de US dat DDT hetzelfde deel van het ruggemerg (de achterste hoorncellen) beschadigde dat aangetast wordt bij kinderverlamming. Endocrinoloog Dr Morton Biskind beschreef verder in 1949 hoe DDT 'letsels veroorzaakte aan het ruggemerg bij dieren, vergelijkbaar met deze van polio bij mensen'. Hij verklaarde: "Ondanks het feit dat DDT een zeer dodelijk vergif is voor alle diersoorten, groeide de mythe bij de algemene bevolking dat het veilig was voor de mens in eender welke hoeveelheid. Het wordt niet alleen roekeloos gebruikt in gezinnen, zodat de sprays en de aerosols ingeademd worden, maar er wordt ook toegelaten dat de oplossing de huid infecteert, beddegoed en ander textiel." Datzelfde jaar vond Daniel Dresden in Duitsland dat acute vergiftiging met DDT 'degeneratie van het centraal zenuwstelsel' veroorzaakte, hetgeen identiek leek op verschillende gerapporteerde gevallen van kinderverlamming.
Maar DDT werd gebruikt om loodarsenaat te vervangen als pesticide voor de fruitteelt en melkkoeien werden ermee gewassen. Al snel trof men hoge niveaus van DDT aan in melk. Het organochlorine pesticide DDE (dat vele malen gevaarlijker is dan DDT) werd ook algemeen gebruikt in de US. Van beiden was bekend dat ze konden doordringen doorheen de bloed-hersenen barrière die de menselijke hersenen beschermt tegen invasie van virussen. Huismoeders werd eigenlijk aanbevolen om DDT te sproeien om kinderverlamming tegen te gaan. Het behangpapier in de kinderkamers werd geweekt in DDT. Elk jaar waren er uitbraken van epidemieën van kinderverlamming.
Tegen 1952 was het aantal gevallen van kinderverlamming drie keer hoger dan in 1940. Biskind behandelde meer dan 200 patiënten die aangetast waren door zulke neurologische aandoeningen. Hij ontdekte dat vele van deze patiënten herstelden als voedsel dat besmet was door pesticiden uit hun dieet verwijderd werd; dit had voornamelijk betrekking op melkprodukten. Biskind trof hoge concentraties van DDT aan in boter uit New York. In 1949 schreef hij: "Alhoewel er voor het eerst in 1945 waargenomen werd dat DDT geabsorbeerd werd door de huid, zich opstapelt in het lichaamsvet en voorkomt in de melk van dieren, is het momenteel bijna een universeel gebruik om vee te besproeien met DDT ... Alhoewel jonge dieren veel ontvankelijker zijn voor de gevolgen van DDT dan volwassen dieren, voor zover de beschikbare literatuur vermeld, lijkt het er niet op dat de effecten van zulke concentraties op kleuters en kinderen ook maar overwogen werd."
Ondanks de officiële zelfvoldaanheid over stoffen zoals DDT en DDE, namen enkele dokters toch de gevolgen van gifstoffen in overweging. Sommigen rapporteerden dat ze met succes verlamde patiënten behandeld hadden met dimercaprol, een tegengif dat nog steeds in ziekenhuizen gebruikt wordt omdat het zich verbindt met giftige zware metalen zoals arsenicum en lood en deze niet meer giftig maakt. In 1952 rapporteerde Dr Irwin Eskwith dat hij met succes dimercaprol gebruikt had om een kind te genezen dat leed aan bulbar verlamming, de meest ernstige vorm van kinderverlamming. Een medische krant rapporteerde ook dat 17 acute gevallen van polio genazen na behandeling met hoge dosissen van een ander tegengif – ascorbinezuur.
Een jaar eerder hadden onderzoekers van de Voedsel en Medicijn Administratie (FDA) in de US aangekondigd: "Het vinden van veranderingen in de (lever)cel op dieetniveaus van minder dan 5 deeltjes DDT per miljoen, en de aanzienlijke opgeslagen hoeveelheid van deze chemische stof (in lichaamsvet) ... maakt het meer dan waarschijnlijk dat het potentiële gevaar van DDT zwaar onderschat wordt." De polio epidimieën werden erger en erger na 1945. Biskind rapporteerde dat dit het gevolg was van 'de meest intensieve campagne van massavergiftiging in de geschiedenis van de mens', het sproeien van ongeveer 3.1 miljard pond van pesticiden.
In een artikel dat in 1953 gepubliceerd werd in Het Amerikaanse Magazine voor Spijsverteringsziekten zei Biskind: "Tegen 1945 was het bekend dat DDT opgeslagen wordt in het lichaamsvet van zoogdieren en opduikt in (hun) melk ... Maar, in plaats van een oorzakelijk verband toe te geven (tussen DDT en polio), dat zo duidelijk was dat het in andere gebieden van de biologie onmiddellijk aanvaard zou zijn, heeft bijna het volledige communicatie-apparaat, leken en wetenschappers, zich toegewijd aan het ontkennen, verzegelen, onderdrukken, verdoezelen en proberen om te buigen van het overweldigende bewijs naar het tegendeel. Smaad, laster en economische boycot werden in deze campagne niet geschuwd."
Aan boeren in de US werd officieel aangeraden om te stoppen met het wassen van hun vee met DDT in 1949, maar dit advies werd niet opgelegd en werd grotendeels genegeerd. In 1950 stelden men vast dat de voorraad melk in de US twee maal zoveel DDT bevatte dan nodig was om ernstige ziekten te veroorzaken bij de mens. Biskind en zijn collega onderzoeker van poliomyelitis Ralph Scobey werden uitgenodigd om te getuigen op het Congres in 1950 en in 1951. Zij brachten een enorme zaak ten tonele voor het verbannen van DDT, waarbij ze zich baseerden op het onderzoek van vele wetenschappers. In 1951 zei de Openbare Gezondheidsdienst in de US: "DDT is een vertraagd-actieve gifstof. Ten gevolge van het feit dat het zich opstapelt in de lichaamsweefsels, vooral bij vrouwen, vormt het voortdurend inademen of innemen van DDT een aanzienlijk gezondheidsrisico. De schadelijke effecten manifesteren zich hoofdzakelijk in de lever, milt, nieren en het ruggemerg ... DDT wordt afgescheiden in de melk van koeien en van zogende moeders."
Maar effectieve actie kwam maar traag op gang: de gezondheidsdiensten verkeerden in een toestand van totale ontkenning voor wat betreft de gevolgen van pesticiden bij mensen. Voorzorgsmaatregelen werden te traag genomen en ze kwamen te laat om de grootste van alle epidemieën van kinderverlamming te stoppen – die van 1952, toen ongeveer 57.700 gevallen gerapporteerd werden in de US, waarvan één derde met verlammingssymptomen.
Tegen het einde van de epidemie van 1952 was er enorm veel bewijsmateriaal dat kinderverlamming niet veroorzaakt werd door een virus:
1) Vee en huisdieren werden gelijktijdig verlamd als kinderen. Kippen die verlamd raakten leden aan motorische zenuwbeschadiging. Het poliovirus besmette alleen mensen en kon dus niet de oorzaak zijn van de verlamming bij de dieren. Maar blootstelling aan gifstoffen, anderzijds, kan vele verschillende soorten tegelijkertijd aantasten.
2) De meeste gevallen verlamming traden binnen de 48 uur van elkaar op. Dit is niet het patroon van een besmettelijke uitbraak, die langzaam van start gaat, sneller groeit terwijl de besmetting zich verspreidt, en dan vermindert als de immuniteit zich ontwikkelt. Het is wel het patroon van een massale vergiftiging.
3) Ouders rapporteerden dat kinderen ziek werden onmiddellijk na het eten van vers fruit. Toen werd fruit nog zwaar bespoten met loodarsenaat.
4) De ziekte verbeterde door het toedienen van tegengif voor chemische vergiftiging en chemische stoffen, die in verband gebracht werden met vergiftiging en aangetroffen werden in het weefsel van de slachtoffers van polio met verlamming – inclusief oestrogene chemicaliën die nu alom in verband gebracht worden met milieuvervuiling.
5) De verspreiding van poliomyelitis werd niet beïnvloed door de sluiting van de scholen, zoals het had moeten zijn als de ziekte besmettelijk was. Ook intiem contact met verlamde kinderen verspreidde de verlamming niet verder. Maar toch werd er verondersteld dat het virus, dat de ziekte veroorzaakte, zeer besmettelijk was, zoals aangetoond door de algemeen verspreidde aanwezigheid van anti-lichaampjes bij gezonde personen.
6) Er was weinig of geen verband tussen de aanwezigheid van anti-lichaampjes tegen polio bij de bevolking en het oplopen van polio met verlamming. Het leek zelfs dat er patiënten herstelden van polio met verlamming als ze geen anti-lichaampjes bezaten.
7) En de meest agressieve virale epidemieën gebeuren als virussen als nieuw opduiken bij de bevolking. Het poliovirus was al aanwezig lang voordat de epidemieën uitbraken. Maar het gebruik van chemische pesticiden, daarentegen, begon juist voor de epidemieën startten.
Langzaam begon de US in actie te komen. Volgend op de veilige wettelijke beperkingen op het gebruik van pesticiden in 1954 en 1956 door het FDA, daalde het aantal gevallen van kinderverlamming in de US onmiddellijk. Tegen de tijd dat het poliovaccin van Jonas Salk publiek vrijgegeven werd in 1955, was het niveau van kinderverlamming in de US reeds gedaald tot de helft van het aantal gevallen dan in 1952. De cijfers voor het Verenigd Koninkrijk waren nog drastischer: het aantal gevallen van kinderverlamming daalde met meer dan 82% tussen 1950 en de eerste massale toediening van het vaccin in 1957.