Waarom een HIV test helemaal geen positief bewijs levert.
De kritieke barsten in de methodes die we gebruiken om het moordende virus op te sporen.
door Neville Hodgkinson
Wettelijke betwistingen over de waarde van de HIV test, waarvan de introductie 20 jaar geleden leidde tot het geloof dat miljoenen mensen met een virus besmet zijn waardoor ze uiteindelijk aan Aids zullen sterven, worden in de Verenigde Staten en Frankrijk aangevoerd. In beide gevallen citeren de eisers het werk van een groep wetenschappers uit Perth, West Australië, die bewijsmateriaal gepubliceerd hebben dat, tegengesteld aan het wereldwijd verspreidde geloof in de medische wereld, aantoont dat geen enkele HIV test in staat is om aan te tonen dat een persoon besmet is.
In Kansas worden Calypte Biomedical Corporation (CBC) en Roche Diagnostics, twee fabricanten van testen, vervolgd voor veroorzaakte schade, gebaseerd op de Akte voor Bescherming van Consumenten. Op het gerecht werden papieren neergelegd op 12 april waarin Kim Bannon zegt dat ze 12 jaar geleden, tijdens een routine medische controle, de diagnose kreeg van een "onbetwistbare" HIV besmetting op de Universitaire Medische School in Kansas. Er werd haar verteld dat ze binnen de vijf tot zeven jaar Aids zou ontwikkelen en daaropvolgend snel zou sterven.
Opvolgende testen van 1996 tot 2003 bevestigden deze diagnose herhaaldelijk. Vandaag is ze nog steeds gezond en vrij van elk symptoom van Aids.
Bannon zegt dat ze twee jaar geleden ontdekte dat de wetenschap, de methodologie en de veronderstellingen waarop het CBC en Roche zich baseren voor hun testen barsten vertonen. Ze eist burgerrechtelijke boetes voor het verkeerd voorstellen en de schade die hieruit resulteert "mentale angst, pijn en lijden, schaamte en vernedering", evenals verlies van inkomsten. Ze heeft haar huis verkocht om het proces te kunnen betalen; met de steun van haar raadgever, Dennis Webb, een advocaat uit Wichita, Kansas, nodigt ze anderen met een "HIV" diagnose uit om haar te vervoegen, om een soort van groepsactie mogelijk te maken.
In Parijs heeft Philippe Autrive, een advocaat gespecialiseerd in mensenrechten, de zaak van Mark Griffiths, een engelsman die in Frankrijk woont, aangenomen. Hij was in mei 1986 als HIV positief gediagnosticeerd terwijl hij in behandeling was voor een heroïne verslaving. Hij test nog steeds HIV positief, maar blijft gezond. Zijn klacht, tegen het Pasteur Instituut en anderen, is voor "het toedienen van gevaarlijke stoffen, waardoor het leven bedreigd wordt, vervalsing en het gebruiken van vervalst materiaal."
Bannon en Griffiths zeggen beiden dat hun diagnose geleid heeft tot een ontdekkingstocht, waarbij ze overdonderd werden door misvattingen over de HIV testen en door het falen, omwille van commerciële en andere belangen, om dit recht te zetten. Griffiths, die het onderwerp 16 jaar lang bestudeerde, zegt dat hij hoopt dat zijn zaak de "angst, stigmatisering en het onbegrip" rond een positief test resultaat zal opheffen. Bannon zegt dat ze 10 jaar besteed heeft aan "twijfels maar toch moeten leven met het stigma van het conventionele Aids dogma" alvorens ze stootte op een artikel van de wetenschappers in Perth.
"Ik realiseer me dat mijn leven rustiger had kunnen zijn als ik mijn HIV status verborgen gehouden had en verder gegaan was in de wetenschap dat ik niet zou sterven aan Aids," zegt ze. "Maar mijn ziel zou geen rust vinden, wetende dat er zovelen lijden onder dit orthodoxe standpunt."
In een aantal rapporten, gepubliceerd gedurende meer dan tien jaar, maar genegeerd tot op heden door de vooraanstaande Aids experten, stelt de groep in Perth het geloof, dat de HIV test ooit in staat is geweest om een specifiek virus op te sporen, in vraag. Ze zeggen dat het een niet-specifieke test is, waarbij een verhoogd niveau vastgesteld wordt van een variëteit van proteïnen antilichaampjes, die veelal voorkomen in het bloed van Aids patiënten, maar veroorzaakt worden door een hele reeks van toestanden.
Zij citeren bewijs dat in Afrika en elders de belangrijkste oorzaken van zowel een positieve test, als van de zwakte van het immuunsysteem, momenteel geïnterpreteerd wordt als Aids, waaronder aan armoede gelinkte ziektes zoals TB, malaria en andere veel voorkomende infecties. In het westen omvatten de oorzaken de gevolgen van drugs, infecties zoals hepatitis virussen, opgelopen door het delen van naalden en de blootstelling aan lichaamsvloeistoffen van andere mensen, door anale sex of herhaalde bloedtransfusies.
De groep argumenteert dat zowel genetische als biochemische signalen, die geïnterpreteerd worden als de aanwezigheid van "HIV", een gevolg zijn van de afwijking van het immuunsysteem en hier niet de oorzaak van zijn. Eens dit begrepen wordt, zeggen ze, zal het geloof, dat Afrikanen en andere arme mensen zich in de greep bevinden van een vernietigende nieuwe virale epidemie, wegvallen en dan kan de hulp gericht worden om de echte oorzaken van een zwak immuunsysteem te bestrijden.
HIV testen werden ontwikkeld door wetenschappers van het Nationale Kankerinstituut in de Verenigde Staten op hetzelfde tijdstip dat het HIV paradigma opdook; de eerste testen kregen hun licentie in maart 1985. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk volgden al snel. De testen werden geïntroduceerd als een middel om bloedvoorraden te beschermen, maar door de inspecties kreeg men het idee dat honderdduizenden Amerikanen, en miljoenen Afrikanen en anderen, reeds besmet waren.
De testen zoeken niet rechtstreeks naar een Aids virus maar wel naar antilichaampjes voor HIV – proteïnen waarvan gedacht werd dat deze door het immuunsysteem geproduceerd worden in reactie op de aanwezigheid van het virus. Ze doen dit door een staal van bloedserum (de vloeistof die zich afscheidt van het bloed nadat dit gestold is) van de geteste persoon in kontakt te brengen met proteïnen (antigenen), waarvan aangenomen wordt dat het bestanddelen van het virus zijn. Dit zou dan een antilichaampjes-antigeen reactie moeten opwekken in mensen die met HIV besmet zijn; maar niet bij diegenen die niet besmet zijn.
Het zou een waardevolle benadering kunnen zijn voor het vaststellen van HIV infectie, als de proteïnen waar men naar kijkt in de test echt de aanwezigheid van HIV specifiëren; maar hier is nooit van aangetoond dat dit het geval is. Van geen enkele van de proteïnen, die in de test gebruikt worden, is aangetoond dat deze specifiek is voor HIV. Vandaar dat dit niet betekent dat een persoon met HIV besmet is. Er werd altijd aangenomen, maar dit is nooit aangetoond, dat zij afkomstig zijn van HIV deeltjes. Verder werd er nog door de groep in Perth aangetoond dat alle proteïnen in de testen andere potentiële bronnen van herkomst hebben, waaronder normale celbestanddelen die vrijkomen als immuuncellen over-gestimuleerd en verstoord worden.
Centraal in het onderzoek van de wetenschappers in Perth naar de basis van de virustheorie is hun bevinding dat, ondanks eerdere beweringen van het tegendeel, het nooit bewezen is dat het mogelijk is om zuivere deeltjes te verkrijgen van het geviseerde virus, afgescheiden van al het andere, waardoor de testen gevalideerd zouden kunnen worden.
Er zijn verschillende stappen essentieel voor het identificeren van retro-virussen, het type virus dat men veronderstelde dat HIV was. De meeste fundamentele is het zuiveren van het virussen door gebruik te maken van een filter (een hogesnelheidscentrifuge waardoor materialen van verschillende dichtheid afgescheiden worden), waardoor het virusmateriaal geïsoleerd wordt van andere bestanddelen van de cel. Retrovirale deeltjes verzamelen zich bij een specifieke dichtheid. De gezuiverde deeltjes kunnen dan gevisualiseerd en gefotografeerd worden met een elektronenmicroscoop en hun bestanddelen kunnen dan geanalyseerd worden. Een afsluitende stap is dan aan te tonen dat deze zich vermenigvuldigen in andere cellen.
Met HIV is geen enkele van deze cruciale stappen mogelijk gebleken. Noch de fransman Luc Montagnier noch de Amerikaan Robert Gallo, de twee wetenschappers die na een lange discussie de eer voor het ontdekken van HIV deelden, waren in staat om een foto te tonen van het gezuiverde virus. Sindsdien heeft ook niemand anders dit kunnen doen. De foto's die gebpubliceerd werden in verschillende kranten en magazines, waarop vermeld stond dat deze HIV toonden, zijn niet afkomstig van zuiver materiaal. Ze zijn afkomstig van kweken, die een variëteit aan deeltjes bevatten afkomstig van cellen waarvan men veronderstelt dat ze met HIV besmet zijn; maar deze deeltjes hebben een niet nader gespecifieerd karakter en vergelijkbare deeltjes komen ook voor in kweken van niet geïnfecteerde cellen. Als de volgende stap genomen wordt – het proberen om de deeltjes te filteren, om deze te identificeren en te karakteriseren – zijn experten er nooit in geslaagd om zuivere HIV te verkrijgen.
En toch is zuivering essentieel om te weten welke proteïnen evenals welke stukjes genetisch materiaal (DNA en RNA) behoren tot het veronderstelde virus. Als de materialen van een kweek waarop een test zich baseert niet zuiver zijn, dan is het waarschijnlijk dat deze testkits proteïnen van onbekende oorsprong bevatten.
Volgens de groep in Perth, en een groeiend aantal wetenschappers die hun voorstelling ondersteunen, is dat precies wat er met HIV gebeurd is. Maar omwille van politieke druk, en een algemeen gevoel van paniek rond Aids, hebben inspecteurs de testen toegelaten om gebruikt te worden op een manier waar ze van wisten dat deze niet geschikt was. Men had het gevoel dat de voordelen voor de bevolking groter waren dan de nadelen.
Het dilemma werd duidelijk naar voren gebracht door Dr Thomas Zuck, van de Amerikaanse Voedsel en Medicijnen Administratie voor biologisch onderzoek en inspectie, op een meeting van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) in Genève in 1986. Hij zei dat de eerste testkits, die gebruik maakten van een technologie die bekend staat als Elisa, een licentie kregen als een hulpmiddel om bloed- en plasmadonaties te beschermen, niet als een controle op Aids of mensen met het risico op Aids. Het was de bedoeling dat het gebruik ervan beperkt zou blijven tot dat doel, hetgeen op een bijsluiter vermeld stond. Maar "het opleggen van de bedoeling van deze taal zou analoog zijn met het opleggen van de Volstead Act, die de verkoop van alcoholische dranken in 1920 in de Verenigde Staten verbood – met andere woorden, niet haalbaar in de praktijk."
Onder druk van de noden van openbare gezondheid, zei Zuck, werd het gebruik verder uitgebreid dan waarvoor de testen ontworpen waren; een brede toepassing lag voor de hand bij ziekenhuispatiënten, gezondheidswerkers en leden van groepen die een hoog risico lopen op Aids.
De 100 experten uit 34 landen die aanwezig waren op deze meeting hoorden dat, alhoewel de testen gevoelig genoeg waren om bloedvoorraden te beveiligen, er nog meer nodig was om te bepalen welke mensen echt besmet waren met HIV. Dr James Allen, assistent directeur voor medische wetenschap in het Centrum voor Ziektecontrole (CDC) van het AIDS programma, zei dat studies lieten vermoeden dat sommige mensen reageerden om bestanddelen van de cellijn, die gebruikt werd om HIV te kweken voor de vele testkits met licentie in de Verenigde Staten. Ander reacties deden zich voor omwille van antilichaampjes tegen normale celproteïnen, die natuurlijk voorkomen in het lichaam. Allen waarschuwde ervoor dat de problemen zich konden uitvergroten in gebieden in de wereld die niet de gesofisticeerde mogelijkheden van de Verenigde Staten hadden.
Vele gedelegeerden spraken over de noodzaak aan een definitieve, bevestigende test. Ze waren het erover eens dat een algemeen gebruikte bevestigende methode, blot genoemd, de job niet aankon. Deze verminderde valse positieve resultaten: onderzoek in de Verenigde Staten heeft aangetoond, dat van de bloeddonoren die positief testen met de meest gebruikte Elisa kits, slechts 4% positief waren met de westerse blot. Maar waren deze 4% dan ook allemaal echt besmet?
De Elisa kits gebruiken een mengsel van proteïnen, die toegeschreven worden aan HIV. Als deze reageren met antilichaampjes in het serum van een patiënt, dan resulteert dit in kleurverandering. De eerste kits waren gemaakt van materiaal dat gefilterd was uit kweken van cellen, waarvan gedacht werd dat deze HIV zouden kweken en bestanddelen waren van het virus. Al snel werd aanvaard dat dit materiaal geen zuiver virus was. Deze bevatten ook normale celproteïnen die het testresultaat beïnvloeden, waardoor foutief grote aantallen positieve resultaten verkregen werden.
De westerse blot-kits zijn verfijnder. Zij gebruiken individuele testproteïnen, gescheiden langsheen de lengte van een strip. Deze worden geïncubeerd met het te testen bloed. Als het bloed antilichaampjes bevat tegen de antigenen in de test, dan vertonen de reacties zich als een serie van strepen.
Het probleem is dat als men geen zuivere virusdeeltjes heeft om naar te refereren, dan kan niemand er zeker van zijn welke, als er al zijn, van de proteïne antigenen die geselecteerd werden voor het gebruik in de testen, echt van HIV afkomstig is en hierdoor een HIV besmetting aantonen.
Er is heel wat discussie ontstaan over welke proteïnen gebruikt zouden moeten worden en hoe de reacties geïnterpreteerd moeten worden. Zelfs Montagnier en Gallo verschillen van mening hierover. Dezelfde onzekerheid omringt de latere versies van de Elisa testkits, waarbij gefabriceerde proteïnen gebruikt worden in plaats van de "soep" van materialen die gefilterd werd uit celkweken. Deze kits overwinnen het eerdere probleem van het niet weten welke antigenen zich in de kits bevonden, maar dat is nog niet erg nuttig als je niet weet welke antigenen er nu echt tot HIV behoren.
Dr MV O'Shaughnessy, hoofd van de virale inspectie in het Laboratorium van het Centrum voor Ziektecontrole in Ottawa, Canada, vertelde op de WHO meeting dat wanneer de proteïnen van een HIV-bereiding gescheiden en gebrandmerkt werden, door middel van ultra-gevoelige technieken, "dan kunnen er meer dan 30 individuele proteïnen herkend worden."
Dus, welke hiervan zijn viraal en welke zijn normale celbestanddelen? Verschillende uitgebreide Canadese studeis hebben een uitgebreide en algemene kruis-reactie aangetoond, vooral bij hemofilie-patiënten en bij de inboorlingen van Noord Amerika.
Dr John Barbara, hoofd microbiologie in het North London Bloedtransfusie Centrum in Engeland, wees erop dat beide testen vertrouwden op hetzelfde principe, de reacties op antigeen-antilichaampjes. "Het is belangrijk om te onthouden dat de westerse blot op zichzelf een antiglobuline test is (een test op antilichaampjes.) "Hierdoor is het vatbaar voor dezelfde soort van valse positieve reacties als de controletest die ze bevestigd." Met andere woorden, als er onzekerheid bestond over het feit of de eerste test een betrouwbaar resultaat oplevert, dan zou een tweede test die gebaseerd is op hetzelfde principe moeilijk gebruikt worden om dit te bevestigen.
Zuck vroeg of er betere testen stonden aan te komen, en zei: "Ik zou er niet op rekenen. Eén van de moeilijkheden die we hebben nu we geconfronteerd worden met eisen voor bevestigende testen of voor het ontwerpen van systemen om te valideren wat er eigenlijk "bevestigend" gaat worden zal bepalen hoe je dit definieert en valideert."
Het was een modderpoel. Op dat ogenblik, iets meer dan een jaar na het verspreiden van het gebruik van deze testen, waren de afgevaardigde eerlijk tegenover elkaar met betrekking tot de moeilijkheden, maar hun onzekerheden drongen niet door tot bij de bevolking, uitgezonderd de vermelding in een zeer duur boek voor specialisten. Terwijl de tijd verstreek, en het HIV paradigma wereldwijd aanvaarding vond, ontstonden hoe langer hoe meer ingewikkelde procedures om te proberen om een betrouwbare diagnose tot stand te brengen. Maar het basisprobleem – niet in staat zijn om deze procedures te valideren tegen zuivere virusbereidingen afkomstig van patiënten – blijft bestaan.
HIV diagnose: een winstgevend geval van circulaire redeneringen.
Is de manier waarop we op HIV testen schadelijker dan de ziekte zelf?
Van bij het begin vertoonden de HIV testen ernstige tekortkomingen. Maar deze werden genegeerd, en het wijdverspreide gebruik leidde al snel tot het idee dat honderdduizenden amerikanen en miljoenen afrikanen besmet waren. Nu heeft een groep wetenschappers uit Perth, West Australië, beweerd dat geen enkele HIV test in staat is om aan te tonen of een persoon besmet is. Er worden gerechtelijke stappen ondernomen in de Verenigde Staten en Frankrijk door mensen die de diagnose HIV positief kregen en waaraan verteld werd dat ze zouden sterven aan Aids. Zij blijven gezond.
Al in 1986 waarschuwde Dr Thomas Zuck, een wetenschapper van de Voedsel en Medicijn Administratie (FDA) in de Verenigde Staten, dat de eerste testkits, die een technologie Elisa genoemd gebruikten, bedoeld waren om bloeddonaties te testen – niet om mensen die een risico liepen om Aids te krijgen te testen. Hij gaf toe dat het gebruik zich verder had uitgespreid dan oorspronkelijk de bedoeling was, maar vertelde op een meeting van de Wereld Gezondheidsorganisatie dat het "niet erg praktisch" was om ermee te stoppen.
Andere experten geven toe dat er in het begin problemen waren met de HIV testen, maar beweren dat deze al snel overwonnen waren. Niet waar, volgens bewijs dat geciteerd wordt in de uitgave van 1994 van Aids Testing, een boek van 400 pagina's geschreven door twee experten van het Centrum voor Ziektecontrole in de Verenigde Staten. In een artikel over de verschillende gebruikte testmethodes benadrukken ze de noodzaak om mensen niet te zeggen dat ze HIV positief zijn en dat er geen medische beslissingen genomen mogen worden die enkel en alleen gebaseerd zijn op Elisa. "Het testen met het gevoelige EIA [Elisa] gebeurt om de personen die nood hebben aan bijkomende, meer specifieke testen te identificeren.", zeggen zij. "Medische beslissingen mogen enkel genomen worden op de resultaten van de bijkomende testen, niet enkel en alleen op de controletest."
Dr Jay Epstein, nog een FDA wetenschapper, zegt in een ander hoofdstuk dat de westerse blot, een methode om de eerste resultaten te controleren, wereldwijd veruit de meest gebruikte "bevestigende" procedure is; maar hiermee "de grootste zorgen zijn het hoge voorkomen van niet-specifieke streeppatronen, waardoor de testresultaten onbepaald zijn". "Jammer genoeg", zo zegt hij, "is dit fenomeen intrensiek verbonden aan de technologie."
De FDA heeft zijn criteria voor een positief resultaat van de westerse blot versoepelt om over de schaamte heen te komen dat met de eerste kit, die een licentie kreeg voor bevestigende testen, waarbij een positief resultaat over drie strepen bekomen moest worden, nog minder dan de helft van de Aids-patiënten bleken HIV positief te testen. Andere auteurs beweren dat de productie van de westerse blotstrips geen precies proces is. Er zijn uitgebreide discussies geweest over hoe de testen geïnterpreteerd zouden moeten worden. "Verschillen in proteïne concentraties, identiteiten en posities worden waargenomen tussen fabrikanten en zelfs tussen loten van dezelfde fabrikant."
Afhankelijk van de keuze van proteïnen die gebruikt worden als antigenen, geven de testen een groot variërend resultaat in verschillende patiënten groepen. Dezelfde problemen ontstaan bij het gebruik van Elisa testen, die gebruik maken van genetisch gemaakte of synthetische proteïnen.
Als er jou niet verteld kan worden dat je met HIV besmet bent, aan de hand van de Elisa en er zulke grote problemen zijn met de westerse blot (in Engeland, wordt deze als volkomen onbetrouwbaar beschouwd en enkel nuttig in als hulpmiddel bij onderzoek), welke test bevestigt dan dat je besmet bent?
In de vroege jaren van AIDS, vergeleken en beschreven wetenschappers vaak als "virus isolatie" de vaststelling van omgekeerde transcriptase in gekweekte cellen, een enzyme die het mogelijk maakt dat een retrovirus geïntegreerd wordt in het DNA van zijn gastcel. Nu is bekend dat dit enzyme een veel grotere rol speelt in de celfunctie en niet de aanwezigheid van eender welk retrovirus specifieert, laat staan een specifiek retrovirus.
Gelijkaardig, het vaststellen van een proteïne met een bepaald moleculair gewicht, waarvan geloofd werd, maar nooit bewezen, dat dit tot HIV behoort, bleek ook van weinig waarde te zijn bij de diagnose. Beide technieken "zouden ongevoelig kunnen zijn en/of niet-specifiek", volgens de richtlijnen opgesteld door de Engelse experten van het Laboratorium voor Openbare Gezondheid
Tegenwoordig wordt een techniek, de polymerase kettingreactie (PCR) genoemd, gebruikt voor het in beeld brengen van de zogenoemde "HIV-ziekte", waarbij genetische volgordes vastgesteld worden die toegeschreven worden aan HIV door hen tien miljoen keer te vergroten. Zoals de test voor antilichaampjes, heeft deze methode waarschijnlijk waarde om bepaalde soorten van activering of verstoring van het immuunsysteem aan te geven; maar van de segmenten van genetisch materiaal die vastgesteld worden werd niet aangetoond dat deze tot een specifiek virus behoren, HIV of een ander.
Er worden drastische verschillende resultaten verkregen, afhankelijk van de genetische "primers" die gekozen worden om de reactie op gang te brengen, de proeven om de resultaten te analyseren, de concentratie van de verschillende reagens die gebruikt worden en de temperatuur en tijd gedurende welke deze reacties lopen. Zulke factoren verklaren waarom resultaten, die aangehaald worden in rapporten van wetenschappers van de Amerikaanse overheid, waar gezegd wordt dat "de waarde van de testen op antilichaampjes bevestigd wordt" niet in andere labo's gereproduceerd kunnen worden. Een meta-analyse door wetenschappers van verschillende instituten in de Verenigde Staten van relevante PCR studies, gepubliceerd tussen 1988 en 1994, besluit: "De vals-positief en vals-negatief waarden van PCR die we vastgesteld hebben waren te hoog om een verdere rol voor PCR te garanderen in eender welke controle routine of in de bevestiging van de diagnose van HIV besmetting. Dit besluit is waar, zelfs voor de resultaten die gerapporteerd worden in meer recente, hoge kwaliteits studies waar commerciëel beschikbare gestandardiseerde PCR proeven gebruikt werden ... We hebben geen bewijs gevonden dat de prestatie van PCR na verloop van tijd verbetert."
Dus, tegengesteld aan de indruk waarmee de meesten jaren geleefd hebben, is er nooit bewezen dat de HIV test de aanwezigheid van HIV kan bevestigen. "Het algemene geloof dat bijna alle individuen, gezond of niet, die positief getest zijn op antilichaampjes tegen HIV besmet zijn met een dodelijk retrovirus, wordt wetenschappelijk niet ondersteund," zegt de groep in Perth.
Er bestaat een sterk verband tussen het positief testen op HIV en het risico om AIDS te ontwikkelen. Bewijs van dit gevolg was en is nog steeds de belangrijkste reden waarom wetenschappers geloven dat HIV de oorzaak van AIDS is. Maar het verband is een gevolg van de manier waarop testkits gemaakt, gecalibreert en klinisch getest zijn.
Zoals hierboven beschreven, bleek het nooit mogelijk te zijn om HIV testen te valideren door het kweken, zuiveren en analyseren van deeltjes van het geviseerde virus van patiënten die positief testen, of aan te tonen dat deze deeltjes niet aanwezig waren in patiënten die negatief testen. Dit ondanks heroïsche inspanningen om het virus zich te laten vertonen in patiënten met AIDS of met het risico op AIDS, waarbij hun immuuncellen gestimuleerd werden in een kweek in het labo door verschillende middelen, soms gedurende vele weken.
Nadat de cellen op deze manier geactiveerd werden, selecteerde HIV-pioniers sommige van de 30 of meer proteïnen die men in het gefilterd materiaal verzameld had op karakteristieken van dichtheid voor retrovirussen, en sommige hiervan schreef men toe aan verschillende delen van het virus. Maar ze vormden nooit bewijs dat deze zogenoemde "HIV antigenen" bestanddelen waren van eender welk retroviraal deeltje, laat staan van een uniek nieuw retrovirus.
Dus, hoe hebben ze bepaald dat de proteïnen van HIV afkomstig waren?
Verbazingwekkend, op basis van geselecteerde proteïnen, de meesten reactief met antilichaampjes in bloedstalen van AIDS patiënten en van mensen met risico op AIDS. Dit betekent dat HIV antigenen bepaald worden als zijnde juist dat op basis van het feit dat ze reageren op antilichaampjes van AIDS patiënten, en daarna wordt de diagnose gesteld dat de AIDS patiënt besmet is met HIV, op basis van het feit dat ze antilichaampjes hebben die reageren op deze zelfde antigenen. De redenering is volledig circulair – dit is waarschijnlijk waarom Zuck zo emphatisch was dat geen enkele HIV test geschikt was om een HIV besmetting te bevestigen.
Het wordt nog erger. Toen de Elisa testkits ontwikkeld werden, was de prioriteit het beveiligen van bloedvoorraden. Hiervoor werden twee begrenzingen vastgelegd. Als een middel om de gevoeligheid van de kits voor het bepalen van onveilig bloed, werd er gesteld dat 100% van de bloedstalen van patiënten met AIDS reactief moesten zijn en dus positief testen. Dus als de eigenlijke proportie van stalen van reactieve AIDS patiënten bij klinische testen 98% is, dan bepaalt dat de gevoeligheid van de kit.
Ten tweede, als maatstaf van hoe specifiek de kits zijn in het bepalen van onveilig bloed – ofwel zodat gezond bloed niet positief zou testen – werd er gesteld dat 0% van gezonde bloeddonoren herhaaldelijk reactief mocht zijn. Dus als 2% van gezonde bloeddonoren reactief zouden zijn bij klinische testen, dan zou de specificiteit bepaald worden als 98%.
Op basis van dit soort testen zeggen de Wereld Gezondheidsorganisatie en andere agentschappen dat de huidige HIV testen op antilichaampjes een gevoeligheid en specificiteit hebben van meer dan 98% en hierdoor uitermate betrouwbaar zijn. In werkelijkheid, vertellen deze maatstaven ons niets over het feit of een persoon met HIV besmet is of niet.
De testen maken onderscheid tussen gezond bloed aan de éne kant en het bloed van patiënten met AIDS of AIDS-achtige aandoeningen anderzijds. Dat is waarom ze nuttig zijn als test voor de veiligheid van bloedvoorraden. Aangezien AIDS patiënten lijden aan een waaier van actieve infecties en andere bloedafwijkingen, waarvan sommigen overgedragen kunnen worden door bloed, helpen de testen duidelijk om de bloedkwaliteit veilig te stellen.
Homo mannen met een "snel wisselend" sexleven, drugverslaafden, ontvangers van bloedprodukten en anderen, wiens immuunsysteem blootgesteld wordt aan vele uitdagingen en die het risico lopen op AIDS hebben veel meer kans om een verhoogd niveau van antilichaampjes te hebben dan andere gezonde Amerikanen – omdat de antigenen in de test gekozen werden op basis van hun reactiviteit met antilichaampjes van AIDS patiënten. Maar dit verband bewijst niet de aanwezigheid van een virus of van een dodelijk nieuw virus.
Onder afwezigheid van een specifieke test voor HIV, moesten de testen gecalibreerd worden om een balans proberen te vinden om verdachte bloedstalen te kunnen identificeren en er ook voor te zorgen dat gezond bloed niet weggegooid werd. De veiligheid van de voorraden had prioriteit, dus de waarde van te bepalen dat het bloed reactief is, is extreem laag. Dit verzekert dat de testen de meeste bloedstalen van mensen met AIDS zullen detecteren.
Maar deze lage waarde betekent ook dat in het controleren van testen met een groot aantal mensen, vele gezonde individuen positief zullen testen. In vroege onderzoeken, waar 8 miljoen bloeddonoren in de Verenigde Staten bij betrokken waren, vond men dat van de bloedstalen die positief testen met Elisa, 96% niet reactief testen via de westers blot test.
Als de testen gebruikt worden met het doel waar ze oorspronkelijk voor ontwikkeld zijn – als een controle voor de veiligheid van bloed – dan zijn deze barsten geen te hoge prijs om te betalen. Herhaald testen vermindert het aantal verdachte stalen en hierdoor het weggooien van gezond bloed. Maar de barsten zijn dodelijk als men hiermee een diagnose gaat stellen voor HIV/AIDS.
In rijke landen, waar men zich herhaald testen kan veroorloven, en waar het risico voor het leven van de persoon ook in aanmerking genomen wordt bij het interpreteren van de resultaten, zal het aantal personen die foutief te horen krijgen dat ze besmet zijn met een dodelijk virus veel lager zijn dan in arme landen waar slechts één enkele positieve test een doodvonnis betekent.
In Engeland, bijvoorbeeld, worden momenteel minder dan 200 sterfgevallen per jaar toegeschreven aan HIV/AIDS, uit een populatie van 60 miljoen mensen. Schattingen van het totaal aantal mensen die besmet zijn met HIV zaten rond de 30.000 in de jaren 1990, alhoewel er recent een stijging geweest is, die vooral toegeschreven wordt aan het HIV positief zijn van nieuwe immigranten uit arme landen, die verscheurd zijn door oorlog.
Maar toch, in het licht van het bewijs en de bovenstaande uiteenzetting, is het een regelrechte aanslag, om zelfs maar één persoon te vertellen dat hij met HIV besmet is op basis van het feit dat hij antilichaampjes heeft die reageren met de proteïnen in deze waardeloze testen. Fabrikanten zijn zich hier misschien wel van bewust en sommigen noteren waarschuwingen op de bijsluiter, zoals: "Op dit ogenblik bestaat er geen erkende standaard voor het vaststellen van de aanwezigheid of afwezigheid van antilichaampjes voor HIV in het menselijke bloed."
In landen waar één enkele test meestal het enige is dat men zich kan veroorloven, hebben controlerende onderzoeken het idee gegeven dat miljoenen met HIV besmet zijn. De testen hebben ervoor gezorgd dat talrijke individuen valselijk de diagnose kregen en landen werden misleid om te geloven dat HIV/AIDS hun bevolking zal uitroeien.
Dr Etienne de Harven, voormalig professor pathologie aan de Universiteit van Toronto, die gedurende vele jaren werkte met retrovirussen in het Sloan Kettering Instituut, New York, vertelde op een recente conferentie over AIDS in het Europese Parlement in Brussel: "Er is een belangrijk probleem met het isoleren en zuiveren van HIV. Het grootste probleem is dat, ondanks ontelbare beweringen van het tegendeel, dit retrovirus nooit geïsoleerd of gezuiverd is geweest op een wetenschappelijk aanvaardbare manier, die zou voldoen aan de klassieke eisen van virologie."
Hij voegde eraan toe dat gedurende de laatste 20 jaar de medische literatuur "overspoeld wordt met rapporten die probeerden te verdoezelen dat er een gebrek is aan bewijsmateriaal van elektronenmicroscopen voor de aanwezigheid van retrovirale deeltjes in stalen die rechtstreeks van AIDS patiënten komen."
Ann James, een advocaat uit Houston, Texas schrijft in AIDS Testing: "Geen enkele andere ziekte, behalve misschien melaatsheid in het begin van de jaren 1800, heeft zoveel sociale druk gelegd op de slachtoffers en veroorzaakte zo cataclysmische sociale gevolgen gedurende een zo lange periode."
Opmerkelijk, dit cataclysme werd niet zo zeer veroorzaakt door AIDS zelf, maar door het concept van een epidemische HIV ziekte. Dit concept verscheen omdat in de sfeer van een noodtoestand dat een dodelijk virus zich heimelijk verspreidde onder sexueel actieve mensen, de gezondheidswerkers het eenvoudigweg "niet praktisch haalbaar" vonden om het gebruik van HIV testen, voor iets waar ze niet voor bedoeld waren, stop te zetten.
Zoals Eleni Papadopulos-Eleopulos, voorzitter van de groep wetenschappers in Perth, het stelt: "Vanuit ons standpunt is de grootste enkelvoudige hindernis in het begrijpen en oplossen van AIDS, HIV".