Epidemieën - Wat infecteert ons eigenlijk?
Patrick Quanten
Het woord epidemie duidt op een snelle verspreiding van een ziekte over een groot aantal mensen in een bepaalde populatie en dat in een korte tijdspanne. Epidemieën van infectieuze ziekten worden over het algemeen veroorzaakt door verschillende factoren onder welke een verandering in de ecologie van de populatie (bv. toegenomen stress of een toename in aantal van een bepaalde soort), een genetische verandering in de pathogeen zodat die agressiever wordt of de introductie van een nieuwe pathogeen in de populatie. In 't algemeen gebeurt een epidemie wanneer de immuniteit van de gastheer voor een bepaalde pathogeen of voor een nieuw ontwaakte pathogeen drastisch vermindert. Dus is elke epidemie eigenlijk het resultaat van de combinatie van enerzijds een verminderde weerstand van de gastheer van de infectie en van een toegenomen viriliteit van de pathogeen of het verschijnen van een pathogeen op een ongebruikelijke plaats anderzijds.
Wat verwijst naar een pathogeen of een infectieuze factor is een biologisch gegeven dat een ziekte veroorzaakt bij de gastheer. Van deze factoren, pathogenen, wordt gezegd dat ze de normale fysiologie van een multicellulair organisme verstoren, alhoewel van sommige specifieke pathogenen bekend is dat ze ook unicellulaire organismen infecteren. Dus staat de "kennis" dat een bepaalde factor de oorzaak is van een ziekte in steen gebeiteld in de definitie van een infectieuze factor, van een pathogeen. Dit heeft voor gevolg dat er verder geen 'bewijs' moet verstrekt worden van een oorzakelijk verband. Nochtans, in wetenschappelijke termen, zullen we toch eerst moeten aantonen dat de bewuste pathogeen niet enkel aanwezig is gedurende de ziekte maar ook, en dat is van veel meer belang, dat die de echte oorzaak is van die specifieke ziekte. Pas dan kan men echt spreken van een pathogeen.
De eerste suggesties van een oorzakelijk verband tussen een binnendringend organisme en een specifieke ziekte resulteerde in de eerste pogingen tot inoculaties in de loop van de 18de eeuw. Gezonde individuen infecteren met de bedoeling hun weerstand te verhogen - wat we nu immuniteit noemen - liepen catastrofaal af, hetgeen nochtans niet leidde tot het verdwijnen van de praktijk. Integendeel, over de komende honderd jaar werd een staatsgreep uitgevoerd die resulteerde in een volledige onderwerping van de medische sector aan het idee dat de invasie van een vreemde pathogeen de directe oorzaak is van infectieuze ziekten. De wetenschappers van die tijd - gerenommeerde onderzoekers, dokters en professoren van verschillende universiteiten - toonden aan dat pathogenen, die inderdaad aanwezig waren op plaatsen van infectie, daar aangetroffen werden als resultaat van de infectie, niet als de oorzaak van de infectie.
Om op een degelijke manier de argumentatie de wereld uit te helpen formuleerden Robert Koch en Frederick Loeffler in 1884 de vereisten die nodig waren om een causaal verband aan te tonen tussen een microbe en een ziekte. Deze vereisten werden aanvaard door de hele wetenschappelijke gemeenschap. De vier vereisten zijn de volgende:
- Het micro-organisme moet in overvloed aanwezig zijn in alle organismen die aan de ziekte lijden en mag nooit gevonden worden in gezonde organismen.
- Het micro-organisme moet geïsoleerd kunnen worden uit het zieke organisme en moet kunnen groeien op een pure cultuur.
- Het gecultiveerde micro-organisme moet in gezonde organismen altijd dezelfde ziekte opwekken wanneer het daar ingebracht wordt.
- Het micro-organisme moet opnieuw geïsoleerd kunnen worden uit de opzettelijk met het micro-organisme besmette gastheer en geïdentificeerd worden als zijnde hetzelfde micro-organisme van de oorspronkelijke besmetting.
Al snel moest Dr. Koch de eerste vereiste van zijn eigen lijst los laten wanneer hij ontdekte dat gezonde mensen ook de bacteriën konden dragen waarvan men wist dat ze cholera kon veroorzaken en daarna werd hetzelfde gevonden voor tyfus. Hij kwam er ook achter dat de derde vereiste ook niet altijd gebeurde. Niet iedereen die opzettelijk besmet werd met een pathogeen werd ziek. Deze observaties, die de logische benadering tot het aantonen van een causaal effect in de weg staan, zou moeten geleid hebben tot het in vraag stellen door de medische wereld van de theorie van de invasie van de pathogeen als zijnde de oorzaak van de infectie. Maar in die tijd was de druk van de fanatieke supporters van Louis Pasteur zo groot dat niettegenstaande de observaties er toch met man en macht werd vastgehouden aan het idee dat de infectie moet veroorzaakt zijn door een van buitenaf geïnfiltreerd micro-organisme. Investeerders wilden vasthouden aan het idee dat mensen bescherming nodig hadden tegen microben van de buitenwereld aangezien dit een handelsmarkt zou openen om ziekten te bestrijden, een markt die voor altijd gegarandeerd zou zijn. De hele bevolking zou afhankelijk zijn van de beschermende maatregelen die enkel konden aangereikt worden door hun eigen getraind personeel. Dus werden wetenschappelijke studies vernield, professoren en onderzoekers werden bedreigd en alternatieve ideeën werden beschimpt en verstoten. De vier vereisten van Koch werden verder geen waarde meer toegeschreven aangezien er zoveel uitzonderingen waren! Tot op de dag van vandaag is dat wat dokters, de weinigen die zelfs ook maar gehoord hebben van deze vereisten, geloven.
Er werd beslist dat de tekortkomingen van de vier vereisten van die aard waren dat het niet noodzakelijk geacht werd om eraan te voldoen alvorens men kon concluderen dat een bepaalde infectie veroorzaakt werd door een specifieke microbe. Het werd echter al snel duidelijk dat één enkel pathogeen in meerdere infecties aanwezig kon zijn, dat een ziekte kon veroorzaakt worden door meerdere pathogenen en dat sommige pathogenen niet konden gecultiveerd worden in het labo (bijvoorbeeld virussen). Hoeveel meer bewijsvoering heeft men nodig om de vooropgestelde theorie dat één indringende microbe één specifieke ziekte veroorzaakt serieus in vraag te stellen? In plaats daarvan werd er een keuze gemaakt om al deze effecten als 'uitzonderingen' te bestempelen, en koos men ervoor om het dogma toch overeind te houden niettegenstaande het feit dat er meer uitzonderingen zijn dan wat als normaal aanzien wordt. Door dit te doen werd de enige objectieve evaluatie om een mogelijk causaal verband aan te tonen tussen een micro-organisme en een ziekte overboord gegooid. Men kon dus, vanaf nu, zonder te verpinken verder op zoek gaan naar de onzichtbare infectieuze aanvaller en deze aanduiden als de schuldige om een specifieke ziekte te hebben veroorzaakt zonder ook maar met enig bewijs voor zo'n uitspraak te moeten komen aandraven.
In dit, ondertussen onwetenschappelijke, klimaat leidt het voorkomen van een infectieuze ziekte binnen een bevolkingsgroep onherroepelijk tot een zoektocht voor mogelijke organismen die op een of andere manier onze persoonlijke ruimte zouden kunnen zijn binnengedrongen zodat de ziekte daaraan kan toegeschreven worden. Wanneer een gelijkaardig ziektepatroon zich ontwikkelt in een aantal mensen dan kan men spreken van een epidemie, hetgeen meer druk zet op het vinden van de mogelijke oorzakelijke indringer, die eigenlijk niet méér is dan een tevoren niet opgemerkte microbe. Aangezien het al op voorhand beslist is dat de ziekte moet veroorzaakt zijn door die factor die van buitenaf binnenkomt kan geen enkele andere mogelijke oorzakelijke optie overwogen worden. Laten we dan nu de aangegeven richting even volgen om te kijken welke mogelijke factoren al epidemieën veroorzaakt zouden hebben.
De Wereld Gezondheidsraad (WHO) verklaart dat uitbraken van ziekten meestal veroorzaakt zijn door infecties die overgedragen worden ofwel van persoon op persoon, ofwel van een dier op persoon, ofwel vanuit de omgeving naar de persoon. Soms worden uitbraken veroorzaakt door blootstelling aan chemische of radioactieve materialen. Wanneer de oorzaak niet duidelijk is dan moet het wel een nieuw of gemodificeerd pathogeen zijn of een ongekend chemisch lek, beweert de WHO. Hier zit weldegelijk een toegeving in dat chemicaliën en radioactiviteit verantwoordelijk kunnen zijn voor het uitbreken van ziekten en epidemieën. Onthoudt echter wel dat enkel de WHO de autoriteit bezit om de oorzaak van de uitbraak van de ziekte te benoemen, hetgeen betekent dat als er geen bekentenis is over chemische of radioactieve blootstelling dan kan er maar één 'mogelijke' oorzaak zijn.
Onthoudt vooral ook het volgende. Hoe de zogenaamde overdracht van een ziekte ook gebeurt het beantwoordt niet de vraag vanwaar de ziekte dan eigenlijk vandaan komt. Wanneer mensen geïnfecteerd geraken door dieren dan zou het nuttig zijn dat de wetenschap ons ook zou aantonen waar de dieren de pathogeen hebben opgelopen, zelfs als ze er zelf niet ziek van zouden worden. Wanneer dieren 'drager' zijn van de ziekte zonder dat er zich bij hen ziekteverschijnselen of symptomen voordoen dan moet de vraag gesteld worden waarom mensen niet altijd met de ziekte 'besmet' worden. Waar hebben we over de eeuwen heen ziekten die zich tot epidemieën ontwikkelden zoal opgepikt?
- de pest - bacteriën overgedragen van knaagdieren via de beet van geïnfecteerde vlooien
- malaria - overgedragen door muggen
- Spaanse griep (1918) - H1N1 virus met genen van gevogelte (ongeïdentificeerde vogelbron)
- Hong Kong griep (1968) - H3N2 virus met genen van vogelgriep
- AIDS - HIV overgedragen van chimpansees naar mensen in de '20-er jaren in de Democratische Republiek van Kongo
- Vogelgriep - H5N1 en H7N9 virus afkomstig van verschillende vogelsoorten
- SARS - een dierlijk virus afkomstig van een onbekende haard
- Ebola - een dierlijk virus afkomstig van een onbekende haard
- varkensgriep - H1N1 virus afkomstig van varkens (hetzelfde virus dat de Spaanse griep veroorzaakte en toen afkomstig was van vogels!)
- Coronagriep - onbekende dierenhaard (vleermuizen, varkens, katten, vogels)
We zijn vertrokken vanuit het idee dat de bacteriële infecties, zoals tuberculose en de pest, veroorzaakt zijn door overbrenging van een pathogeen van een dier naar de mens. In beiden kan de aanwezigheid van de genaamde bacterie aangetoond worden door middel van een gewone microscoop en de bacterie groeit direct op cultuur. Met andere woorden weten we wel zeker dat de bacterie waar we het over hebben in beide, het dier en de mens, op dat moment aanwezig is. Of de bacterie dan ook de ziekte veroorzaakt heeft wordt niet aangetoond aangezien de vier vereisten, die een eenduidig antwoord zouden leveren, niet de gewenste resultaten opleveren, of nog eenvoudiger uitgedrukt, dat de vereisten ons duidelijk maken dat onze veronderstelling fout is.
Maar laten we dan even kijken hoe de medische wereld de aanwezigheid van een virus aantoont in ziek weefsel. Hou voor ogen dat de eventuele aanwezigheid nog geen bewijs is voor de oorzaak van de ziekte! Eerst en vooral is er het nemen van stalen waarin het virus mogelijks aanwezig zou kunnen zijn. Het wordt vermeld dat de juist technieken moeten gevolgd worden om potentiële fouten bij de analyse te vermijden. Verschillende soorten stalen moeten afgenomen worden in de juiste tubes om de integriteit van het staal te vrijwaren. Deze moeten dan op de juiste temperatuur bewaard worden (gewoonlijk 4°C) om bacteriële of schimmelcontaminatie te vermijden. Ben je er helemaal zeker van dat er niets fout zal gaan tussen het nemen van de stalen en hun aankomst in het laboratorium?
Daar moet het virus geïsoleerd worden zodat men het kan gebruiken om uit te zetten op celculturen. Om het virus te isoleren wordt het vermengd met andere cellen zodat deze - dat is de theorie - dan besmet zullen worden. Er ontstaat celdood en een staal van dit mengsel zal nu gebruikt worden voor de identificatie van het virus. Het is nu welbekend dat het niet kan aangetoond worden dat wat er gebruikt wordt voor het testen van de identificatie enkel virale deeltjes bevat, aangezien er ook altijd deeltjes van het mengsel zelf achter blijven. Er is altijd afgebroken normaal celmateriaal aanwezig in het testmengsel. Dus wat ook het testresultaat is het kan nooit bewezen worden dat dat afkomstig is van het theoretische virus. Wetenschappelijk onderzoek heeft zelfs aangetoond dat wanneer de virussen van het staal niet vermengd worden met andere cellen er nooit een virus kan 'geïsoleerd' of 'aangetoond' worden!
Verdere testen worden dan uitgevoerd om het genoom te bepalen dat toegeschreven wordt aan het onbekende virus. Het mag nu al duidelijk zijn dat het niet kan aangetoond worden dat het genetische materiaal niet toebehoort aan een normale cel, met andere woorden deel uitmaakt van het substraat dat gebruikt werd om virussen op te laten ontwikkelen.
Andere testen om de aanwezigheid van een virus te checken worden gebaseerd op het principe dat een specifiek antilichaam gevormd wordt tegen een welbepaald virus. Om dit aan te tonen wordt het mengsel vermengd met een aantal antilichamen tegen verschillende virale types. Daarna wordt het mengsel blootgesteld aan specifieke lichtfrequenties of aan chemicaliën die toelaten dat het antilichaam zichtbaar wordt. Het zien van het antilichaam moet dan het bewijs zijn voor de aanwezigheid van het virus. Het is dan wel echt jammer dat de wetenschap al lang geleden heeft aangetoond dat er geen specifieke antilichamen bestaan tegen geen enkele specifieke factor, wat het 'vreemde' materiaal ook moge zijn. Dus kan het labo wel een positieve antilichaamtest aantonen zonder echt een bewijs te hebben geleverd voor de aanwezigheid van een virus.
En dan zijn er nog de foto's van de elektronmicroscoop. Deze techniek wordt nooit gebruikt als routine diagnostische test omdat er hooggespecialiseerde manieren nodig zijn voor het afnemen van zulke stalen, een heel speciale microscoop en gespecialiseerd technische expertise. De zwart-wit, slecht gefocuste, beelden van deze microscoop tonen vlekken waarvan men zegt dat sommige virussen zijn. Wat deze vlekken doen, waar ze vandaan komen en of deze vlekken al dan niet iets veroorzaken zijn geen vragen die de momentopname beelden beantwoorden.
Om praktische redenen heeft de medische wereld een alternatieve test ontworpen om dokters toe te laten virale infecties te herkennen. Wanneer iemand besmet geraakt is het waarschijnlijk dat het lichaam antilichamen gaat produceren tegen de 'indringer'. Dit idee maakt deel uit van wat genoemd wordt 'de immuunreactie' van het lichaam. Dus wordt de aanwezigheid van antilichamen in het bloed aanzien als een bewijs voor een acute infectie. Vandaar dat het testen van bloedstalen op antilichamen de meest gebruikte methode is voor het identificeren van een infectie. Het bloedstaal wordt gescreend voor een reeks antilichamen en elke positieve test wordt dan aanzien, geïnterpreteerd, als zijnde de aanwezigheid van een specifiek virus, terwijl er geen specifiek antilichaam bestaat en de aanwezigheid van antilichamen ook niet altijd samengaat met de aanwezigheid van een specifieke infectie.
De conclusie moet dan wel zijn dat men de aanwezigheid van een virus in een geïnfecteerd persoon niet zonder enige twijfel kan aantonen. Daar komt nog bovenop dat, zoals het al het geval was met infecties waar er verwezen werd naar micro-organismen, er nooit een causaal verband aangetoond kon worden tussen de aanwezigheid van een pathogeen en de ziekte.
Laten we terugkeren naar hoe de medische overheid uitlegt hoe een persoon ziek wordt als gevolg van een infectie. Uit de lijst van epidemieën die we hierboven hebben aangegeven kunnen we afleiden dat de invasie gebeurt na contact met bepaalde dieren die ofwel zelf ook geïnfecteerd waren of gewoon onschuldige dragers zijn. Nadien hebben we een directe overdracht van mens tot mens en een andere manier die de verspreiding bewerkstelligt is de overdracht van een object zoals een tafelblad, een deurklink, tandenborstels, een handdruk, de lijst is oneindig. Waarom kan dat zo zijn? Omdat geen enkele van die dingen bewezen oorzaken van infecties zijn. Het is niet moeilijk om de aanwezigheid aan te tonen van micro-organismen in onze omgeving omdat ze overal aanwezig zijn. Wanneer we het hebben over micro-organismen dan bedoelen we levende organismen zoals bacteriën, schimmels, parasieten. De gehele levende planeet is gebouwd op de aanwezigheid van micro-organismen. Maar of hun aanwezigheid ook gelijk staat met ziekte veroorzaken bij de mens is een compleet ander gegeven. Eentje waar nooit bewijzen voor geleverd werden. Of zelfs nog beter, eentje waar men van weet dat het onzin is omdat wetenschappers al aangetoond hebben dat de aanwezigheid van de micro-organismen ons in leven houdt. Ze zijn essentieel voor alle lichamelijke vitale functies. Net zoals de zon essentieel is voor het leven op aarde - het is geen dodelijk wapen - zo zijn de micro-organismen essentieel voor het leven van de mens. De opdeling in 'goede' en 'slechte' microben houdt dan misschien wel de droom levend dat we bang moeten zijn van hen en hen moeten bekampen, maar voor de rest houdt het helemaal geen steek.
Teken dragen de bacterie die de ziekte van Lyme brengt. Muggen brengen ons malaria. Vleermuizen geven ons de griep, die we dan coronagriep kunnen noemen. Insecten, maar ook ander dieren zoals dassen in verband met tuberculose en vogels zijn allemaal mogelijke brengers van microben die bij ons infectieuze ziekten veroorzaken. Het is direct contact met deze dieren dat de modus van overdracht verzorgt en waardoor de microbe het menselijke systeem kan binnendringen. Voedselvergiftiging is een andere gekende bron, alhoewel de overgrote meerderheid van de bacteriën die we kunnen oppikken in rottend voedsel commensalen zijn, hetgeen betekent dat ze in ons systeem leven, met andere woorden in een gezond iemand altijd aanwezig zijn. Dus het mag helemaal geen verrassing zijn dat je ze kan aantonen na voedselvergiftiging! En dan kan direct contact met objecten deze infectieuze factoren ook aan ons aanbieden omdat ze mogelijks micro-organismen op het oppervlak dragen. Microben kunnen overleven op vele soorten oppervlakten, alleen virussen kunnen dat niet. De medische boeken zijn hier heel duidelijk over, namelijk dat virussen enkel kunnen overleven binnenin een levende cel. Waterdruppeltjes, bijvoorbeeld, zijn geen levende cellen. Virussen kunnen per definitie - het is een fundamentele karaktertrek van virussen - niet overleven buiten een cel. De overdracht van micro-organismen via objecten om op die manier een infectie te veroorzaken is nooit aangetoond maar wordt voortdurend gebruikt in de strijd tegen de verspreiding van een infectie.
Contact met 'vuile' materie van feces naar voedsel naar lucht wordt altijd aangehaald als een manier waarop de infectie zich verspreidt. Soms kan de aanwezigheid van micro-organismen aangetoond worden maar een causaal verband met gelijk welke ziekte werd nooit aangetoond. Maar er is geen wetenschappelijk bewijs nodig als niemand ernaar vraagt! Het herhalen van boodschappen om contact te vermijden en om te ontsmetten is genoeg om de angst levend te houden en dan gaan mensen deze illusie zelf in stand willen houden. Alle aandacht wordt naar buiten gericht. Het gevaar komt van buitenaf en om infectie te voorkomen moet je enkel je omgeving in de gaten houden. De enige vermelding in de medische literatuur aangaande de belangrijkheid van het individu in het infectieverhaal is dat sommige kwetsbare verzwakte mensen meer kans maken om geïnfecteerd te worden omdat hun immuniteit, hun weerstand, verlaagd is.
Dit is het deel van het verhaal dat eigenlijk geen enkele aandacht krijgt. Niemand lijkt geïnteresseerd te zijn waarom sommige mensen infectieuze ziekten overleven en anderen niet. Alle aandacht en alle inspanningen zijn gericht op het redden van levens van de zieke mensen en om te 'voorkomen' dat anderen ook onder de ziekte gaan lijden. Eenvoudig gezegd, overleveraars zijn individuen die de innerlijke kracht hebben om het effect van de ziekte, waar de oorzaak ervan dan ook mag liggen, te overkomen. In deze situatie zou het van belang moeten zijn voor de hele populatie om te weten wat het betekent om een 'hoge immuniteit', een 'grote weerstand', te hebben. Hoe bereik je dat?
Heel in het begin werd er gezegd dat elke epidemie eigenlijk het resultaat is van de combinatie van enerzijds een verminderde weerstand van de gastheer van de infectie en van een toegenomen viriliteit van de pathogeen anderzijds. Dus is de ziekte het directe resultaat van de machtstrijd tussen de innerlijke kracht van het individu en de druk van de buitenwereld. Al de inspanningen van de medische wereld zijn gericht op de omgeving, op het desinfecteren van de omgeving, op het onder controle brengen van de omgeving. De resultaten van deze inspanningen zijn enorm minimaal aangezien we nog steeds onderhevig zijn aan epidemieën en pandemieën niettegenstaande de voorspellingen van de vorige eeuw, met het uitbrengen van de nieuwe antibiotica, dat infectieuze ziekten snel naar de geschiedenisboeken zouden verwezen worden. Waarom heeft men zich niet bezig gehouden met de innerlijke natuurlijke weerstand van het individu?
Een hoge weerstand hebben tegen ziekten is toch wel zeker de meest efficiënte manier en de meest krachtige manier om te overleven in gelijk welke omgeving. Maar innerlijke kracht is niet afhankelijk van een buiteninvloed. Het is, per definitie, iets dat het individu zelf kan doen. Er komt geen specialist of expert aan te pas. Innerlijke kracht, dat weten we nu, heeft alles te maken met een innerlijk evenwicht, met jezelf te zijn. Het volgen van instructies die ons van buitenaf opgelegd worden heeft niets te maken met innerlijke kracht, ongeacht of deze instructies gaan over hoe we ons tegen infectieuze ziekten kunnen beschermen of over hoe we ons leven nu best zouden leven.
Gezondheid begint met een omschakeling van 'naar buiten kijken' naar 'naar binnen kijken'.
Epidemieën gaan niet over het verspreiden van pathogenen, ziekteverwekkers, van een object of een dier of een mens naar een ander mens. Het heeft veel meer te maken met het verspreiden van een omgeving in welke we ons als groep bedreigd en angstig voelen. In 2018, vertelde Medical News Today dat onderzoekers hadden gevonden dat chronische stress een negatieve impact heeft op het geheugen en dat het risico op cardiovasculaire crisissen, zoals beroerten, enorm toeneemt onder die omstandigheden. Afgelopen jaar werd een studie gepubliceerd door specialisten aan de staatsuniversiteit van Pennsylvania die ontdekt hadden dat negatieve gevoelens een invloed hebben op hoe het immuunsysteem functioneert en dit hield verband met een verhoogd risico van uitgesproken ontstekingen, de voorloper van infectieuze ziekten. Het resultaat van het onderzoek, geleid door Jennifer Graham-Engeland, een vennootprofessor aan de staatsuniversiteit van Pennsylvania, werd gepubliceerd in Brain, Behavior, and Immunity.
Andrew Goliszek Ph.D. stelt voor dat aanhoudende stress ons meer toegankelijk maakt voor ziekten omdat de hersenen verdedigingssignalen uitzendt naar het endocriene systeem, waar dan een hele serie hormonen vrijkomen die ons niet enkel voorbereiden op noodsituaties maar tegelijkertijd ook het immuunsysteem zwaar onderdrukken. Sommige experten verkondigen dat stress verantwoordelijk is voor zo'n 90% van alle ziekten, inclusief kanker en hartziekten.
Aan het begin van de tachtiger jaren werden de psychologe Janice Kiecolt-Glaser Ph.D. en de immunoloog Ronald Glaser Ph.D. van de staatsuniversiteit van Ohio geïntrigeerd door dierstudies die stress en ziekten met mekaar in verband brachten. Tussen 1982 en 1992 bestudeerden ze medische studenten. Onder meer stelden ze vast dat de weerstand van de studenten, hun immuniteit, verminderde elk jaar als gevolg van een driedagen examenperiode. Deze observatie opende de poorten naar meer onderzoek. Tegen 2001 had Suzanne Segerstrom Ph.D. van de universiteit van Kentucky en Gregory Miller Ph.D. van de universiteit van Brits Columbia bijna 300 studies over stress en gezondheid om uit te pluizen. Laboratoriumstudies die mensen voor een paar minuten onder stress zetten vonden een explosie van activiteiten van het responstype "eerste respons" en dit gekoppeld aan andere tekens van verzwakking. Wanneer de stress voor langere tijd werd aangehouden - van een paar dagen tot een paar maanden tot jaren, of zelfs een leven lang - toonden alle metingen van immuniteitsfuncties een serieuze verzwakking. Langdurige of chronische stress vernietigt het immuunsysteem door het langzaam de grond in te boren. De studies toonden verder aan dat oudere mensen en mensen die al ziek waren meer gevolgen ondervonden van de veranderingen die zich in het immuunsysteem voltrokken ten gevolge van stress. Bijvoorbeeld, een studie in 2002 van Lyanne McGuire Ph.D. van de John Hopkins Geneeskundig Opleiding, samen met Kiecolt-Glaser en Glaser, toont aan dat zelfs een chronische subklinische depressie in staat is om het immuunsysteem van ouderen te onderdrukken. Deelnemers aan deze studie waren boven de 70 jaar oud en zorgden voor een Alzheimer patiënt. Mensen met een milde chronische depressie hadden zwakkere stimulatie van de T-lymfocyten op twee mitogenen, hetgeen de manier is waarop het lichaam beantwoordt aan virussen en bacteriën. Zelfs achttien maanden later was de stimulatiereflex van het immuunsysteem nog steeds onderdrukt en de immuniteit nam af met de ouderdom. Overeenkomend met een analyse die in 2004 gemaakt werd blijkt dat de cruciale factor tijd was, niet de diepte van de depressie. Dit betekent voor de oudere zorgdrager dat hun depressie én ouderdom een dubbele kaakslag is voor het immuunsysteem.
Dus het zou erg zinvol zijn, moesten we er echt in geïnteresseerd zijn om de weerstand van het individu tegen ziekte te verhogen, om de stress die uit de omgeving wordt overgedragen te verminderen. Een maatschappij die het minst invasief is, het minst ingrijpend, in het persoonlijke leven van de populatie is de meest mensvriendelijke en meest gezonde van alle maatschappijen. Neem nota van alle soorten druk die er op jouw leven geplaatst wordt en evalueer hoe jouw maatschappij, jouw gemeenschap, het er vanaf brengt op deze schaal van gezondheid, de enige ware meting van een gezonde maatschappij.
Maart 2020