AIDS: Wetenschappelijke of Virale Catastrofe
door Neville Hodgkinson
www.altheal.org
Journal of Scientific Exploration, Vol. 17, No. 1, pp. 87-120, 2003
Ondanks dat er meer dan $100 miljard uitgegeven wordt aan AIDS door de amerikaanse belastingbetalers alleen al, zijn wetenschappers nog niet in staat geweest om vast te stellen hoe HIV het AIDS syndroom veroorzaakt. Voorspellingen over het verloop van de epidemie zijn onjuist gebleken. Terwijl er gezegd wordt dat erin Afrika miljoenen besmet zijn en gaan sterven, is het sterftecijfer voor AIDS in Europa en de Verenigde Staten gedaald, met minder dan 250 doden per jaar in Engeland, met een bevolking van bijna 60 miljoen mensen. Beweringen dat cocktails van antivirale medicijnen verantwoordelijk zijn voor de terugval in het Westen, worden niet ondersteund door duidelijk bewijsmateriaal. In tegendeel, de amerikaanse regering heeft een beleid van "sla hard toe, sla vroeg toe" bij mensen die HIV-positief zijn terug geschroefd, omwille van "onverwachte giftigheid" van de medicijnen. De theorie dat HIV AIDS veroorzaakt, heeft bepaalde sociale en algemene gezondheidsnoden ingevuld, maar de wetenschappelijke gemeenschap heeft nu ernstige barsten ontdekt in de AIDS theorie en de medische toepassing, in het bijzonder hebben ze gefaald om de testen voor HIV-diagnose te valideren, omdat ze er niet in geslaagd zijn het virus te isoleren. Genetische en chemische signalen, die door verstoorde immuuncellen geproduceerd worden, zijn waarschijnlijk fout geïnterpreteerd, evenals het bewijs over de aanwezigheid van een dodelijk virus. Er bestaat een zeer grote over-diagnose van AIDS en HIV-ziekte in Afrika en andere landen, waar ondervoeding en armoedige levensomstandigheden, met ermee gepaard gaande infecties, de echte moordenaars zijn. De schadelijke gevolgen van deze vergissingen en nalatigheden zijn nu aan het stijgen, zodat de Wereld Gezondheidsorganisatie(WHO) en UNAIDS, die overtuigd zijn van een pandemie in Afrika, aandringen bij ministers van financiën in Afrikaanse landen om meer plaatselijke fondsen ter beschikking te stellen voor HIV/AIDS activiteiten. Anderzijds, als kwijtschelding van schuld en andere noodhulp, waar UNAIDS ook campagne voor voert, op een juiste manier gebruikt worden, dan zal een enorme verlichting van het menselijke lijden mogelijk zijn. Een verstandig antwoord van de wetenschappelijke gemeenschap op de hele waaier van bewijs, die de HIV-theorie in vraag stelt, blijft uit.
Introductie
Een afrikaans meisje staat onder een hoog, geïmproviseerd houten kruis, geplant op een vers gegraven graf. Haar droevig gezicht, ogen beschuldigend naar boven gericht, domineert de zwart-en-witte omslag van een speciale uitgave van het British Medical Journal, "Globale Stemmen over de AIDS Catastrofe". Binnenin lezen we dat zonder toegang tot retrovirale medicijnen, "de meeste van de 40 miljoen mensen die momenteel met HIV leven, zullen sterven"; dat jaarlijks meer dan 600.000 kinderen met HIV besmet werden door hun moeder, dat de epidemie 55 miljoen mensen zal gedood hebben tegen 2010; dat HIV-medicijnen gratis ter beschikking gesteld moeten worden in arme landen; en dat onze generatie beoordeeld zal worden aan de hand van het succes of het falen van de ontwikkeling van een HIV-vaccin en het verzekeren van de beschikbaarheid hiervan. Dit soort verklaringen zijn een soort litanie geworden, ze worden regelmatig herhaald in de media en ook in professionele magazines. De bedoeling is om het bewustzijn van HIV-lijden hoog te houden en om waakzaam te blijven voor de verdere verspreiding, en om aan te moedigen dat er hulp blijft aangeboden worden.
Dit artikel gaat over een wereldwijde beweging die zich een mening gevormd hebben, dewelke zich distantieert van het geloof, de veronderstellingen en interpretaties van bewijsmateriaal dat aan de basis ligt en voortvloeit uit de HIV-theorie over AIDS. Voor hen die zich aansluiten bij dit gedistantieerd standpunt, hebben de verklaringen in de bovenstaande paragraaf een heel andere betekenis. Ze betekenen een tragedie van fouten. De "dissidenten" ontkennen niet dat het lijden ten gevolge van verzwakking van het immuunsysteem op grote schaal bestaat in arme landen, en dat de nood aan hulp echt dringend is. Zij hebben afwijkende ideeën over datgene waardoor AIDS werkelijk veroorzaakt wordt. Maar ze hebben zich verenigd, om het zwakke beeld dat vooraanstaande AIDS wetenschappers schetsen, in vraag te stellen. Zij vinden het een ongegronde aanslag op de geest en het hart van miljoenen. De dissidenten zijn het er ook over eens dat het geloof, dat AIDS veroorzaakt wordt door een enkel virus, uitgedaagd moet worden door zich te verzetten tegen het gebruik van de HIV-test om een diagnose van HIV-ziekte te stellen, en door te beweren dat er meer geschikte en medelevende manieren zijn om AIDS te bestrijden dan het gebruik van antivirale medicijnen en de zoektocht naar een vaccin.
Voor vele wetenschappers, vooral zij die zich bezighouden met AIDS, is het niet langer een theorie maar een feit dat HIV AIDS veroorzaakt. Mijn eigen standpunt, nadat ik dit onderwerp gedurende meer dan 10 jaar bestudeerd heb, is dit niet omwille van het overweldigende bewijs ten voordele van de HIV hypothese, zoals vaak geloofd en beweerd wordt. In tegendeel, er bestaat krachtig bewijs dat de wetenschap die aan de basis ligt van de vaak gepubliceerde statistieken en het paradigma waardoor deze gemaakt worden, de kern gemist heeft op verschillende cruciale aspecten. Er dient zelfs een heel groot vraagteken gezet te worden over het eigenlijke bestaan van het virus, als een unieke besmettelijke entiteit. De signalen die geïnterpreteerd werden als een indicatie van de aanwezigheid, kunnen wel degelijk het gevolg zijn van een verhoogd verval van cellen in een immuunsysteem dat onder druk staat. De meeste mensen kennen dit bewijsmateriaal niet, omdat HIV een onderwerp van geloof in de moderne medische wereld geworden is en dit al van het eerste ogenblik dat de theorie naar voren gebracht werd, en dit in vraag stellen is ketterij. De gevoelens rond AIDS liepen zo hoog op, en de stimulans om een idee te promoten dat iedereen risico liep was zo sterk, dat vanaf het begin tegengestelde standpunten terzijde geschoven en onderdrukt werden, en hierdoor blijven deze standpunten voor het grootste deel onbekend. Dissidenten die de theorie in vraag stellen zijn vaak belachelijk gemaakt door collega's, die het voorrecht hadden aangesloten te zijn bij het vooraanstaande AIDS-geloof. Het resultaat hiervan is dat men voortdurend heeft gefaald om tekortkomingen in de wetenschap rondom de verklaring van het virus te erkennen of te onderzoeken.
Toen AIDS voor het eerst medisch erkend werd in 1980, bracht de energie om dit te overwinnen kwaliteiten en aspiraties naar boven bij de betrokkenen, die de roeping van professionele plicht ver overschreden. Deze inspanningen hebben diepgaande sociale en politieke voordelen gebracht. Sympathie voor homosexuelen, die het hardst getroffen werden in het Westen, groeide gestaag en de sociale status van de homogemeenschap is getransformeerd. Recenter heeft het bewustzijn, dat miljoenen vroegtijdig sterven in Afrika, het gevoel dat AIDS één van de meest dringende uitdagingen is voor de mensheid verhoogd en heeft een flinke reactie opgewekt met betrekking tot menselijke en financiële hulpmiddelen. In de Verenigde Staten alleen, waar belastingbetalers meer dan $100 miljard betalen voor HIV/AIDS onderzoek, behandelingen, en andere programma's gedurende de laatste 20 jaar, heeft de Bush administratie $780 miljard gebudgeteerd in 2002 om andere landen te helpen om een greep te krijgen op de ziekte. Tot verbazing van de New York Times, drongen zowel Republikeinen als Democraten aan voor meer. "Met het Vuur van een Bekeerde, wordt het Congres Gewekt voor AIDS " was de titel van een rapport in de Times waarin gezegd werd dat de uiteindelijke bijdrage van de Verenigde Staten aan de globale strijd ongeveer $1,3 miljard zou bedragen. Het recent opgericht Globale Fonds om AIDS, tuberculose en malaria te bestrijden kreeg al snel de belofte van meer dan $2 miljard, waarvan $700 miljoen onmiddellijk ter beschikking gesteld werd (alhoewel het BMJ argumenteerde dat deze cijfers nog steeds niet in proportie waren met hetgeen nodig was). De Wereldbank, die meer dan $2 miljard uittrok voor HIV/AIDS sinds 1986, waaronder leningen, is zijn inspanningen ook aan het verhogen.
Paradoxaal, echter, door de omvang van deze inspanningen, samen met de waarde van de HIV-theorie als de aanleiding voor hulp, werd het hoe langer hoe moeilijker voor dissidenten om hun stem te laten horen. De meeste mensen geloofden nu vast dat de wereld een "AIDS catastrofe" tegemoet ging en zij reageerden met escalerende eisen met betrekking tot de uitbreiding van de epidemie, niet alleen vanuit bezorgdheid maar vanuit dankbaarheid, dat ondanks de omvang van het probleem, de wetenschap, de medische wereld en de politiek het virus niet uit het oog zouden verliezen en dat er enorme middelen ingezet werden om hun inspanningen te ondersteunen. Het leek dan ook lomp, onverantwoordelijk en zelfs gevaarlijk om ook maar iets te zeggen of te schrijven, dat gezien kon worden als het afzwakken van de mogelijkheden om de verspreiding van HIV te bestrijden.
Zowel wetenschappers als niet-wetenschappers stelden de hypothese in vraag op eigen risico. President Thabo Mbeki van Zuid Afrika heeft het nog steeds moeilijk om te bekomen van zijn politieke fout door te suggereren dat armoede, en niet HIV, verantwoordelijk is voor veel van de AIDS-gevallen in Afrika. Toen Mbeki de waarde van antivirale medicijnen, voor het voorkomen van de overdracht van AIDS tussen moeder en kind, in vraag stelde, werd hij in Engeland afgeschilderd als een monster (vb. "Mbeki laat AIDS-babies sterven in pijn", The Observer, 20 Augustus 2000; Mbeki "Vijand van het Volk", Sunday Times, 27 Augustus 2000). Over heel de wereld sloten kranten en media, dokters en wetenschappers, liefdadigheidsinstellingen, UN agentschappen, financiële instellingen en politiekers, zelfs tot op het niveau van het Witte Huis, zich aan bij deze kritiek. "Onder druk om miljoenen te moeten uitgeven om AZT voor te schrijven, tolereert President Mbeki AIDS-fraudeurs," schreef het Time Magazine in april 2000, als reactie op nieuws dat Mbeki zijn recht verdedigde om een dozijn "dissidente" wetenschappers te laten zetelen in een 40-man sterk panel voor advies over AIDS. De ziekte dreigde een kwart van de bevolking van Zuid Afrika uit te roeien tegen het jaar 2010, vertelde de medische correspondent van Time, maar toch trok de regering zich terug van zijn verantwoordelijkheid om te behandelen, door te weigeren om het antivirale medicijn AZT of nevirapine ter beschikking te stellen van slachtoffers van verkrachting en zwangere vrouwen. Honderd duizenden, misschien wel miljoenen, leden omwille van Mbeki's "misplaatst wantrouwen ten opzichte van de medische autoriteiten ". De laatste (augustus 2002) aanval op Mbeki is een CD met beroemde songs vanuit het anti-apartheid tijdperk, waar hij en zijn minister van gezondheid Manto Tshabalala-Msimang afgeschilderd worden als de nieuwe onderdrukkers.
Deze toestand is inderdaad gevaarlijk, maar niet omdat Mbeki fout is. Want als er één iets zeker is, dan is het dat zowel AZT als nevirapine zeer gevaarlijke medicijnen zijn, en dat er van geen van beide aangetoond werd dat ze nuttig zijn voor babies. Zoals we zullen zien is het nut louter speculatief, gebaseerd op een effect op bepaalde surrogaat-tekenen waarvan aangenomen wordt dat deze een HIV besmetting aantonen. Studies met betrekking tot effectieve resultaten op de gezondheid van babies tonen aan dat, diegene die de medicijnen kregen het er slechter vanaf brachten dan de andere. Dit is tegengesteld aan de verwachtingen die gebaseerd zijn op AIDS-orthodoxie en kan de aanleiding zijn voor een al te lang uitgesteld her-onderzoeken van vele beweringen van AIDS-experten.
Hoe de Theorie tot Stand kwam
Diepgaande sociale, psychologische en politieke motieven lagen aan de basis van de constructie en bijna onmiddellijke aanvaarding van de HIV-hypothese, maar een goed punt om het verhaal te beginnen is 23 april 1984. Dat was de dag waarop Margaret Heckler, de toenmalige Secretaris van Gezondheid in de Verenigde Staten, op een persconferentie aankondigde dat de "waarschijnlijke" oorzaak van AIDS gevonden was. Het was een virus, dat later bekend werd als het Human Immunodeficiency Virus. Er werd een proces ontwikkeld om dit virus massaal te produceren, zei Heckler, hetgeen resulteerde in een "bloedtest voor AIDS waarvan we hopen dat deze wereldwijd ter beschikking gesteld kan worden binnen zes maanden...we hebben vandaag een patent aangevraagd op dit proces ".
Robert Gallo, de onderzoeker van de amerikaanse regering die het team dat deze schijnbare doorbraak realiseerde leidde, bevestigde op de persconferentie dat volgens hem de oorzaak voor AIDS ontegensprekelijk een nieuw retrovirus (*) was, dat het waarschijnlijk hetzelfde was dat de groep van Luc Montagnier in het Pasteur Instituut in Parijs gevonden hadden, en dat er een betrouwbare bloedtest "die snel levens kon redden" ontwikkeld was. De bloedtest is mogelijk omdat "we het probleem van massaproduktie hebben opgelost", vertelde Gallo aan verslaggevers. "Dat is één van de belangrijkste dingen die we jullie hier vandaag willen vertellen."
(*) Een retrovirus gebruikt een enzyme, omgekeerde transcriptase, om het ribonucleic acid (RNA) om te vormen naar deoxyribonucleic acid (DNA), waardoor zijn genetische materiaal geïntegreerd kan worden binnen het DNA van de gastcel.
Om zijn eis te stellen dat hij de eerste was die "het AIDS virus" echt geïdentificeerd had, had Gallo al eerder het belang van de bevindingen van het werk van de Pasteur groep afgezwakt. "Niemand is in staat geweest om met de deeltjes te werken," schreef hij naar de uitgever van The Lancet eerder dat jaar. "Omwille van het gebrek aan een permanente produktie en identificatie is het moeilijk om te zeggen dat ze echt "geïsoleerd" zijn, zoals virologen deze term gebruiken." Gallo's "eerder ongeloof dat de eis van Montagnier dat hij het virus geïsoleerd had bij AIDS patiënten, waarvan hij nadien toegegeven heeft dat hij hier niet in geslaagd was ", zoals Nature het stelt, kwam door twijfels over elektronen-micrografieën die door de fransman gepubliceerd waren. Gallo legde in het begin de eisen van het franse team, dat zij een retrovirus specifiek voor AIDS hadden geïdentificeerd, als zijnde "belachelijk" naast zich neer, op basis van het feit dat hun cultuur reageerde met antilichaampjes in bloedstalen van AIDS patiënten. "Dat is slechte virologie," zei Gallo. "het serum van een patiënt, zeker bij AIDS patiënten, bevat antilichaampjes tegen heel veel verschillende dingen."
Gallo's scepticisme maakte plaats voor een andere houding, nadat zijn eigen eerdere kandidaat om het AIDS-virus te zijn, HTLV-1, faalde om te overtuigen, niet in het minst omdat het in verband gebracht werd met ongecontroleerde groei van witte bloedcellen, en niet met het verlies aan cellen zoals men bij AIDS zag. De persconferentie van april 1984 had betrekking op zijn tweede kandidaat, een retrovirus dat kennelijk in verband stond met HTLV-1, en dat hij HTLV-3 noemde. De volgende maand publiceerde de groep van Gallo vier artikels in Science waarin zij probeerden aan te tonen dat HTLV-3 de eerste oorzaak voor AIDS was.
Deze verslagen in Science, samen met de beweringen van Montagnier, werden al snel de onbetwiste basis van het geloof van de wetenschappelijke gemeenschap in de theorie dat AIDS inderdaad veroorzaakt werd door een nieuw virus. Tussen 1984 en 1987 werd er aanvaard dat Gallo en Montagnier erin geslaagd waren om het virus te isoleren en een diagnostische test te ontwikkelen, om de aanwezigheid ervan aan te tonen zowel bij patiënten als in bloedvoorraden. Controle-onderzoeken, die gebruik maakten van deze tests, gaven al snel het idee dat HIV zich zeer snel verspreidde via sexueel kontakt, overdracht tussen moeder en baby, bloedtransfusie, en naalden die gedeeld werden door drugverslaafden. Het antivirale medicijn AZT volgde al snel, het was oorspronkelijk ontworpen en aangeprezen door wetenschappers van de amerikaanse regering in samenwerking met een medicijnfabrikant, Burroughs Wellcome (nu opgeslorpt door de reusachtige GlaxoSmithKline groep) die met de meeste eer ging lopen. De wereld was er zeker van dat een vaccin al snel zou volgen.
Drie kernregels werden al snel in voege gesteld als een vast geloofssysteem, en deze zijn eigenlijk nog onveranderd tot op heden. Ze stelden dat:
- HIV is een dodelijke virale infectie, waarschijnlijk ontstaan in Afrika, die geleidelijk en onherstelbaar cellen van het immuunsysteem vernietigt, zodat het slachtoffer uiteindelijk sterft aan de onmogelijkheid om weerstand te bieden aan een variëteit van reeds bekende ziektes.
- De aanwezigheid kan betrouwbaar vastgesteld worden met een HIV-test.
- AZT en gelijkaardige medicijnen kunnen levens redden door het virus te onderdrukken, zijn groei en overdracht te blokkeren. Hieruit volgt dat de beste manier om de epidemie te bestrijden het gebruik van antivirale medicijnen is en de jacht naar een vaccin, samen met preventie die de verspreiding van condooms en de ontmoediging van borstvoeding door moeders die HIV positief zijn omvat.
De wereld was klaar om dit verhaal te horen. Het was alsof een enorme, collectieve zucht van verlichting opsteeg, omdat de ingewikkelde en afschrikwekkende instorting van het immuunsysteem, hetgeen gebeurt bij AIDS, toegeschreven kon worden aan één enkele microbe. Leiders van de homogemeenschap waren in het bijzonder opgelucht. Zij vochten al jaren, via de Homo Bevrijdings Beweging, voor een meer menselijke houding tegenover homosexualiteit. Dit kwam in het gedrang gedurende de eerste jaren van AIDS, toen het "homoplaag"-stigma gebruikt werd door de administratie van de rechtervleugel als een beschuldiging voor inactiviteit. Dokters en wetenschappers die de vernieling gezien hadden, die deze nieuwe ziekte veroorzaakte in jonge levens, waren ook opgelucht. Een dodelijk nieuw virus betekende een vijand die proper bestreden kon worden, zonder vooroordeel, door gebruik te maken van wetenschappelijke hulpmiddelen waar iedereen bekend mee was. Ook de media houdt van verhalen over moordende virussen. Terwijl het idee zich ontwikkelde dat het virus zelf geen onderscheid maakte en na verloop van tijd een bedreiging zou vormen voor iedereen, begon er veel geld te rollen naar het onderzoek en de behandeling van AIDS.
Deze en andere sociale, politieke en zelfs religieuze factoren verzamelden zich achter de HIV-hypothese en maakte er, in de geest van vele mensen, een overtuiging van. Homo-mannen die suggereerden dat er een verband kon bestaan tussen AIDS en door de drugs beheerste promiscuïteit van meerdere partners in de vroege jaren van Homo Bevrijding – niet met een gevoel van schaamte of schuld, maar eerder om de ziekte proberen te begrijpen en te voorkomen – werden al snel het zwijgen opgelegd. Eén van hen, de overleden Michael Callen, wiens "conservatieve" inschatting was dat hij met meer dan 3.000 partners sex had gehad op zijn 27ste, zei ooit: "HIV kweekt een vorm van wetenschappelijk nationalisme: je bent er ofwel voor ofwel tegen. En zoals Amerika, moet men er ofwel van houden ofwel het AIDS-debat verlaten."
Niet lang na de lancering van het virus van Gallo als de oorzaak voor AIDS, ontstond er een heftige wetenschappelijke discussie die, paradoxaal, ook het effect had om de virale theorie nog meer te fixeren in de geest van de mensen. Er werd ontdekt dat HTLV-3 identiek was met de deeltjes die verkregen waren door het Pasteur-team, die zij LAV hadden genoemd; en een staal van LAV hadden ze opgestuurd naar het labo van Gallo. Was er een verwisseling gebeurd in het labo? Had Gallo het virus van de franse groep "gestolen"? Een lang en moeizaam debat werd gevoerd aan wie deze ontdekking toegeschreven moest worden.
Gallo beweerde dat zelfs als het hetzelfde virus was, zijn team een belangrijke voorsprong had op het werk van de fransen, omdat zij het hadden kunnen laten groeien (in een zeer abnormale, leukemische cellijn) in voldoende hoeveelheden om het laboratoriumwerk te kunnen uitvoeren van waaruit de eerste testen op antilichaampjes gemaakt waren.
Jaren later, leidde een onderzoek door het Nationale Instituut van het Kantoor van Gezondheid van Wetenschappelijke Integriteit in de Verenigde Staten tot een rapport, dat vermelding maakte van 20 gevallen van "bewuste valse rapportering of fouten" in het eerste en belangrijkste rapport in Science. Acht van deze fouten, zo stelde het rapport, waren ernstig genoeg om wetenschappelijk wangedrag ten laste te leggen. Gallo, die zijn onschuld voor opzettelijke misleiding staande hield, heeft wel toegegeven dat de vier rapporten geschreven werden tijdens wat hij de "passionele" fase noemt van het groepswerk, toen ze onder heel veel druk stonden om snel te publiceren, ook politieke druk van het departement van Heckler.
Robin Weiss, de bekendste britse AIDS wetenschapper, weerlegde initieel ook de beweringen van de franse groep en verwierp een verslag van Montagnier in 1983. In 1985 eiste Weiss ook onafhankelijk de isolering van een AIDS virus op, waarop hij de britse bloedtest van een patent voorzag, nadat Montagnier ook hem stalen van LAV gestuurd had. Begin 1991 bracht een onderzoek aan het licht dat zijn virus ook identiek bleek te zijn met het franse virus, en Weiss gaf openlijk toe dat hij misschien zijn culturen per ongeluk besmet had met LAV.
Terwijl Gallo en Montagnier elkaar reeds vanaf het begin bestreden, over wie er de eer moest krijgen voor de ontdekking van het virus, werd de mogelijkheid dat geen van beiden dit gedaan had door de wetenschappelijke gemeenschap van de wereld over het hoofd gezien. Aanvaarding van de term "Human Immunodeficiency Virus" als een voorgesteld compromis tussen HTLV-3 en LAV legde voorgoed de veronderstelling vast dat een nieuw virus de oorzaak voor AIDS was. Maar achteraf gezien, was het toch wel opmerkelijk dat niet alleen Montagnier en Gallo maar ook Weiss, de drie belangrijkste pionnen in het HIV-verhaal, alledrie hun beweringen gebaseerd leken te hebben op het werk met identieke deeltjes van één en dezelfde bron.
Woede en Ongeloof bij de Eerste Uitdagingen
Tijdens de tweede helft van de jaren 1980, terwijl ik werkte als medische correspondent van de Londense Sunday Times, vermeldde en rapporteerde ik over het snel-vestigende geloof dat HIV besmettelijk is, een microbe is die sexueel overgedragen wordt, stilletjes de wereld bedreigt omwille van de tijdspanne van jaren tussen de besmetting en de afbraak van het immuunsysteem. Aan dit geloof zelf zat een besmettelijk element vast, waarvan ik me kan herinneren er voor het eerst aan blootgesteld te zijn op het eerste AIDS-congres in Washington in 1987. Er was heel wat emotie aanwezig. Er was woede, omdat homo-mannen, die reeds getroffen werden door verschrikkelijke verliezen, hun best deden voor een snellere vrijgave van anti-HIV medicijnen; maar er was ook een gedeeld gevoel van opwinding, omdat spreker na spreker het gevaar benadrukte dat HIV vormt, maar gelijktijdig ook de verzekering gaf dat de wetenschap en de medische wereld zich mobiliseerden tegen deze microbe en mits de noodzakelijke sociale en financiële steun, vroeg of laat dit zouden overwinnen.
Nadat ik de komende jaren met dit idee leefde en werkte, kon ik het niet geloven toen in juni 1990 een britse televisiedocumentaire dit geloof in vraag stelde. Ze was gemaakt door Meditel, een filmproduktiehuis in Londen, en werd uitgezonden als deel van de serie Dispatches op Channel 4, het benadrukte een uitdaging voor de HIV-theorie door Professor Peter Duesberg, een amerikaanse moleculaire bioloog. Voorheen werd hij beschouwd als één van de meest vooraanstaanden in zijn vak, maar Duesberg werd uitgesloten nadat hij beweerde dat HIV een onschadelijk bijprodukt was van AIDS. Hij geloofde dat de echte oorzaken drugmisbruik en grote blootstelling aan bloedprodukten en, terwijl de paniek rond HIV toesloeg, giftige tegen het virus gerichte medische behandelingen waren.
Het belangrijkste punt in het argument van Duesberg tegen HIV was (en is) dat er zo weinig actief virus aangetroffen wordt in patiënten, zelfs deze met zeer vergaande AIDS, dat dit niet de schade kan aanrichten die eraan toegeschreven wordt. Op een gegeven ogenblik werd er verondersteld dat AIDS het resultaat was van het virus dat het immuunsysteem plat walste "zoals een bulldozer" (in de woorden van Gallo), waarbij een bepaalde klasse van cellen vernietigd wordt, die bekend staan als T4 cellen, en die cruciaal zijn voor het coördineren van de reactie van het lichaam tegen infecties. Die theorie is niet overeind gebleven. Volgens een recent verslag in Nature, "veel wordt overgelaten aan de fantasie" over hoe HIV een verzwakking van de immuniteit veroorzaakt. Na ongeveer twintig jaar werk, weten AIDS-wetenschappers nog steeds niet hoe of waarom HIV ziekteverwekkend is. Dit feit op zichzelf ondersteunt de positie van Duesberg in grote mate.
Ongeveer 18 maanden nadat de Meditel film vertoond werd, ontmoette ik de directeur, Joan Shenton, die erop aandrong dat ik me zou gaan verdiepen in de kritiek van Duesberg. Tegen deze tijd had hij de steun gekregen van ongeveer 40 wetenschappers en andere AIDS-analysten, ze noemden zich de Groep voor de Herwaardering van de HIV/AIDS hypothese. (later bestond de groep uit meer dan honderd leden). In mei 1992 werd er een "alternatieve" AIDS-conferentie gehouden met Duesberg en andere "AIDS-dissidenten" in Amsterdam, Nederland, waardoor ik in de gelegenheid gesteld werd om voor het eerst in de wereld in een nationale krant hun argumenten te beschrijven.
Het artikel veroorzaakte een woedende reactie van AIDS-wetenschappers, die zeiden dat dit levens in gevaar bracht door de openbare gezonde reactie op de epidemie te verzwakken. Robin Weiss nodigde mij uit in zijn labo om het "onschadelijke" virus, waarover ik schreef, te bekijken. Hij heeft het eigenlijk nooit echt aan mij getoond, maar heeft me gedurende twee uur de les gelezen over mijn werk.
Nog meer woede kwam na een artikel in de Sunday Times, waar verwezen werd naar een andere Meditel documentaire, uitgezonden op Channel 4 in maart 1993, waarbij deze keer het idee in vraag gesteld werd dat Afrika zich in de greep bevond van een AIDS-epidemie. Onder de titel "Epidemie van AIDS in Afrika, een tragische mythe", schreef ik dat de film vele westerse medici zou kwaad maken, omwille van het geloof dat "heterosexuele AIDS" in Afrika een waarschuwing was over wat er elders zou kunnen gebeuren. Maar toch geloofde een groeiend aantal experten dat valse beweringen over vernieling door HIV zouden leiden tot een tragedie, en dat dit middelen wegnam van medische gebieden waar heel veel nood aan hulp was zoals malaria, tuberculose en ondervoeding. Sommige van de "ketters" zeiden zelfs dat er geen bewijs was dat er een nieuwe sexueel overdraagbare ziekte in Afrika bestond, maar dat daarentegen de sterftecijfers in sommige landen gestegen waren ten gevolge van burgeroorlogen, door armoede en ondervoeding, hetgeen in verband gebracht kon worden met een economische terugval. Voorspellingen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en andere agentschappen, dat er miljoenen zouden sterven aan HIV, waren gebaseerd op niet wetenschappelijk bewijs, maar op ongegronde veronderstellingen over de omvang van HIV-infectie in Afrika en zijn verband met AIDS.
De documentaire was gebaseerd op een onderzoek gedurende twee maanden in Oeganda en de Ivoorkust, waarvan gedacht werd dat dit epicentra waren van wat agentschappen een "pandemie" van AIDS noemden. Er werd geargumenteerd dat, omdat er internationale fondsen beschikbaar waren voor het AIDS en HIV-onderzoek, politiekers en gezondheidswerkers aangemoedigd werden om mensen als AIDS-lijders te klasseren, die anders een diagnose van een andere ziekte gekregen zouden hebben. De regering van Oeganda kon zich met eigen middelen slechts een uitgave van minder dan $1 per persoon veroorloven voor gezondheidszorg, maar het afgelopen jaar hadden ze $6 miljoen gekregen voor onderzoek en preventie van AIDS van buitenlandse agentschappen.
Een deel van het probleem was dat het testen op HIV in Afrika vaak misleidend was, omdat de testen reageren op antilichaampjes voor andere ziektes, waardoor er een hoog aantal valse positieven waren. Verder was er bij vele diagnoses van AIDS in Afrika nooit een HIV-test aan te pas gekomen, maar werd de diagnose gebaseerd op een definitie van de WHO die vertrouwde op klinische symptomen, waaronder gewichtsverlies, chronische diarree en langdurige koorts. De ruimte voor foutieve klassering was enorm. Volgens Dr Harvey Bialy, een Amerikaanse wetenschapper, die reeds vele jaren werkte als een expert in tropische ziektes in Afrika en die met het televisieteam was meegegaan, was er "absoluut geen geloofwaardig, overtuigend bewijs dat Afrika zich in het midden van een nieuwe epidemie van besmettelijke verzwakking van de immuniteit bevindt."
Bialy, die ik voor het artikel interviewde, vertelde me dat het enige "echt nieuwe" fenomeen dat hij gezien had, was bij drugverslaafde prostitués in Abidjan aan de Ivoorkust. De meisjes werden vernietigd door het roken van aggressief gewijzigde heroïne en cocaïne. Verder had hij malaria, tuberculose en diarree-ziektes gezien, die zeker wel ernstiger geworden waren, maar de rede vertelde hem dat dit kwam omdat de algemene economie een terugval kende, de gezondheidszorg slechter werd, en de ontwikkeling van resistentie tegen medicijnen. Deze factoren konden volgens zijn gevoel verklaren wat er gaande was en zeker meer doeltreffend en overtuigend, en met een groter voordeel voor de openbare gezondheid, dan door te zeggen dat de ziektes veroorzaakt werden door HIV.
HIV Test werd nooit gevalideerd voor het Isoleren van het Virus
Bialy werkte als wetenschappelijke uitgever voor het Bio/Technology magazine, dat onder zijn specialiteiten het gedetailleerde onderzoek van diagnostische testen heeft. Hij had een rapport over HIV in voordruk dat meer deed dan een probleem van valse positieven in het licht stellen. Het stelde de werkelijke basis van de testen voor het identificeren van de aanwezigheid van een specifiek virus, HIV in vraag, aangezien de test hiervoor nooit gevalideerd was en dit toch een geaccepteerde gouden regel is voor zo een test, isoleren van het virus zelf. Het artikel besloot dat positieve testresultaten, of ze nu gebruik maakten van Elisa of van Western Blot (WB) methodes, niets meer vertegenwoordigden dan kruisreactie met niet-HIV antilichaampjes die aanwezig zijn bij AIDS patiënten en zij die een groot risico lopen, en dat het gebruik van de test als een diagnostisch en epidemiologisch gereedschap voor HIV-besmetting opnieuw bekeken zou moeten worden.
Het werd gepubliceerd in juni 1993, bevatte 161 referenties, en toonde aan dat de data die door Gallo en Montagnier gepresenteerd waren, niet bewees dat een retrovirus geïsoleerd werd uit weefsel van AIDS-patiënten.
Om te bepalen of een virus de specifieke oorzaak van een ziekte is, wordt traditioneel door microbiologen het virus uit de patiënt met de ziekte gezuiverd, zodat ze weten hoe het eruit ziet onder de elektronenmiscroscoop en waar ze precies mee wereken. Dan kweken ze het gezuiverde virus in het laboratorium, tonen aan dat het aanwezig is in alle gevallen van de ziekte, dat er een groot aantal aanwezig is, en dat het actief is in het lichaam op een manier waardoor het toegeschreven kan worden aan de ziekte; en daarna tonen ze nog aan dat het de originele ziekte reproduceert als het ingespoten wordt bij een dier.
In het geval van HIV, werd aan geen enkele van deze eisen voldaan, volgens Eleni Papadopulos-Eleopulos, een medische fysicus en expert in celbiologie van het Royal Perth Hospital, West Australië, en de belangrijkste auteur van het rapport in Bio/Technology. Zij, zowel als Val Turner, haar belangrijkste medewerker in wat bekend werd als de Perth Groep van AIDS wetenschappers, hebben onvermoeid gedurende 20 jaar eraan gewerkt om hun overtuiging, dat er zelfs niet eens bewezen is dat HIV bestaat, te bewijzen.
Zij erkennen dat deeltjes, waarvan verondersteld werd dat deze het virus waren, kunnen verschijnen na intensieve kweekprocedures, waarbij abnormale (leukemische en foetale) cellijnen gebruikt worden; maar deze deeltjes kunnen endogene produkten zijn van de gestimuleerde cellen. Meer zelfs, het is nooit mogelijk gebleken om een concentratie van HIV-deeltjes te krijgen, door centrifuge, op de sucrose dichtheidsschaal die als karakteristiek beschouwd wordt voor retrovirussen, 1.16gm/ml. Dus, HIV werd nooit geïsoleerd, in de zin van afgescheiden zijn van andere bestanddelen van verstoorde cellen, inclusief nucleïsche zuren, en gekarakteriseerd als een unieke set van retrovirale deeltjes. Hierdoor is het ook onmogelijk gebleken om het gezuiverde virus te fotograferen met een elektronenmicroscoop. Beweringen over "isolering van het virus" in de AIDS-literatuur verwijzen meestal naar een variëteit van indirecte signalen, waarvan aangenomen wordt dat ze HIV-activiteit aantonen, maar deze veronderstellingen kunnen fout zijn. Er is niet bewezen dat de signalen betrekking hebben op een specifiek, indringend virus.
Deze interpretatie wordt sterk ondersteund door nog een opmerkelijk feit over HIV: geen twee van zijn genomen zijn gelijk, zelfs niet voor dezelfde persoon, een fenomeen dat ervoor gezorgd heeft dat sommige commentatoren het zagen als een "quasispecie" virus. In eender welke patiënt zijn er meer dan 100 miljoen genetisch te onderscheiden varianten, volgens bepaalde schattingen. De variaties leidden een andere wetenschapper tot het besluit, "De data impliceert dat er niet zoiets bestaat als het isoleren van het AIDS-virus." Howard Temin, die in 1975 de Nobelprijs voor Geneeskunde deelde voor zijn ontdekking van een karakteristiek enzyme bij retrovirussen, zegt ongeveer hetzelfde in een hoofdstuk, gewijd aan Voorkomende Virussen (ed. Stephen Morse, Oxford University Press, 1993, p.221): "De data geeft aan dat in eender welke AIDS-patiënt, op eender welk tijdstip, er vele verschillende virusgenomen aanwezig zijn." Deze waarnemingen ondersteunen het concept van een uniek, indringende virale entiteit niet. Zij komen meer overeen met het idee dat we kijken naar een chaotische genetische activiteit van binnenin verstoorde cellen.
Het genetische materiaal dat Gallo, Montagnier en Weiss verkregen uit hun celculturen – allemaal waarschijnlijk van dezelfde bron, zoals bleek – en dat nu het HIV-genoom genoemd wordt, is nooit gezuiverd geweest rechtstreeks uit het weefsel van een patiënt en is nooit goed gekarakteriseerd geworden. Deeltjes, die actief genetisch materiaal bevatten, komen na enkele weken vrij tijdens de kweekprocedures in het labo, en dit materiaal kan doorgegeven worden van de éne cel naar de andere en is bepalend voor zijn genetische samenstelling. Maar er is nooit aangetoond dat we te maken hebben met de eigenschappen van een uniek, zichzelf vermenigvuldigend, ziekteverwekkend virus.
Geen enkele van de 150 chimpansees die met het HIV ingespoten werden kregen AIDS. Volgens de HIV-theorie, is het virus overgegaan van chimpansees en roet-mangabeys op mensen; maar deze dieren krijgen in de natuur geen AIDS, ondanks dat ze "hetzelfde essentiële virus" met zich mee dragen. In een poging om deze bevindingen te verklaren, beweerden nederlandse wetenschappers, die werken op de Universiteit voor Californische statistieken, recent dat een AIDS-achtige epidemie een groot aantal chimpansees twee miljoen jaar geleden uitgeroeid heeft, waardoor de moderne chimpansees – die meer dan 98% van hun DNA delen met mensen – grotendeels resistent zijn voor HIV. Dit soort uitleg geeft voor de "dissidenten" aan hoe wanhopig ver protagonisten van HIV bereid zijn te gaan om het bestaan van het virus te verdedigen.
De Perth Groep houdt vol dat het falen om te zuiveren betekent dat geen van de ontwerpers van de HIV-hypothese wist waar hij mee werkte, en dat dit probleem vandaag de dag zich nog steeds stelt. Ze hebben aangetoond dat de antilichaampjes, die door de HIV-test ontdekt worden, allemaal toegeschreven kunnen worden aan een variëteit van andere, niet-HIV uitdagingen voor het immuunsysteem. Dit is een bijzonder betekenisvolle toevoeging aan de kritiek van Duesberg, omdat het een niet-HIV verklaring geeft voor het nauwe verband tussen verhoogde niveaus van HIV-antilichaampjes en het risico op ziekte – een verband dat het belangrijkste punt vormde in de uitspraak dat HIV AIDS veroorzaakt.
Verder aanvaardt de Perth Groep dat sommige van deze niet-HIV uitdagingen voor het immuunsysteem overgedragen kunnen worden door bloed en andere afwijkingen van lichaamsvloeistoffen, en dat de HIV-bloedtest zoekt naar deze afwijkingen. "Vanuit het standpunt van de Openbare Gezondheidszorg zijn we het volledig eens met de HIV-experten," zegt Eleopulos. "Meer zelfs, wij zouden nog verder willen gaan. Het is zeker goed om al het bloed te testen, niet alleen bloed van risicogroepen, omdat de test aantoont wanneer het bloed abnormaal is en niet toegediend kan worden. We zijn ook voorstander van veilige sex, vooral bij passieve anale gemeenschap, ongeacht of de actieve partner wel of niet HIV-positief is, hoewel het risico groter is als deze wel positief is. Zaad op zichzelf is oxyderend, en als het komt van een persoon die ziek is, kan het zelfs nog giftiger zijn. Zuivere naalden zijn duidelijk beter dan vuile naalden voor druggebruikers, maar we zeggen ook liever geen naalden, want het is de inhoud van de spuit die het probleem mede veroorzaakt."
Het is het gebruik van de test om "HIV-ziekte" te diagnosticeren waar de Perth Groep problemen mee heeft. Er bestaan twee grote categorieën van testen, die gebruik maken van de methodes Western Blot (WB) en Elisa. De WB wordt beschouwd als de meest specifieke, omdat deze activiteit detecteert van individuele proteïne-antilichaampjes in plaats van te kijken naar de aanwezigheid als groep, zoals gebeurd met Elisa. Maar het rapport in Bio/Technology toont aan dat er van geen van de proteïnen, die gebruikt worden in de WB test, bewezen is dat ze specifiek zijn voor een uniek retrovirus. Er zijn nog andere potentiële bronnen voor de aanwezigheid ervan. Het haalt ook studies aan waar vals-positieve resultaten met de HIV-test bij mensen met verschillende bronnen van activatie van het immuunsysteem, inclusief tuberculose en malaria, gevonden werden.
Patiënten met AIDS, en promiscue homosexuele mannen of drugverslaafden, die een leven leiden dat hen waarschijnlijk blootstelt aan vele uitdagingen voor het immuunsysteem, liepen zeker een hoger risico om positief te testen dan gezonde amerikanen, een bevinding die gebruikt werd als de basis om te beweren dat de test wel degelijk diagnostische waarde had. Maar een andere reden voor dit verband kan zijn dat de antilichaampjes, waar in de test naar gezocht wordt, normale cellulaire proteïne zijn zoals actine, dat vrijkomt onder omstandigheden van stress op het immuunsysteem.
Andere studies hebben bevestigd dat de HIV-test werkelijk zulke antilichaampjes detecteert. Patiënten met de auto-immuun aandoening lupus erythematosus, bijvoorbeeld, testen positief voor HIV omdat zij antilichaampjes hebben met anti-actine activiteit. Chronisch terugkerende ziekte ten gevolge van het hepatitisvirus veroorzaakt ook vaak auto-immuun reacties, waar antilichaampjes tegen actine en andere celproteïnen domineren. Hepatitisvirussen komen algemeen voor bij de grootste risico groep voor AIDS (hepatitis C zien we bijna bij iedereen van hen), en dit heeft ertoe geleid dat wetenschappers vermoeden dat de auto-antilichaampjes, die we regelmatig zien bij patiënten met hepatitis, verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de positieve HIV-testresultaten.
Het rapport in Bio/Technology toonde aan dat zowel als zijnde niet-specifiek, de verschillende HIV-testen ook niet-gestandardiseerd waren. Toen strenge criteria voor een positief resultaat opgelegd werden door de amerikaanse Voedsel en Medicijn Administratie (FDA) in 1987, bijvoorbeeld, ontdekte men dat minder dan 50% van de AIDS-patiënten een positieve test afleverden. Dit vergeleken met 80% volgens de criteria die nodig waren voor het Consortium voor Retrovirus Serologie Standardisatie.
Dr Roberto Giraldo, een specialist van besmettelijke ziektes die werkt aan het laboratorium van klinische immunologie in New York City, was verbaasd toen hij ontdekte dat, om de Elisa test uit te voeren, het serum van het individu verdund moest worden tot een verhouding van 1:400 met een speciaal verdunmiddel. Hij zegt dat deze verdunning minstens 20 keer groter is dan bij de meeste andere serologische testen die zoeken naar aanwezigheid van microbiale antilichaampjes, hetgeen laat vermoeden dat normale bloedstalen heel veel materiaal bevatten dat reageert op een HIV-test. Andere rapporten in de wetenschappelijke literatuur hebben niet minder dan 70 verschillende redenen gedocumenteerd voor het krijgen van een positief resultaat, onafhankelijk van een HIV-besmetting. Deze aandoeningen, zegt Giraldo, hebben een verleden gemeenschappelijk met polyantigene stimulatie, bewijs dat hem laat vermoeden dat een reactieve Elisatest, bij eender welke serumconcentratie, niets meer betekent dan de aanwezigheid van niet-specifieke of poly-specifieke antilichaampjes, die aanwezig zouden kunnen zijn in alle bloedstalen, maar op verschillende niveaus. "Zij zijn meer dan waarschijnlijk het resultaat van de stressreactie, en houden geen verband met eender welk retrovirus, laat staan alleen HIV...een reactieve test kan een maatstaf zijn voor de mate waarin iemand blootgesteld is aan stresserende of oxyderende stoffen."
Abbott Laboratories, één van de belangrijkste producenten van de Elisa HIV-kits, is zich wel bewust van het probleem van specificiteit met de test, voegt Giraldo eraan toe. De literatuur van het bedrijf verklaart dat er geen erkende standaard bestaat voor het vaststellen van de aanwezigheid en afwezigheid van HIV-antilichaampjes in het bloed, en daarom kan de Elisa test alleen niet gebruikt worden om AIDS vast te stellen.
De autoriteiten waren op de hoogte van deze problemen vanaf het begin, maar zoals Pontius Pilatus, wasten ze hun handen in onschuld. Al in 1986 vertelde een officieel medewerker van FDA aan deelnemers op een ontmoeting van de WHO dat het hoofdzakelijke gebruik van de test was om bloeddonaties mee te controleren, en dat het "onverantwoord is om deze test te gebruiken als een controle voor AIDS of als controle voor leden van de groep met een verhoogd risico op AIDS". Hij voegde er aan toe dat het opleggen van deze intentie "analoog zou zijn als het opleggen van de Volstead Akte, die de verkoop van alcohol in de Verenigde Staten in de jaren 1920 verbood – eenvoudigweg praktisch niet mogelijk."
In zijn correspondentie heeft Robin Weiss mij vertelt dat er reeds problemen waren met kruisreactie tijdens het testen, maar dat deze in latere versies overwonnen waren. Voor deze bewering heeft hij geen bewijs geleverd. In tegendeel, Eleopulos en collega's zeggen dat de test intrinsiek te zwak is als diagnostisch middel, omwille van de onmogelijkheid deze te valideren door het aantonen van een onweerlegbare aanwezigheid van het virus bij de patiënt.
Maar toch worden de testkits gecalibreerd – met de enorme verdunningsfactoren – om te verzekeren dat de meeste gezonde mensen negatief, en vele AIDS patiënten, en mensen met risico op AIDS, positief testen. Giraldo houdt zich vast aan dit punt door de literatuur van de Abbott Laboratories te quoteren (de accenten zijn van Giraldo):
De Abbott studies tonen aan dat: Gevoeligheid gebaseerd op een veronderstelde 100 % aanwezigheid van HIV-1 antilichaampjes in AIDS patiënten wordt geschat op 100 % (144 patiënten werden getest).
Specificiteit gebaseerd op veronderstelde afwezigheid van HIV-1 bij willekeurige donoren wordt geschat op 99.9 % (477 willekeurige donoren werden getest).
Op dit ogenblik bestaat er geen aanvaarde standaard om de aanwezigheid of afwezigheid van HIV-1 antilichaampjes in menselijk bloed vast te stellen. Daarom werd de gevoeligheid berekend gebaseerd op de klinische diagnose van AIDS en de specificiteit gebaseerd op willekeurige donoren.
Er bestaat veel bewijs dat de testen vol problemen zitten, nu en altijd al. In de Verenigde Staten zal een HIV-diagnose niet gesteld worden op basis van de Elisa test alleen; "bevestiging" door WB is noodzakelijk. In Engeland, daarentegen, vertrouwt de diagnose op herhaaldelijke testen met verschillende types van Elisa. De WB-test wordt door britse experten beschouwd als te onbetrouwbaar om te gebruiken, deze is alleen nuttig als een onderzoeksmiddel. Dit is een tragische toestand, als we de leven-of-dood gevolgen van een positief testresultaat in overweging nemen.
Het gebruik van gerecombineerde en peptide antigenen heeft een eerder probleem met de Elisa overwonnen, waar men niet precies wist welke antigenen er in aanwezig waren, maar het is van weinig nut om te weten wat er precies in de test zit als je nog steeds niet weet of deze antigenen wel of niet specifiek zijn voor een nieuw virus. Deze kritiek is zowel van toepassing op de WB als op Elisa. Als WB en Elisa niet afdoende zijn om een HIV-diagnose te stellen, wat dan wel? Volgens de Perth Groep – niets. Eleopulos zegt: "We moeten alle types van testen op antilichaampjes in vraag stellen, vooral bij AIDS patiënten, die verschillende soorten van besmettelijke bestanddelen in zich dragen...Als de test niet goed is, dan kan je deze duizend maal herhalen en dan nog zal ze niet goed zijn. Als het principe van de test, de basis ervan, niet vaststaat, dan maakt het geen verschil hoe vaak je ze herhaalt, dan bewijs je nog altijd niets."
Dezelfde kritiek is van toepassing op de zogenaamde virale ladingen, waarbij kleine genetische segmenten die toegeschreven worden aan HIV miljoenen keren vergroot worden, door gebruik te maken van de polymerase kettingreactie (PCR) techniek om opspoorbare niveaus te bereiken. Deze testen hebben een grote markt gevonden om zogezegd de "HIV-ziekte" te monitoren. Zoals de antilichaampjes test, tonen ze waarschijnlijk wel een verstoring van het immuunsysteem aan, maar van de segmenten van genetisch materiaal die door deze test opgespoord worden, werd nooit bewezen dat deze specifiek zijn voor HIV. Kary Mullis, die de Nobel Prijs voor Chemie won in 1993 voor het uitvinden van PCR, zegt dat er onjuiste conclusies getrokken worden uit het gebruik van PCR in deze testen. In een voorwoord in het boek van Peter Duesberg in 1996 Inventing the AIDS Virus (Regnery Publishing, Washington, D.C. – De uitvinding van het Aids Virus), gaat Mullis zelfs verder, door te schrijven dat hij niet denkt dat Duesberg "noodzakelijk weet wat AIDS veroorzaakt; we zijn het daar niet over eens. Maar we zijn beiden wel overtuigd van datgene dat geen AIDS veroorzaakt. We zijn niet in staat geweest om goede redenen te ontdekken waarom de meeste mensen op aarde geloven dat AIDS een ziekte is die veroorzaakt wordt door een virus dat HIV genoemd wordt. Er bestaat gewoon geen wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat dit waar is."
De kern van het probleem met het testen van "virale ladingen" is hetzelfde als met de antilichaampjes: de onmogelijkheid van de onderzoeksgemeenschap om te zuiveren uit patiënten en onherroepelijk het bestaan van HIV aan te tonen. Dus als experten beweren een stijging te zien in medicijn-resistente strengen van HIV, wat ze dan eigenlijk rapporteren is een daling van de mogelijkheid van medicijnen om de produktie van bepaalde genetische segmenten, waarvan aangenomen wordt dat deze behoren tot HIV, te onderdrukken, maar het is nooit bewezen dat dit het geval is. De weerstand is niet noodzakelijk microbiaal. Het kan een reactie van de immuuncel op het medicijn zijn, en de verhoogde genetische activiteit een gevolg van een immuunverstoring in plaats van de oorzaak. Zo ook zijn beweringen, dat verschillende subtypes of "clades" van HIV geïdentificeerd werden in de hele wereld, niet gebaseerd op de isolatie van het virus. Ze zijn gebaseerd op analyse van segmenten van het veronderstelde HIV-genoom. De segmenten waar men meestal naar kijkt zijn de zogenaamde virale enveloppe sequenties, maar we weten niet dat deze sequenties tot een virus behoren. De grote verschillen onderling kunnen gewoonweg genetische variatie weerspiegelen van verschillende bevolkingsgroepen.
"Ze hebben niet bewezen dat ze echt een uniek, exogeen retrovirus ontdekt hebben," zegt een lid van de Perth groep John Papadimitriou, van de Universiteit van West Australië, een professor pathologie die bekend staat voor zijn werk over elektronenmicroscopie. "De kritische gegevens om dat idee te ondersteunen werden niet geleverd. Je moet absoluut zeker zijn dat datgene wat je ontdekt hebt uniek en exogeen is, en een enkelvoudig moleculair specimen. Ze zijn nog niet eens afdoend tot bij deze eerste stap geraakt. Alleen maar deeltjes zien in weefsel, en falen bij het zoeken naar bewijs dat het om een besmettelijk virus gaat, is verkeerd. Zijn het deze deeltjes die ziekte veroorzaken? De juiste controle is nooit uitgevoerd." Val Turner gaat zelfs nog verder. "HIV is een metafoor voor een heel aantal van quasi-verbonden fenomenen," zegt hij. "Niemand heeft ooit zijn bestaan als virus bewezen. Wij geloven dat het niet bestaat."
Een gelijkaardig standpunt wordt aangeboden door een ander ervaren patholoog, Etienne de Harven, emeritus professor van de Universiteit van Toronto. De Harven werkte gedurende 25 jaar op het Sloan-Kettering Instituut in New York, waar hij de pionier was van een methode om virussen te zuiveren. In 1960 kwam hij met het nu bekende woord "budding" (ontluiken) om stappen te beschrijven, waarmee virussen zich verzamelen op het oppervlakte van de cel. "Ik ben zeer goed bekend met de vele rapporten en beelden van de elektronenmicroscoop van 'HIV-deeltjes,' " zegt hij. "Ze vertonen wel degelijk deeltjes die heel goed als een retrovirus zouden kunnen gezien worden, op basis van hun ultrastructuur alleen." Maar al deze deeltjes werden aangetroffen in complexe celculturen, het resultaat van intensieve stimulatie in het labo. Recente pogingen om de aanwezigheid van zulke deeltjes rechtstreeks vanuit het serum van AIDS-patiënten te zuiveren en aan te tonen – met studies die "al jaren geleden hadden moeten gebeuren" – produceerde resultaten die desastreus zijn voor de HIV-theorie, zegt de Harven, waarmee hij suggereert dat "miljarden dollars voor onderzoek in rook zijn opgegaan."
Een verdere demonstratie van de niet-specificiteit van fenomenen, die geïnterpreteerd worden als de aanwezigheid van HIV, heeft betrekking op de ontdekking van "virus-achtige" deeltjes in de lymfeknopen van AIDS-patiënten, met zwelling van de lymfeknopen. Van deze deeltjes is vaak aangenomen dat het om HIV ging. Maar een controlestudie met gebruik van elektronenmicroscopie – de enige waarbij geschikte vergelijkingen en procedures gebruikt werden, volgens de Perth Groep – toonde deeltjes die precies hetzelfde uitzagen bij niet-AIDS patiënten met gezwollen lymfeklieren om andere redenen, waardoor de auteurs moesten besluiten dat "deze deeltjes op zichzelf, niet aantonen dat er een besmetting met HIV is".
De Perth wetenschappers verklaren dat wat ook de toestand moge zijn, AIDS of iets anders, een positief testresultaat geen HIV-besmetting aangeeft, maar een niet-specifiek aandachtspunt is voor een variëteit van aandoeningen. "Hieruit volgt dat het algemene geloof dat bijna alle individuen, gezond of niet, die positief zijn in verband met antilichaampjes tegen HIV besmet zijn met een dodelijk retrovirus, wetenschappelijk niet bewezen is."
Waarom HIV-Positief Verband houdt met het Risico op Ziekte
De groep gelooft dat bij AIDS in het Westen, het hechte verband waargenomen tussen het positief testen en het stijgende risico op ziekte, ligt in het feit dat er zware druk op het immuunsysteem aanwezig is in alle belangrijke risicogroepen, met oxyderende stress op de immuuncellen, hetgeen algemeen het mechanisme voor ziekte is. Een gelijkaardige interpretatie wordt aangeboden door een organisatie uit Zwitserland, de Studie Groep voor AIDS Therapie, die zich voornamelijk baseren op het werk van twee duitse wetenschappers, Heinrich Kremer, een dokter en klinisch onderzoeker, en Stefan Lanka, een viroloog.
De Homo Bevrijding van de jaren 1970 bracht ongekende mogelijkheden voor mannen om sex met elkaar te hebben, en al de eerste homo-slachtoffers van AIDS hadden een snel wisselend sexleven met druggebruik geleid. Blootstelling aan sperma en zaadvloeistof van vele verschillende partners, evenals herhaalde uitbraken van sexueel overdraagbare ziektes, chronisch gebruik van antibiotica, en het vernietigende effect van zware blootstelling aan ontspannende drugs, kunnen zich gecombineerd hebben om deze mensen tot een risico te maken.
Drugverslaafden, een andere risicogroep voor AIDS, lijden aan verstoringen van het immuunsysteem omwille van rechtstreeks schadelijke effecten van opiaten op T-cellen, die hier heel gevoelig voor zijn, evenals omwille van ondervoeding en infecties veroorzaakt door het delen van naalden. Dit groepsrisico om AIDS te ontwikkelen is veel hoger als ze drugs blijven injecteren dan wanneer ze ermee stoppen.
Van mensen met de bloedstollingsaandoening hemofilie, ook een risicogroep, stond bekend dat zij ook leden aan verstoringen van het immuunstelsel, hetgeen aangegeven wordt door een terugval van het aantal T4-cellen in hun bloed, dat een rechtstreeks gevolg is van hun behandeling. Gedurende de jaren 1970 en 1980 omvatte deze behandeling herhaalde intraveneuze infusen met concentraten gemaakt uit het bloed van duizenden mensen. Er werd geschat dat een doorsnee patiënt, die 40 tot 60 behandelingen per jaar kreeg, blootgesteld geweest kon zijn aan het bloed van meer dan twee miljoen donoren. Hoe groter de hoeveelheid stollingsfactor zij kregen, en hoe langer ze dit kregen, hoe groter het risico op een verzwakking van het immuunsysteem.
Op het einde van de jaren 1980, toen HIV-positieve hemofilie patiënten overgeschakeld werden op een extreme zuivere versie van de stollingsfactor (gemaakt via genetische manipulatie technieken) stopten hun T4-cellen met te verzwakken en in sommige gevallen maakten ze zelfs een U-bocht. Ze maakten hier handig gebruik van. Een britse studie in 1995 bracht aan het licht dat er een grote stijging was in de sterftecijfers van HIV-positieve hemofilie patiënten vergeleken met deze die HIV-negatief waren, waarbij men enkel rekening hield met overlijdens tot 1991, en stopten op het punt (1992) waar het gebruik van de zuivere Factor VIII wereldwijd verspreid werd. De studie werd aangehaald als het bewijs voor de theorie dat HIV AIDS veroorzaakt. Dat deed het niet. Het was geen bewijs dat de stijgende overlijdens door AIDS veroorzaakt werden, waarbij slechts een deel ervan beschreven werden als komende door "AIDS, HIV enz" hetgeen, zoals Eleopulos benadrukte zonder betekenis was. Het hield ook geen rekening met het feit dat de patiënten die als HIV-positief gediagnosticeerd waren in de meeste gevallen hoge dosissen van het giftige antivirale medicijn AZT kregen. Daarenboven hadden verschillende eerdere studies aangetoond dat de patiënten die HIV-positief werden, ouder waren en de Factor VIII langer en in hogere dosissen gekregen hadden dan de anderen.
Nog een bijdrage aan de stijgende overlijdens kan de verschrikkelijke en verlammende diagnose van HIV zelf zijn. Van de bijdrage van mentale en emotionele stress voor het fysiologische fenomeen rondom AIDS was onlangs aangetoond dat intensieve 'verdriettherapie' de HIV-virale lading aanzienlijk verminderde, en ook hielp bij het behouden van een gezond immuuncelprofiel, bij homo-mannen die een partner of goede vrienden verloren hadden aan AIDS.
Duesberg heeft beweerd dat ontvangers van bloedtransfusies ook een hoog risico liepen en geen HIV nodig hadden om ziek te worden. In één studie uit de Verenigde Staten, stierven ongeveer de helft van ontvangers van niet-besmette bloedtransfusies binnen het jaar na het ontvangen van de transfusie.
De grootste verwarring ontstond in Afrika. Toen de HIV-test voor het eerst op de markt kwam in het midden van de jaren 1980, gingen westerse wetenschappers met hun diagnosekits naar verschillende afrikaanse landen om de oorsprong van het virus te achterhalen en zij vonden dat een groot percentage van de mensen positief testen – meer dan 50% in sommige gebieden. Zoals de Meditel documentaire vertelde, en ik later ook rapporteerde na een onderzoek van zes weken in Afrika voor The Sunday Times, creëerde dit een klimaat van verdoemenis rond HIV/AIDS waarbij diegenen die leden aan traditionele ziektes van armoede en ondervoeding waaronder tuberculose, longontsteking, chronische darminfecties, en malaria waarschijnlijk gediagnosticeerd zouden worden als AIDS-patiënten door de toestand van hun HIV-antilichaampjes.
Overtuigd dat een verschrikkelijke epidemie zou gaan uitbreken, deed de Wereld Gezondheidsorganisatie nog een schepje bovenop de verwarring, door dokters toe te laten om AIDS in Afrika te diagnosticeren zonder gebruik te maken van de HIV-testen, op basis van een combinatie van aanhoudende symptomen zoals koorts, hoesten, diarree, of gewichtsverlies – de zogenoemde Bangui klinische definitie. "Vermomd als HIV/AIDS, werden een variëteit van oude ziektes opnieuw geklasseerd," zegt Charles Geshekter, professor in Afrikaanse geschiedenis aan de California State Universiteit, Chico. Na een recente reis naar Afrika – zijn vijftiende – besloot Geshekter dat het onmogelijk was om deze algemene symptomen te onderscheiden van deze van malaria, tuberculose, of andere inheemse ziektes in arme landen. Hij voegt eraan toe dat het "bekend is dat vele endemische infecties dezelfde antilichaampjes zullen opwekken die positieve reactie veroorzaken met de HIV-test op antilichaampjes...het probleem is dat dysenterie en malaria geen inspiratie zijn om aandacht te trekken of de openbare gezondheidsbudgetten zullen aandikken. Besmettelijke 'plagen' wel."
Miljoenen Valselijk Gediagnosticeerd als Slachtoffers van HIV-Ziekte
Er bestaat sterk bewijs dat de niet-specifieke aard van de HIV-testen de oorzaak zijn dat miljoenen valselijk gediagnosticeerd worden als slachtoffers van HIV-ziekte. Lijders en dragers van de microben, die verantwoordelijk zijn voor melaatsheid en tuberculose, lopen het meeste risico. Een studie in 1994 in Zaïre, waar 65% van de patiënten met melaatsheid en 23% van de personen waarmee zij in kontakt kwamen positief testen met Elisa, en nog hogere percentages die reactief waren met de WB-analyse, besloot na meer gedetailleerd testen, dat bij alle patiënten, behalve bij twee, antilichaampjes die opgewekt worden door Mycobacterium leprae misleidende resultaten gaven (op basis van het werk van Eleopulos, kon van die twee ook niet gezegd worden dat ze met HIV besmet waren). Kruisreactie kwam voor bij al de veronderstelde HIV-antilichaampjes. M. leprae kan dit potentieel hebben "aangezien de ziekte die het veroorzaakt verband houdt met een verzwakking van het immuunsysteem die lijkt op HIV-1 in verschillende opzichten," zeiden de onderzoekers. "Daarenboven, de verstoring van het immuunsysteem door M. leprae gaat vaak samen met de produktie van auto-antilichaampjes voor verscheidene cellulaire proteïnen."
De auteurs, waaronder Harvard retroviroloog Max Essex, besloten dat patiënten met melaatsheid en de personen waar zij mee in kontakt kwamen "een onverwacht hoge graad van vals-positieve reactie met HIV-1 proteïnen vertonen met zowel WB als Elisa." Omdat M. leprae verschillende antigenen deelt met andere leden van de mycrobacteriële familie, waaronder M. tuberculosis, "suggereren onze waarnemingen van kruisreactiviteit...dat HIV-1 resultaten met Elisa en WB met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden als individuen die besmet zijn met M. tuberculosis of andere microbacteriële species getest worden. Elisa en WB zijn niet voldoende om een HIV-diagnose te stellen in AIDS-endemische gebieden in centraal Afrika waar de aanwezigheid van mycrobacteriële ziektes zeer groot is."
"Zeer groot" is een onderschatting. Volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie infecteert M. tuberculosis één derde van de wereldbevolking en eist jaarlijks naar schatting een dodentol van drie miljoen mensen, waarvan één derde in Afrika woont. Ondervoeding, weerstand aan medicijnen, en slechte gezondheidszorg zijn waarschijnlijke oorzaken van de epidemie met spiraaleffect. Reeds in september 1992 werd er een WorldAIDS rapport gepubliceerd door het Panos Instituut, waarin stond dat op eender welk ogenblik tussen de 9 en 11 miljoen mensen lijden aan de actieve besmetting – 95% hiervan in Azië, Afrika en Latijns Amerika. "In Afrika is TB al uitgegroeid tot de belangrijkste doodsoorzaak bij volwassenen met HIV", zegt het rapport. Volgens Panos, "de gevestigde epidemie van TB en de nieuwe epidemie van HIV hebben een verwarrende tendens ten toon gespreid doordat ze samenkomen en samen individuen besmetten. Het is een gevaarlijke verbinding voor hen die met beiden besmet zijn en voor de gemeenschappen in de onderontwikkelde wereld die risico lopen op TB." Toch lijkt het duidelijk uit de Zaïre studie dat deze "epidemie van TB/HIV co-infectie", zoals de WHO dit noemt, een tragische vergissing is, die gecreëerd wordt door de niet-specificiteit van de HIV-test. Mensen met een actieve TB besmetting lopen een sterk verhoogd risico om positief te testen omwille van de aanwezigheid van M. tuberculosis, en niet HIV.
Beweringen dat HIV-infectie de ontvankelijkheid voor HIV verhoogt, worden niet ondersteund door bewijs dat TB even goed reageert op behandeling bij HIV-besmette mensen als bij mensen wiens HIV-test negatief was. Studies, uitgevoerd in Nairobi, Kenia en Kinshasa, Zaïre, geciteerd in 1992 door Dr Paul Nunn van de Londense School voor Hygiëne en Tropische Geneeskunde, meten de concentratie van TB bacillen voor en na behandeling met medicijnen. Nunn rapporteerde dat "verbazend, de mate van vermindering van de concentratie sneller gebeurt in HIV-positieve dan in HIV-negatieve patiënten. Dus wordt het vroege bactericidale effect van anti-tuberculose therapie niet negatief beïnvloed door HIV. Zo ook wordt de graad van voortdurend positieve culturen na zes maanden van therapie niet verhoogd door HIV." Overlijdens kwamen duidelijk meer voor in de groep met HIV-positieven, maar het onderzoek suggereerde dat dit "deels kwam door tuberculose zelf, maar nog bepalender zijn de niet-tuberculose, niet-AIDS, bacteriële infecties...de belangrijkste bijdrage aan deze grote mortaliteit komt van geneeslijke infecties."
De studie, die in Engeland het meest aangehaald wordt als ondersteuning voor het idee dat HIV delen van Afrika aan het vernietigen is, werd uitgevoerd in het landelijke Masaka, zuid Oeganda, en werd gesponsord door de Britse Medische Onderzoeksraad. Er waren 15 dorpen bij betrokken – ongeveer 10.000 mensen in totaal, voornamelijk landbouwers en hun familie. Gedurende een periode van twee jaar, werden er 5 overlijdens vastgesteld ten gevolge van AIDS, alhoewel er 23% van de HIV-positieve volwassenen stierf. Dit was een veel hoger sterftecijfer dan men vaststelde bij volwassenen die niet HIV-positief waren, en men trok als conclusie dat de meerderheid, hetgeen resulteerde in een verdubbeling van het overkoepelende sterftecijfer, toegeschreven moest worden aan HIV. Overlijdens in de groep van 13-44 jarigen kwam op een totaal van 51 bij diegenen die HIV-positief waren, en 18 bij HIV-negatieven. Op basis van deze cijfers (en omdat er veel meer HIV-negatieven dan HIV-positieve bewoners waren), werd er berekend dat jonge HIV-positieve volwassenen 60 maal meer risico lopen om te sterven dan de "niet-besmetten" (96/1000 tegen 1.4/1000 mensen/jaar). De toestand zag er zelfs nog slechter uit voor de groep van 13-24 jarigen, waarvan 14 mensen stierven die HIV-positief getest waren, en enkel drie van de veel grotere groep die HIV-negatief getest waren, waardoor een relatief sterftecijfer ontstond van 87.
De studie, die uiteindelijk verscheen in The Lancet, was al eerder herhaalde malen gepubliceerd door medische autoriteiten in Engeland en elders, met koppen in de kranten zoals "HIV is de grootste moordenaar in Afrika" en "Afrika studie toont aan dat slachtoffers 60 maal meer kans hebben om binnen de twee jaar te overlijden." Aan de lezers werd verteld dat deze "laatste en beknopte studie van AIDS in Afrika onherroepelijk bewijs leverde dat HIV de voornaamste moordenaar was op het continent", en dat ze aantoonde dat "jonge volwassenen met HIV 87 maal meer kans maakten om vroegtijdig te sterven dan hun niet-besmette leeftijdsgenoten." De kranten vermelden niet dat deze afschrikwekkend-klinkende statistiek gebaseerd was op 14 sterfgevallen. Er werd ook niet verteld dat in de hele studie, het aantal diagnoses van AIDS vijf was.
En nog belangrijker, de auteurs hadden de niet-specificiteit van de HIV-test niet in overweging genomen. Hun interpretatie van de cijfers was volledig gebaseerd op de veronderstelling van "onherroepelijk HIV-1 serologie", hetgeen met het zicht op het bovenstaande bewijs een 'contradictio in terminis' is. Ze gaven geen details over de echte oorzaken van de dood, ook niet over aangeboden behandelingen. Maar ze erkenden wel dat een substantieel deel van de patiënten binnen de zes maanden dood waren, gemiddeld, beginnend met ofwel geen symptomen of slechts milde ziekte, en dat het dan ook aannemelijk was om te veronderstellen dat gebrek aan medische zorg een bijdragende factor was.
Een heranalyse van de MRC-studie heeft duidelijk gemaakt dat het verre van aangetoond is dat "HIV de grootste moordenaar in Afrika is", omdat de gegevens enorm in tegenspraak zijn met dit standpunt. Integendeel, de gegevens ondersteunen het argument dat HIV-positiviteit een gevolg is van verzwakkende gezondheid, en niet de oorzaak. Het bewijs werd geleverd door Vladimir Koliadin, van het Kharkov Aviation Instituut, Oekraïne, in een schrijven aan de Koninklijke Statistiek Gemeenschap. Zijn brief werd nooit gepubliceerd.
Koliadin kloeg dat "de basistendens van inductieve statistische gevolgtrekkingen – dat samenhang geen oorzaak bewijst – volledig genegeerd lijkt te zijn". Hij redeneerde dat als HIV een nieuwe ziekteverwekker was, en dood veroorzaakte onafhankelijk van andere ziektes typisch voor de streek, dan zouden de overlijdens in de groep die HIV-negatief testten hetzelfde blijven als normaal. Anderzijds, "als HIV-positiviteit enkel een merkteken is van besmettelijke ziektes (de belangrijkste oorzaak voor het overlijden van jonge mensen in de streek), dan zouden de sterftecijfers bij HIV-negatieven lager moeten zijn dan normaal. " Dat is gewoon omdat een groot deel van "normale" overlijdens nu in verband gebracht werden met HIV-positiviteit, en dus geschrapt werden uit de HIV-negatieve groep.
Dus, de cruciale vraag was of het jaarlijks sterftecijfer van 1.4/1000 in de HIV-negatieve groep bij jonge volwassenen "normaal" was voor de streek. Het antwoord was, absoluut niet. Een sterftecijfer van 1.4/1000 was zelfs lager dan het sterftecijfer bij de amerikaanse bevolking in dezelfde leeftijdsgroep (1.5/1000). Maar toch is het sterftecijfer in Afrika opmerkelijk hoog, vergeleken met ontwikkelde landen. Grote delen van de bevolking sterven relatief jong aan besmettelijke ziektes. Het was redelijk om aan te nemen dat het gewone sterftecijfer bij jonge volwassenen in Oeganda minstens verschillende keren hoger zou liggen dan in Amerika. Een schatting van 5/1000 tot 9.3/1000 personen-jaar (het overkoepelende sterftecijfer waargenomen in deze studie), de eigenlijke verdeling van doden tussen HIV-positieven en HIV-negatieven was 30-70 keer hoger dan voorspeld was in de HIV-veroorzaakt-AIDS theorie.
Voorspelde Heterosexuele Epidemies Zijn er Nooit Gekomen
Lange termijn tendensen in het bevolkingsaantal van Oeganda zijn consistent met de analyse van Koliadin, evenals met het aandringen van de Perth Groep op de niet-specificiteit van de HIV-test. In 1985 rapporteerden Robert Gallo en zijn collega's over het testen van opgeslagen serum dat verzameld werd in 1972/1973 in het West Nile district in Uganda. De stalen waren genomen bij gezonde kinderen, gemiddelde leeftijd 6.4 jaar, willekeurig geselecteerd als controle voor een studie van het Burkitt's lymfoma. Zowel Elisa als WB testen werden gebruikt. Vijftig van de 75 kinderen bleken HIV-positief te zijn (67%). Zoals de Perth groep verklaart, "volgens HIV experten zijn deze positieve resultaten te verklaren omdat moeders hun kinderen besmetten. Zo verwachtten Gallo en zijn collega's dus minstens eenzelfde percentage te vinden bij de volwassenen. Mortimer en collega's verklaren dat "Zeer weinig met HIV besmette kinderen overleven in goede gezondheid tot aan de volwassenheid, gezien het feit dat noch de kinderen noch de volwassenen behandeld werden voor HIV of AIDS. De incubatietijd voor AIDS in Afrika wordt beweerd vier jaar te zijn. Veronderstellende dat HIV sexueel overgedragen wordt, dus als de testen HIV-specifiek zijn en HIV AIDS veroorzaakt, dan zouden er nu nog maar weinig Oegandezen in leven moeten zijn." Maar een feit is dat de Oegandese bevolking momenteel toeneemt met een gezonde 2.5% per jaar. Dit fenomeen wordt verklaard door voorstanders van de HIV-theorie als zijnde de doeltreffendheid van condoom campagnes!
In rijke landen is gebleken dat de voorspelling over de verspreiding van het virus, waarvan gezegd werd dat het geen onderscheid maakte, helemaal fout was. Waar de AIDS-sterfgevallen goed in beeld gebracht kunnen worden, blijven deze in verband staan met de originele risicogroepen. In gevallen waar verband met deze risico's niet duidelijk is kan de schuld gelegd worden bij de nadelige effecten van langdurig gebruik van antibiotica, evenals van antivirale medicijnen, en het enorm schadelijke effect van een HIV-diagnose.
In 1992, toen de AIDS-gevallen al een terugval kenden in de Verenigde Staten en Europa, waren experten het erover eens dat de waaier van verstoringen waarop AIDS van toepassing was moest uitgebreid worden, inclusief, voor het eerst, HIV-positieve mensen zonder ziektesymptomen met een aantal T4 cellen onder de 200, evenals vrouwen met baarmoederhalskanker. In de Verenigde Staten zorgde dit voor een kunstmatige verdubbeling van het aantal gerapporteerde AIDS-gevallen, maar ondanks verdere uitbreidingen in klassering, zijn de registraties sindsdien gezakt. Ongeveer 650.000 gevallen van AIDS werden er geregistreerd in de Verenigde Staten van 1982 tot midden 1998, en drie vierde hiervan werden in een vroeg stadium geïdentificeerd en kwamen voor binnen groepen met hoge risico's.
Belangrijker nog, van 1789 babies die cumulatief als AIDS-gevallen geregistreerd werden gedurende dezelfde periode, werden er 1774 (99%) geboren van moeders uit de hoge risico groepen. Een analyse van de gegevens van de AIDS-epicentra van New York City en California door Gordon Stewart, emeritus professor van openbare gezondheid, Universiteit van Glasgow, Schotland, een voormalig WHO adviseur voor AIDS, toont aan dat "perinatale en neonatale AIDS minimaal is, behalve als de moeders en kinderen blootgesteld worden aan risicovolle etnische, druggebruikende en bisexuele situaties. Na 20 jaar van intensieve opvolging in een land waar AIDS zoveel voorkomt als in sommige derde wereld landen, sluit dit op zichzelf elke aannemelijke verspreiding van AIDS door heterosexuele overdracht van HIV uit bij de grote meerderheid van de algemene bevolking. Dit staat ver af van de eerste beweringen op de Washington AIDS conferentie in 1987, toen een computermodel, gemaakt in het Los Alamos Nationaal Laboratorium de mogelijkheid naar voren bracht dat één volwassene op 10 tegen 1994 besmet zou zijn, en toen Oprah Winfrey het huidige standpunt weerspiegelde door haar show te openen met de woorden: "Hallo iedereen. Door AIDS zijn beide sexen bang geworden. Onderzoeksstudies geven nu aan dat één op vijf – luister naar me, moeilijk te geloven, één op vijf - heterosexuelen dood kan gaan aan AIDS in de komende drie jaar."
In Europa, ondanks voortdurende inspanningen door vertegenwoordigers van de openbare gezondheid om te voorkomen dat onveilige sex niet afschrikte, heeft de tijd het idee gedood dat miljoenen besmet zouden kunnen raken. Waar in 1985 het Koninklijk College van Verpleging in Engeland voorspeld had dat één miljoen britten "AIDS zullen krijgen binnen de zes jaar, tenzij de moordende ziekte gecontroleerd wordt ", 15 jaar later (in 2000) overlijdens ten gevolge van AIDS een totaal bereiken van 263 - "minder dan het aantal mensen die sterven omdat ze van de trap vallen". De ziekte is bijna exclusief beperkt gebleven tot de originele risicogroepen. Ongeveer 25.000 mensen zijn momenteel HIV-positief in Engeland – de helft tot een vierde van de verwachte aantallen opgesteld in de jaren 1980. Op het Europese continent zien we eenzelfde beeld, waar de overlijdens in vele landen slechts één tot twee cijfers bevatten. In sommige Oost-Europese landen zijn de cijfers wel gestegen maar voornamelijk bij druggebruikers, en daar waar de armoede de kwetsbaarheid op TB heeft doen stijgen.
Professor Stewart zegt dat "desastreuze epidemieën ten gevolge van heterosexuele overdracht van HIV vol vertrouwen werden gepredikt onder de algemene bevolking van ontwikkelde landen, maar dit gebeurde nooit. AIDS komt minder voor en ook minder ernstig, alhoewel het zich verder zet onder vrouwelijke partners van bisexuele mannen en in sommige andere gemeenschappen die zich te buiten gaan aan gedrag met hoog risico op besmettingen, verkrachtingen en misbruik van drugs." Hij probeert al jaren om wetenschappelijke en medische collega's te overtuigen dat de statistieken de theorie, dat AIDS veroorzaakt wordt door een niet-selectief besmettelijk middel, niet ondersteunen. Ondanks een levenslang werk in epidemiologie en preventieve geneeskunde, en ondanks dat zijn voorspellingen voor de ontwikkeling van de epidemie veel dichter bij de realiteit liggen dan deze die gebaseerd zijn op het orthodoxe standpunt, werden zijn zorgvuldig overwogen artikels steevast verworpen door leidinggevende journalisten. Hij zegt dat tegen 1987 er geen bewijs was dat AIDS heterosexueel overgedragen werd binnen de algemene bevolking. Toen hij de relevante gegevens en interpretaties in een rapport overmaakte aan de WHO, kreeg dit intern wel aandacht, maar het werd gebannen van publicatie. "Ondertussen ontplofte de medische literatuur, met wereldwijd reportages in alle media, om tegemoet te komen aan het overeengekomen standpunt dat AIDS een globale pandemie zou worden. Alarmerende cijfers vanuit enkele derde wereld landen werden door het WHO aanvaard zonder er verder naar te kijken en ze werden gebruikt om hun uiteenzetting te ondersteunen." Stewart voegt hieraan toe dat sinds 1990, Nature, Science, de New England Journal of Medicine, de British Medical Journal en andere vooraanstaande, gerenommeerde kranten "er de voorkeur aan gaven om rapporten te verwerpen van anderen wetenschappers dan hun collega's en zichzelf, omdat deze controleerbare gegevens bevatten die twijfel konden zaaien over de bewering dat AIDS in staat is om een epidemie te veroorzaken bij de algemene bevolking in ontwikkelde landen door heterosexuele overdracht van HIV, en ook de hypothese dat HIV de enige oorzaak voor AIDS is, vervalste."
Desillusie over de Behandelingen met Antivirale Medicijnen
Om schaamte te vermijden over de foutieve voorspellingen, hebben AIDS-experten geargumenteerd dat behandelingen met antivirale medicijnen verantwoordelijk zijn voor de terugval in AIDS. Dit is moeilijk te verzoenen met het feit dat de terugval al begon lang voordat de meer recente behandelingen met medicijnen geïntroduceerd werden; of met de niet bevredigende registratie van deze behandelingen.
Van AZT, de vroege "gouden standaard" voor behandeling, is nu algemeen bekend dat dit meer patiënten gedood heeft dan geholpen (dit is zachtjes uitgedrukt – er is minimaal bewijs van baten, niet meer dan een breed, tijdelijk anti-microbiaal effect). De langste en meest doorgedreven studie met het medicijn, de Anglo-French Concorde studie, stelde 25% meer overlijdens vast onder hen die vroeg behandeld werden, dan bij hen waarbij de behandeling uitgesteld werd. Het verschil zou alleszins nog veel groter geweest zijn als diegenen waarbij de behandeling uitgesteld was een echte controlegroep was geweest en AZT-vrij gebleven zouden zijn. Het medicijn maakte geen verschil in termen van voortgang naar AIDS of met AIDS verband houdende ziektes. In een afzonderlijke analyse van gegevens uit het eerste jaar bleek je een licht voordeel te hebben als je behoorde tot de groep die onmiddellijk behandeling kreeg; dit verloor statistisch elke betekenis na 18 maanden. Ondanks intensieve inspanningen door de medicijnfabrikanten om de betekenis van deze resultaten te minimaliseren, staat AZT nu bekend als enorm schadelijk, en heeft het mogelijk vele duizenden doden gemaakt.
Gelijkaardige hoge hoop, gevolgd door desillusie, ging samen met een "sla hard toe, sla vroeg toe" politiek, die in 1996 geïntroduceerd werd – een politiek om het virus aan te pakken met cocktails van verschillende antivirale medicijnen, inclusief een groep die proteaseremmers genoemd wordt. De verhalen bleven komen over AIDS-patiënten die zich van hun ziekbed lichten als Lazarus, en er waren trotse verwachtingen dat HIV eindelijk op de loop ging. Maar zoals met AZT, was dit meer hoopvol denken dan gezonde wetenschap. Mensen met AIDS lijden aan verschillende virale of andere besmettingen, en de medicijnencocktail verlichtte sommige hiervan, maar het geven van het medicijn aan mensen alleen op basis van HIV-positiviteit bleek een andere ramp te zijn. Gedurende verscheidene jaren werd het overgelaten aan het dissidente netwerk om onverwachte overlijdens aan medicijnen te wijten, maar uiteindelijk werd de "sla hard toe, sla snel toe" politiek afgevoerd in februari 2001, door richtlijnen van de amerikaanse regering die erkenden dat er 'niet te anticiperen giftigheid' ontstond. Medicijnfabrikanten werden ook verplicht te stoppen met het adverteren van hun antivirale medicijnen met beelden die impliceren dat ze AIDS genezen (zoals foto's van "robuuste individuen die fysiek zware arbeid verrichten") of de overdracht ervan verminderen. Deze ommekeer kwam een jaar na een artikel van de amerikaanse journalist Celia Farber, hetgeen begon, "In 1996 beweerde een wetenschapper dat hij een manier gevonden had om AIDS te verslaan. In de golf van euforie die hierop volgde, overspoelde een serie nieuwe medicijnen de markt. Vier jaar later, zorgen deze medicijnen voor onvoorstelbare horror bij patiënten die durfden te hopen. Wat ging er verkeerd?" Het artikel werd met tegenzin aanvaard als zijnde correct door veteraan AIDS-activist Larry Kramer, die vroeger een sterke voorstander was van de benadering met antivirale medicijnen als middel om AIDS aan te vallen.
Richtlijnen voor behandeling die gepubliceerd werden in de Journal of the American Medical Association in juli 2002 erkenden dat "De toekomst van antiretrovirale therapie rust bij de ontwikkeling van nieuwe medicijnen, die moeten resulteren in eenvoudiger, meer efficiënt, en minder giftige regimes, samen met de ontwikkeling van een beter begrip van aangeboren reacties van het immuunsysteem." In deze eerste paragraaf zetten de auteurs uiteen dat "krachtige antiretrovirale therapie geresulteerd heeft in drastische vermindering van de ziekelijkheid en de sterftes, en gebruik van gezondheidszorg.", en bieden drie referenties aan voor deze bewering. Maar volgens Dr David Rasnick, een organisch chemicus die werkte in de farmaceutische industrie in de Verenigde Staten gedurende meer dan 20 jaar, zijn alle drie de referenties van observerende studies en niet van echte klinische studies. "Dit is cruciaal," schrijft hij. "Alleen klinische studies kunnen aantonen of medicijnen echt werken. Tot op heden zijn er geen klinische studies met medicijnen geweest, die aantonen dat mensen die de anti-HIV medicijnen nemen langer leven of tenminste beter leven dan een vergelijkbare groep van HIV-positieve mensen die geen medicijnen nemen."
Sommige van de meest ervaren voorname AIDS-nderzoekers, evels dissidenten zoals Rasnick, hadden al lang voorspeld dat "opsmukken" van antivirale medicijnen kon leiden tot ontgoocheling en gevaar. Jay Levy, M.D., een professor van het geneeskundige departement van de Universiteit van Californië, San Francisco, zei in 1996: "... neem eender welke viroloog ter zijde en hij zal je zeggen dat dit niet de manier is om te winnen, het wordt hoog tijd dat we naar het immuunsysteem gaan kijken." Twee jaar later schreef hij: "Deze medicijnen kunnen giftig zijn en kunnen rechtstreeks schadelijk zijn voor een natuurlijke immuunreactie op HIV.
Deze efficiënte antivirale immuunreactie is karakteristiek bij overlevers op lange termijn die geen enkele therapie kregen." Donald Abrams, professor van geneeskunde van het San Francisco Algemeen Ziekenhuis, openbaarde in een interview in 1996: "In tegenstelling met vele van mijn collega's, ben ik niet noodzakelijk een voorstander van anti-retrovirale therapie. Ik ben één van de mensen die, vanaf het begin, in vraag gesteld hebben of we al dan niet een impact konden uitoefenen met HIV-medicijnen en, als we al een impact uitoefenden, of deze dan de juiste richting uitging...Ik heb een grote groep mensen die ervoor gekozen hebben om geen antiretrovirale medicijnen te nemen. Ze hebben al hun vrienden zien sterven op de antivirale wagen, dus hebben zij besloten om naiëf te blijven voor therapie. Meer en meer vallen nu ten prooi aan de druk dat proteaseremmers 'het' middel zijn. We zitten in het midden van de wittebroodsweken, en of dit al dan niet een blijvend huwelijk zal zijn, is op dit ogenblik nog onduidelijk voor mij." Het huwelijk zou tegen deze tijd al ontbonden moeten zijn, maar het is enorm moeilijk voor dokters om te erkennen dat ze hun patiënten misschien schade toegebracht hebben, en het is ook moeilijk voor HIV-experten om zo een belangrijk punt in hun verdediging van de virustheorie van AIDS te verliezen.
Alive & Well AIDS Alternatieven is een ondersteunende en onderzoeksorganisatie, gesticht in de Verenigde Staten door een groep mensen met een HIV-positieve diagnose "die in goede gezondheid leven zonder medicijnen en zonder angst voor de ziekte." Christine Maggiore, de stichter, een voormalig lerares voor bewustzijn voor vooraanstaande AIDS groepen, begon de AIDS-wetenschap aan te vallenn nadat een serie van testen die zij liet uitvoeren schommelden tussen HIV-positief, HIV negatief en onbepaald.
vereenkomstig met de waarneming van Abraham, had zij ook opgemerkt dat haar zieke en stervende collega's juist diegenen waren die de richtlijnen van de dokters opvolgden. Zij zegt dat zorgvuldig overwogen keuzes "mij en honderd andere HIV-positieven zonder medicijnen zonder twijfel in leven en gezond houden." De organisatie ondersteunt een groeiend netwerk en heeft vertakkingen in Amerika, Brazilië, Canada, Kenia, Namibië, Nigeria, Mexico, Zuid Afrika en Zambia.
Een voordeel om het gezicht te redden van het HIV-geloofssysteem leek gevonden te zijn toen er aangetoond werd dat het gebruik van AZT bij zwangerschap ervoor kon zorgen dat er minder kinderen geboren werden die positief testen. Maar, omdat we de betekenis niet kennen van HIV-antilichaampjes, weten we niet wat dit betekent in termen van de gezondheid van de babies. Rasnick, die gedurende vele jaren de meest actieve van de AIDS-dissidenten in Amerika was, vertelde aan President Mbeki op zijn vragen naar de AIDS-wetenschap in Zuid Afrika in juli 2000 dat hij "de literatuur had uitgekamd" op zoek naar bewijs van tastbare voordelen, zonder enig resultaat. Verschillende studies tonen schade aan, inclusief een belangrijk Italiaans rapport waarin men ontdekte dat kinderen die geboren werden van moeders, die behandeld werden met AZT tijdens de zwangerschap, meer risico liepen om ernstig ziek te worden en te sterven voor de leeftijd van drie jaar dan diegenen van moeders die geen behandeling kregen. De bewezen giftigheid van AZT omvat ernstige spierpijn, zwakte, en atrofie; slechte functie en veranderingen in de hartspier; onderdrukking van het beenmerg, met daaruit volgend anemie en verlies van alle soorten bloedcellen; falen van de lever; en een breed verspreid en soms onomkeerbaar verlies en vergiftiging van mitochondria, de energiefabrieken in onze cellen. Het medicijn leidt ook naar permanente schade aan het DNA, en studies bij muizen en apen hebben twijfels doen rijzen dat babies die blootgesteld worden aan AZT een verhoogd risico lopen op kanker in hun latere leven.
Ook van Nevirapine, het andere antivirale medicijn dat zwaar gepromoot wordt door AIDS-activisten in Afrika als essentieel in het tegengaan van de overdracht van HIV van moeder op kind (en bij anderen die President Mbeki wilden bestrijden toen hij het orthodoxe denken over HIV en AIDS in vraag stelde) werd niet aangetoond klinische voordelen te bieden, en er werd aangetoond dat dit een hoge giftigheidsgraad heeft.
Triomf of Tragedie? Wetenschappelijk heeft de HIV-theorie gefaald.
In wetenschappelijke termen heeft de HIV-theorie gefaald. De voorspellingen van verspreiding hebben zich niet voorgedaan, en de behandelingen met medicijnen hebben ontgoocheld, ondanks dat er miljarden uitgegeven werd voor onderzoek. Het is niet bekend hoe HIV het immuunstelsel aantast, en er bestaat zelfs onzekerheid over zijn bestaan. De bloedtest is niet-specifiek (alhoewel onverwacht juist deze niet-specificiteit geholpen heeft om bloedvoorraden te beschermen tegen een brede waaier van ziekteverwekkers waardoor HIV-antilichaampjes verhoogd worden), evenals de "viraal geladen" testen. De zoektocht naar een vaccin zal nooit eindigen ondanks (of mogelijk omwille van) een investering van honderden miljoenen dollars door federaal geld in de Verenigde Staten. Tijdens de afgelopen 15 jaar, wereldwijd, zijn er meer dan 30 kandidaat vaccins getest waarbij ongeveer 10.000 mensen betrokken waren. Slechts twee hiervan gaan door naar fase III proeven, en deze zitten vol met moeilijkheden. Volgens de WHO, zijn de grootste struikelblokken het gebrek aan informatie over hoe het best beschermende immuniteit gemeten kan worden, de verscheidenheid van HIV-strengen en het gebrek van een goed voorbeeld bij dieren. Volgens Eleopulos, "zal een vaccin nooit gevonden worden. Dat kan niet omdat zonder isolatie van HIV, je niet weet waar je mee te maken hebt. "
In sociale termen, heeft de HIV-theorie heel wat voordelen opgeleverd. Het democratiseren van de behandeling van AIDS bracht de wereld samen op een manier die vooral voordelen met zich mee bracht voor homo-mannen, die nu beter aanvaard en gewaardeerd worden in de maatschappij dan 20 jaar geleden. Samen met het rode lint, is HIV/AIDS ook een symbool geworden voor éénheid en medeleven. Misschien heeft het zelfs het Westen een dienst bewezen door te voorzien in een verspreidde "vijand" waartegen men zijn vijandige energieën kon richten, die vrijgekomen waren na de val van de Sovjet Unie.
Zoals Eleopulos erkent, hebben de campagnes voor condooms en zuivere naalden ook zin. Verandering van levensstijl in bepaalde delen van de homogemeenschap, die voorheen groot risico liepen, liggen waarschijnlijk aan de basis van de grote vermindering in AIDS in heel Europa, samen met sterk verminderde dosissen en verhoogd bewustzijn van de giftigheid van AZT. Wat ook de oorzaak voor AIDS moge zijn, vele studies hebben duidelijke risico's aangetoond bij anale betrekkingen en het delen van naalden. Studies bij dieren tonen aan dat AIDS-achtige ziektes opgewekt kunnen worden – zonder een uitwendige infectie – als het immuunsysteem in verwarring gebracht wordt door bepaalde immunisatieprocedures (deze omvatten het injecteren van vrouwelijke muizen, die eerder gepaard hadden met genetisch te onderscheiden mannetjes, met lymfocyten van deze mannetjes). Er zou een genetische mechanisme kunnen zijn in AIDS, vergelijkbaar met het "springende genen" fenomeen, maar met een verband naar het overdragen van genetische informatie uit een cel en in uitzonderlijke omstandigheden, van persoon tot persoon.
Voor Rudolf Werner, professor van biochemie op de Universiteit van de Miami Medische School, ondersteunen deze studies het idee dat AIDS in essentie een auto-immuun ziekte is.
"We weten nog steeds heel weinig over auto-immuniteit en hoe het werkt," zegt hij. "Introductie van vreemde proteïnen in iemand anders zijn systeem zal het immuunsysteem van deze persoon heel duidelijk verstoren. We moeten nog veel meer leren over immunologische tolerantie en auto-immuniteit." Anti-lymfocyten auto-antilichaampjes zijn aanwezig in 87% van HIV-positieve patiënten en hun niveau houdt verband met de klinische status. Werner gaat ermee akkoord dat ondanks dat AIDS-medicijnen de eer kregen voor het verminderen van AIDS-sterfgevallen, "er geen wetenschappelijk bewijs is dat deze giftige medicijnen het leven verlengen." In een brief, gepubliceerd door The Miami Herald (Juli 18, 2002) met als titel "Veroorzaakt het HIV-virus wel degelijk AIDS? ", verwijst hij naar een studie die aantoont dat de tijd tussen het HIV-positief worden en de tijd van overlijden identiek is in een groep in Oeganda, die geen AIDS medicijnen kregen, en een groep in de Verenigde Staten die wel medicijnen kregen. "Aangezien de meeste mensen in de Oeganda studie ondervoed waren en besmet met verschillende infecties, geeft dit dan niet aan dat antiretrovirale medicijnen de levensduur verkorten? ... Jammer genoeg onderdrukt de regering alternatieve verklaringen over AIDS. Deze dogmatische benadering zal zeker leiden naar een medische ramp. "
De uitsluiting van onderzoek naar andere mogelijke oorzaken voor AIDS, dat samenging met het vestigen van het HIV-paradigma, kan al heel veel levens gekost hebben, door het falen in het geven van meer efficiënt advies over preventie en behandeling. De inspanningen van hen, die schreeuwen voor een wetenschappelijke opwaardering van de HIV-hypothese, werden meestal onthaald met onverschilligheid en soms met mishandeling. In overeenstemming met Duesberg, werd ook ik een "paria van mijn beroep" genoemd voor het openbaar maken van informatie over barsten in de AIDS-wetenschap, het voorbijgaan aan de stilte over het onderwerp, gehandhaafd door de meeste vooraanstaande wetenschappers en de medische tijdschriften en diegenen die hen steunen in de media. Toen Duesberg bleef aandringen en de HIV-theorie bleef uitdagen werd hij terzijde geschoven door vroegere collega's. Hem werd een vernieuwing van een onderscheiding voor "uitmuntend onderzoeker", die 360.000$ waard was, geweigerd door het Nationale Instituut voor Gezondheid. Rasnick, die waarschijnlijk de meest doordravende evenals welbespraakte van alle amerikaanse dissidenten is, schreef in 1997: "Als een wetenschapper die AIDS gedurende 16 jaar bestudeerd heeft, heb ik vastgesteld dat AIDS weinig te maken heeft met wetenschap en eigenlijk in de eerste plaats zelfs geen medisch probleem is. AIDS is een sociologisch fenomeen dat in stand gehouden wordt door angst, waardoor een soort van medisch McCarthyisme ontstaat, dat zich overgedragen heeft en alle regels van de maatschappij deed instorten, en een brouwsel van geloofsstellingen en pseudowetenschap ingesteld heeft bij een kwetsbaar publiek. "
De Perth groep heeft ook geleden onder de aanhoudende censuur, waardoor de vooraanstaande AIDS-mensen gewoonweg geweigerd hebben om hun werk te bespreken. Er werd hen symposium-tijd per satelliet gegeven om hun zaak te pleiten op de Internationale AIDS conferentie in Genève in 1998, als resultaat van intens lobbywerk door advocaten van patiënten, en tegen de wil van het wetenschappelijke committee in verschenen er van de 12.000 afgevaardigden slechts 15. Dat was eigenlijk al een vooruitgang ten opzichte van het gedrag van de organisatoren van de conferentie in Berlijn vier jaar eerder. "Dissidenten" die hun literatuur bleven uitspreiden aan een ongebruikte tafel werden weggestuurd van de conferentie, en hen werd verteld dat ze gearresteerd en gedeporteerd zouden worden uit Duitsland als ze zouden terugkeren.
Maar de grootste tragedie uit het HIV-paradigma is de marketing en de wereldwijde aanvaarding van een niet gevalideerde diagnostische test geweest, die voorgesteld werd alsdat ze besmetting aantoonde met een dodelijk virus. Miljoenen lijden onder het stigma en de angst die gepaard gaat met een diagnose van "HIV-ziekte". Continenten en sub-continenten worden aangemoedigd om schaarse bronnen in te zetten in het bestrijden van wat een mythische vijand blijkt te zijn. Zoals Papadimitriou aan mij opmerkte, over AIDS in Afrika, "Waarom een continent veroordelen tot de dood omwille van HIV als je andere verklaringen hebt waarom mensen ziek worden?"
WHO experten zijn zo overtuigd van een pandemie dat zij de AIDS-gevallen, die bij hen geregistreerd worden, vele malen vermenigvuldigen om een schatting te bereiken van een "actueel" niveau. Verder nog, de vermenigvuldigingsfactor is vele malen verhoogd geworden, zoals Christian Fiala, een oostenrijks fysicus die jaren onderzoek verrichtte naar AIDS epidemie, ontdekte. Een missie naar Oeganda en Tanzania heeft deze feiten bevestigd. In 1996, werden de gerapporteerde gevallen in Afrika vermenigvuldigd door de WHO statistieken met 12 om het geschatte totaal te bereiken; in 1997, met 17; en gedurende een 18 maanden periode in 1997/1998 met 47.
UNAIDS, die zeven agentschappen van de Verenigde Naties verenigd, waaronder WHO, in een verenigd programma over AIDS, doet werk met een groot potentieel om Afrika te helpen, door campagne te voeren voor schuldvermindering en andere vormen van noodhulp. Maar het riskeert de waarde van zijn inspanningen te vernietigen door zich exclusief te verbinden aan het HIV/AIDS-paradigma, en dit wordt in Afrika hoe langer hoe meer in vraag gesteld. Door aan te dringen bij Afrikaanse Ministers van Financiën om meer plaatselijke fondsen aan AIDS-activiteiten te besteden, "zonder rekening te houden met de zwakke fiscale situaties in vele van de meest getroffen landen in Afrika.", zou dit de echte problemen kunnen uitvergroten, zoals in Zuid Afrika Thabo Mbeki aangaf dat dit vooral te maken heeft met armoede. UNAIDS heeft uitgeteld dat ze bronnen die geprogrammeerd zijn voor welzijn, opvoeding, plaatselijke ontwikkeling en andere gezondheidsdoelstellingen willen omzetten naar HIV/AIDS verzorging en preventie.
In de context van Zuid Afrika zou dit vooral rampzalig zijn. Dr Sam Mhlongo, professor van primaire gezondheidszorg en gezinsgeneeskunde en hoofdtherapeut aan de Medische Universiteit van Zuid Afrika, Pretoria, een lid van Mbeki's Advies Panel over AIDS, wijst erop dat 50 jaar van apartheid de helft van de bevolking van Zuid Afrika achtergelaten heeft met geen toegang tot sanitair of zuiver drinkwater. Sub-standaard huisvesting, krotten en overbevolking verhogen het risico van massale infectie en herinfectie met tuberculose (toegevoegd aan de AIDS criteria in 1993). Stervende en ondervoedde kinderen zijn vooral vatbaar voor ademhalings- en maag-darm infecties en septicaemie. "Lang voor Luc Montagnier's HIV/AIDS 'ontdekking', verklaarde Professor John Reid van de Durban Medische School dat 50% van zwarte kinderen in landelijke gebieden in Zuid Afrika stierven voor hun vijfde jaar," schrijft Mhlongo. "De meest voorkomende oorzaken van overlijden bij deze zwarte kinderen werden genoteerd als bronchopneumonia, uitdroging en diarree."
"Apartheid heeft de mensen geconditioneerd om niet te zien; als het op AIDS aankomt willen velen nog steeds hun ogen niet openen," zegt hij. Wat Mhlongo ziet, in het oosten en zuiden van Afrika, is een chronisch proteïnetekort, een slechter worden van de dienstverlening aan de bevolking, het meer voorkomen van TB en malaria, dalende prijzen voor landbouwprodukten, hoge inflatie en werkloosheid, ontheeming door burgergeweld, en snoeien in overheidsdiensten tengevolge van economische aanpassingen die opgelegd worden door het Internationale Muntfonds en de Wereldbank. "Er is geen behoefte om de mysterieuze karakteristieken van een of ander retrovirus van het regenwoud in te voeren, dat waarschijnlijk van apen op mensen is overgegaan. "
In de vroege jaren van AIDS, nadat Amerikaanse, Britse en Franse wetenschappers met succes het "dodelijke nieuwe virus" concept op de markt brachten, en de testen en behandelingen die ermee gepaard gaan, maakte de perceptie dat er een openbaar gezondheids spoedgeval was moeilijk voor afwijkende standpunten om tot uitdrukking te komen. Tegenwoordig geeft de stilte evenveel kracht aan de commerciële belangen, samen met de schaamte over het falen van de AIDS-wetenschap, voor mogelijke altruïstische motieven. Het is misschien ook gemakkelijker voor het geweten in het Westen om een epidemie van een dodelijk virus voor een verhoging van immuunverstoringen in minder ontwikkelde landen de schuld te geven, dan het is om de effecten van erger wordende armoede ten gevolge van economische herstructurering, grote schulden, en de na-effecten van tientallen jaren van sociale verwoestende politiek naar de zwarte mensen toe, zoals onder het apartheidsregime, te erkennen.
Een redelijk antwoord van de wetenschappelijke gemeenschap over de volledige waaier van bewijzen die zich opgestapeld hebben tegen de HIV-theorie komt te laat.
NEVILLE HODGKINSON
Nuneham Park,
Nuneham Courtenay,
Oxford OX44 9PG, UK
Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.