Natuurlijke Krachten en God
door Dr Patrick Quanten MD
Eén van de grootste waarheden over de aard van het fysieke universum, dat met toenemende interesse in de aandacht gekomen is tijdens de laatste vijfentwintig jaar, is de éénheid van zijn wetten en patronen van verandering. Tegenwoordig is het onderzoek van de kleinste deeltjes van materie onontwarbaar verbonden met de zoektocht naar een kosmologisch begrip van het Universum en de organisatie van de materie, die zich hierin bevindt. Dit kosmische verband tussen het grote en het kleine vertoont zich ook in het noodlot van het vacuüm. De zwaartekrachttheorie, die Einstein creëerde, kan gebruikt worden om de algemene ontwikkeling van het fysieke universum te beschrijven. Ten eerste leverde deze een natuurlijke mathematische beschrijving van universums op die volledig verstoken zijn van massa en energie – "vacuüm"universums. Er was geen ether nodig zelfs niet toen elektrische en magnetische golven geïntroduceerd werden om door de ruimte te snijden. Maar deze theorie liet ook toe dat er een nieuw krachtveld in de Natuur bestaat, waardoor de effecten van de zwaartekracht tegengewerkt of versterkt worden op een volledig onverwachte manier. Namelijk, deze nieuwe kracht vergroot naarmate de afstand toeneemt, zodat de gevolgen op aarde te verwaarlozen zijn maar overweldigend zijn op het kosmische vlak van de uitbreiding van het Universum.
De ontwikkeling van de theorieën van Einstein over speciale en algemene relativiteit waren maar de helft van het verhaal van de ontwikkeling van de moderne fysica. De andere helft is het verhaal van de kwantumfysica, met Einstein, Max Planck, Erwin Schrödinger, Werner Helsenberg, Niels Bohr en Paul Dirac als pioniers. In al zijn ambivalentie is de kwantumtheorie fantastisch accuraat in al zijn voorspellingen over de werking van de atomaire en subatomaire werelden. De kwantumpuzzel groeide uit de tegenstrijdige stukjes bewijs voor het golfachtige en deeltjesachtige gedrag van het licht. Dit schizofrene gedrag is enkel te verklaren als energie sommige revolutionaire eigenschappen bezit. Ten eerste is energie gekwantiseerd: ze neemt niet alle mogelijke waarden op in atomen maar enkel een ladder van specifieke waarden, waarvan de afscheiding vast staat door de waarde van een nieuwe constante in de Natuur, bestempeld als Planck's constante. Met andere woorden, energieniveaus veranderen in kleine pakjes energie, kleine eenheden, niet op een continuüm. Ten tweede bezitten alle deeltjes een golfachtig aspect. Ze gedragen zich als golven met een golflengte die omgekeerd evenredig is met hun massa en snelheid. Hoe zwaarder de massa, hoe kleiner de golflengte; hoe sneller het deeltje, hoe kleiner de golflengte. Als deze kwantumgolflengte veel kleiner is dan de fysieke omvang van het deeltje dan zal dit zich gedragen als een enkelvoudig deeltje, maar wanneer zijn kwantumgolflengte op zijn minst even groot wordt als de omvang van het deeltje dan zullen golfachtige kwantumaspecten van betekenis zijn en het gedrag van het deeltje domineren. Als objecten aan massa toenemen dan krimpen hun kwantumgolflengtes en worden deze veel kleiner dan hun fysieke omvang. Het is op dit punt dat het vaste deeltjes worden. Dit is hoe "materie" gematerialiseerd wordt uit niets, uit de lucht, uit een energieveld. Materie is dus letterlijk een energetische golf met een frequentie die kleiner is dan de omvang van het deeltje zelf.
Zo ook, als we zeggen dat een deeltje zich gedraagt als een golf, dan moeten we deze golf niet zien als een watergolf of een geluidsgolf. Het is juister om deze te zien als een informatiegolf of een waarschijnlijkheidsgolf, zoals bijvoorbeeld een misdaadgolf of een hysteriegolf. Als zo een golf doorheen de bevolking gaat dan betekent dit dat het meer waarschijnlijk is dat we er hysterisch gedrag zullen aantreffen. Vergelijkbaar, als er een elektronengolf doorheen je labo gaat dan betekent dit dat het meer waarschijnlijk is dat je er een elektron aantreft, niet dat er iets fysisch door je labo gevlogen is. Maar de functie van de golf kunnen we niet waarnemen. Het stelt je enkel in staat om het resultaat van een meting te tellen in termen van de waarschijnlijkheid van verschillende resultaten. Dit kan je misschien vertellen dat je in 50% van de gevallen zal vinden dat het atoom de éne toestand heeft, en in de andere 50% van de gevallen een andere. En dit is precies wat de resultaten van opeenvolgende metingen je zullen vertellen: niet telkens hetzelfde resultaat maar een patroon van resultaten waarbij sommige meer waarschijnlijk zijn dan anderen.
Merk de overeenkomst op tussen deze wetenschappelijke ontdekking en de verschillende resultaten van medische onderzoeken? Herhaalde onderzoeken leveren een variëteit aan resultaten op; er is geen uniformiteit in de resultaten.
Werner Heisenberg toonde aan dat er aanvullende paren van kenmerken van dingen zijn die niet gelijktijdig gemeten konden worden met arbitraire precisie, zelfs niet met perfecte instrumenten. Deze beperking voor metingen werd bekend als het Onzekerheids Principe. Eén paar van aanvullende kenmerken begrensd door het Onzekerheidsprincipe is de combinatie van positie en momentum. Dus kunnen we niet ogenblikkelijk, met arbitraire precisie, weten waar iets zich bevindt en hoe het zich beweegt. De onzekerheid waar we mee te maken hebben heeft enkel betekenis voor zeer kleine deeltjes met een omvang vergelijkbaar met hun kwantumgolflengte. Deze zijn dus meer "golf" dan "vast deeltje". Hoe groter dingen worden, hoe vaster ze lijken, en hoe meer het erop lijkt dat we beide tegelijkertijd accuraat kunnen meten. Dit Onzekerheids Principe doet zich voor omdat de daad van een meting uitvoeren altijd het ding, dat gemeten wordt, op een bepaalde manier verstoort, waardoor het op een andere manier verandert dan wanneer we er vanuit een ander aspect naar zouden "kijken".
Krachten van de Natuur
Er werden slecht vier verschillende krachten van de Natuur ontdekt, die plaats vinden in de relatief energie-lage wereld waar wij in leven. De actie van elk van deze krachten is voldoende om bijna al de dingen te begrijpen die we rondom ons zien. Het kwartet van krachten omvat zwaartekracht en elektromagnetisme, die beiden bekend zijn in ons dagelijkse leven, maar ze worden vervoegd door twee microscopische krachten, die pas in de twintigste eeuw expliciet geïsoleerd werden. De "zwakke" kracht ligt aan de bron van radioactiviteit terwijl de "sterke" kracht verantwoordelijk is voor nucleaire reacties en het samenbinden van atoomkernen. Elk van deze krachten wordt beschreven door de uitwisseling van een "drager" deeltje die de kracht overdraagt.
De zwaartekracht wordt gedragen door de uitwisseling van een massa-loos deeltje, de graviton, en heeft hierdoor een oneindig bereik. Zwaartekracht is uniek omdat het op elk deeltje inwerkt. De kracht van elektromagnetisme heeft ook een oneindig bereik omdat ze gedragen wordt door de uitwisseling van een ander massa-loos deeltje, de lichtfoton. Het werkt in op elk deeltje dat elektrische lading bevat. De zwakke wisselwerking is anders. Deze werkt in op een groep van elementaire deeltjes, leptonen genoemd, zoals elektronen, muonen, tauonen en hun betrokken neutrinos, en deze wordt gedragen door drie zeer massieve deeltjes, de zogenoemde tussenliggende vector bosonen. Deze deeltjes zijn ongeveer 90 keer zwaarder dan het proton en de zwakke kracht die ze tot stand brengen heeft een eindig bereik dat 100 keer lager ligt dan de straal van een atoomkern.
De sterke kracht is ingewikkelder. De sterke kracht werkt in op elk deeltje dat de "kleur" lading draagt en hierdoor wordt deze soms ook de "kleurkracht" genoemd. Deze "kleur" lading heeft niets te maken met de doorsnee betekenis van kleur als een tint die bepaald wordt door de golflengte van het licht; het is enkel een kenmerk van het deeltje (zoals elektrische lading) die bewaard blijft in alle processen die we waargenomen hebben, gedragen door hun inwendige bestanddelen, die bekend staan als quarks. De kleurkracht wordt overgedragen door de uitwisseling van deeltjes, gluonen genoemd, die een massa hebben van ongeveer 90 keer minder dan bosonen en dus heeft de sterke kracht een bereik dat ongeveer 90 keer groter is. Het is gelijk aan de omvang van de grootste atoomkern, een weerspiegeling van het feit dat het deze kracht is die het samenbindt.
Een universum dat rust op vier fundamentele wetten, die verschillende populaties van deeltjes beheren lijkt op een huis dat tegen zichzelf verdeeld is. De éénheid van de Natuur onthult zichzelf op een heel aantal verschillende plaatsen en lokt ons uit om aan te tonen dat deze krachten eigenlijk niet echt verschillen. Een analogie kunnen we vinden in het gedrag van water. We zien het in drie verschillende vormen: vloeibaar water, ijs en stoom. Hun eigenschappen verschillen maar toch zijn het allemaal manifestaties van een enkele onderliggende moleculaire structuur van een combinatie van twee waterstofatomen en één zuurstofatoom. Ondanks wat het lijkt is er een onderliggende éénheid.
Het kwantumvacuüm wordt niet gezien als een zee, samengesteld uit al de elementaire deeltjes en hun antideeltjes, die voortdurend verschijnen en verdwijnen. Er zal, bijvoorbeeld, een gisting van elektronen en positronen zijn. Paren van elektronen en positronen zullen verschijnen uit het kwantumvacuüm en dan zullen ze snel elkaar vernietigen en verdwijnen. Als de tijd dat ze bestaan, vooraleer ze terug naar het vacuüm vernietigd worden, zo kort is dat aan het Onzekerheids Principe niet gehoorzaamd kan worden, dan zullen deze elektron-positron paren onwaarneembaar zijn. Daarom worden ze virtuele paren genoemd. Maar ze bestaan wel degelijk! Nu kunnen we zien dat ons kwantumvacuüm een verzameling virtuele paren van elektronen en positronen bevat, en hun aanwezigheid creëert een belangrijke verandering in het kwantumvacuüm. Tegengestelde elektrische ladingen trekken aan en als we dus een elektron in het vacuüm van virtuele paren stoppen dan zullen de positief geladen positronen naar het elektron toegetrokken worden. Het elektron heeft zo een afscheiding gecreëerd van de virtuele paren en het elektron vindt zichzelf omringd door een wolk van positieve ladingen. Het gevolg is dat er een positief geladen veld gecreëerd wordt rond de naakte negatieve lading van het elektron. Een naderende elektron zal nu niet de volledige negatieve elektrische lading van het elektron voelen. Het zal eerder het verminderde effect van de beschermde lading voelen en zwakker weg gaan dan als de vacuümpolarisatie afwezig was.
Dit gevolg verandert als we de energie van de omgeving en het aankomende elektron veranderen. Als het eerder langzaam binnen komt, dan zal het niet erg ver doordringen in de beschermende wolk van positieve ladingen en zal het slechts zwakjes afgeleid worden. Maar als het met een hogere energie binnen komt, dan zal het verder doordringen en het effect méér voelen van de volledige negatieve lading binnen in. Het zal veel sterker afgeleid worden. Zo zien we dat de effectieve sterkte van de elektromagnetische kracht van afstoting afhankelijk is van de energie waarop dit plaats vindt. Als de energie verhoogt dan zal de wisselwerking sterker zijn.
Merk de overeenkomsten op van het effect van de omgeving op onze gezondheid. Niet alle mensen die in dezelfde omstandigheden leven zullen op dezelfde manier beïnvloed worden door deze omstandigheden. Het effect wat we waarnemen wordt bepaald door het individu en zijn/haar houding naar de omgeving toe.
Dezelfde studie kan gedaan worden over de sterke wisselwerking die deeltjes aantast, zoals quarks en gluonen, die de kleur lading dragen. Zoals met de elektronen zal het algemene effect om de sterke wisselwerking tussen quark en anti-quark deeltjes effectief sterker te maken op hogere energie. Maar de aanwezigheid van gluonen beïnvloedt ook het patroon van kleur lading. Virtuele gluonen hebben het tegengestelde effect en hebben de neiging om de centrale kleur lading te besmeuren. Als een verspreiding zich voordoet vanuit een meer uitgestrekte, minder puntig voorwerp dan heeft dit de neiging om zwakker te zijn. De winnaar tussen deze twee tegengestelde neigingen is afhankelijk van hoeveel variaties van quarks er zijn om in virtuele paren op te duiken. Als het aantal zo klein is als de zes, die we in de Natuur waarnemen, dan is het de besmeuring door de gluonen die wint en de sterke wisselwerking is voorspelbaar om effectief zwakker te worden als we naar hogere energie evolueren.
Deze eigenschap houdt in dat als men voortgaat met het extrapoleren van oneindig verhogende energie dat er dan helemaal geen zichtbare wisselwerking zal zijn – de deeltjes zouden vrij zijn. In 1973 was het voorspeld en nu is het bevestigd. Deze belangrijke effecten van het kwantumvacuüm stellen ons in staat om te zien hoe het verwarrende obstakel voor éénmaking van de krachten van de Natuur overwonnen kan worden. De sterktes van de krachten verschillen inderdaad enorm in de energie-lage wereld waar leven zoals het onze mogelijk is, maar als we de veranderingen volgen die in deze krachten verwacht mogen worden als we naar hogere en hogere energieën gaan, dan kunnen deze dichter en dichter komen in sterkte totdat een specifieke energie bereikt is waar de sterktes hetzelfde zijn. Eénheid bestaat enkel in een ultra-hoge-energie omgeving, zoals zou bestaan hebben in de beginfase van het Universum.
Het samenbrengen van de krachten van de Natuur wordt mogelijk gemaakt door de variatie in hun sterktes als de temperatuur stijgt. Bij dit proces zien we eerst de elektromagnetische en de zwakke krachten samenkomen om een enkelvoudige elektro-zwakke kracht te creëren als de temperatuur ongeveer 1015 graden Kelvin bereikt. Als we doorgaan met het in kaart brengen van de versterking van deze kracht samen met de verzwakking van de sterke kracht, dan komt een tweede éénmaking als de temperatuur een niveau van ongeveer 1027 graden Kelvin bereikt. Boven deze zogenoemde "grote éénmakings" temperatuur bestaat er een enkelvoudige symmetrische kracht, maar eronder ontstaat er een doorbreken van deze symmetrie om de verschillende sterke en elektro-zwakke krachten te creëren.
Merk de overeenkomsten op tussen de krachten van de Natuur en het spirituele geloof in een enkelvoudige Kosmische Energie. De krachten van de Natuur voegen zich samen op een hoger energieniveau om één te worden, van waaruit alle schepping afstamt.
Christendom
In de vroegste Christelijke tradities is er geen kant-en-klaar overgeërfde standpunt over de schepping van de wereld uit het niets. Er is aanzienlijk veel vrijheid om dit idee geleidelijk aan te ontwikkelen tijdens de eerste en tweede eeuw, want nergens in het Nieuwe Testament wordt de doctrine over de schepping uit het niets expliciet onderwezen. Het begon ernstig besproken te worden door theologen rond 160 AD ten gevolge van de uitdagende vragen die door Gnostische filosofieën gesteld werden.
In het Gnosticisme is de vraag "waarom" en "hoe" de wereld geschapen werd van groot belang, niet omdat de Gnostici een speciale interesse hadden in kosmologie maar omwille van hun negatieve kijk op de wereld. Ze moesten een of andere verklaring hebben waarom deze defecte, immorele wereld tot ontstaan gekomen is, en hoe dit het gevolg kon zijn van de daden van de éne ware en perfecte God. Gnostici hielden vol dat de wereld geschapen werd door een groep van meer beperkte, lagere wezens ("engels"), die ofwel de ware God niet kenden of tegen Hem in opstand kwamen. Zij zagen materie en het fysieke Universum als iets dat enkel een gedeeltelijke realiteit bevat, waardoor het ware plan van het Universum verstoord werd. Het aanhoudende proces van redding had als belangrijkste doelstelling de vernietiging van de defecte materiële wereld. Het was de ingewikkelde evolutie van het debat tussen de Gnostici en hun tegenstanders (en het hele spectrum van tussenliggende standpunten) in de vroege jaren van de Kerk die leidde tot het ontstaan van de vroege Christelijke Kerk met een duidelijke doctrine over de schepping van het Universum uit het niets in de geschriften van Basilides, Valentius en Irenaeus.
In minder dan een generatie had er een verrassende verandering in hun houding plaats gevonden. In het midden van de tweede eeuw had de vroeg Christelijke Kerk geen interesse in eender welke specifieke doctrine over de schepping van de wereld en waren ze gelukkig geweest om een beeld aan te houden van de wereld die zich vormde uit vooraf bestaand materiaal met de Genesis als gevolg. Het voorzichtige argument van Basilides draaide dit helemaal om. Schepping ex nihilo werd aangenomen als de centrale doctrine en de theorieën over de vorming van de wereld uit iets anders dan het niets werden verworpen als ketterse uitdagingen voor de almachtige God en het aanhangen van de ketterse theorieën van de goddeloze filosofen. De daaruit volgende doctrine rijst op uit een synthese van drie overtuigingen: dat de schepping ontstaan is "uit het niets", dat God de ultieme Schepper is, en het verwerpen van het verleidelijke oude idee dat God handelt op een manier die analoog is met de menselijke creatieve daden.
Vanuit het moderne standpunt is het gemakkelijk om zich af te vragen waarom vroegere theologen zo een heisa maakten over dit alles. Maar het is heel belangrijk om er rekening mee te houden dat één reden voor hun traagheid ligt in het feit dat ze niet aan het zoeken waren naar een doctrine. Delen van hun doctrine werden occasioneel opgebouwd, waar en wanneer nodig, om specifieke theologische standpunten te verdedigen. Het werd samengevat tot een volledig uitgewerkte vorm enkel wanneer dit nodig was om de theologische gevolgen van rivaliserende Griekse standpunten, dat de wereld gevormd werd uit vooraf bestaande materie, te weerleggen. Schepping uit het Niets is één van de bijproducten van de vroeg Christelijke Kerkdebatten over de ideeën van de Griekse filosofie.
Men moet zich ook de verwarrende achtergrond herinneren van de Platonische filosofische ideeën, die nog steeds heel invloedrijk waren. De Platonische kijk op de wereld was dat er een onzichtbaar koninkrijk met ideale "vormen" bestaat, die de perfecte blauwdrukken zijn van de dingen die we zien in de materiële wereld. Dit zorgt ervoor dat het idee van "niets" zeer moeilijk te onderschrijven was.
Als we proberen om de geschiedenis van kosmologie te reconstrueren in een poging om te bepalen of de schepping uit het niets zou kunnen plaats gevonden hebben, dan botsen we op een verbazend kenmerk. Als materie en straling zich blijven gedragen zoals ze vandaag de dag doen, en de theorie van Einstein blijft overeind, dan moet er een verleden tijd bestaan hebben waar de uitbreiding van het Universum een toestand van oneindige dichtheid en temperatuur tegengekomen is. Op welke manier men hier ook naar keek, met welke tegenkantingen men ook op de proppen kwam, het leek erop dat het argument voor enkelvoudigheid – het Universum dat ontstaan is uit één specifieke tijd en plaats – als maar meer aan kracht won.
Roger Penrose bekeek het probleem vanuit een andere hoek en overwoog de verzameling van alle mogelijke geschiedenissen die mogelijk waren voor alle deeltjes materie en lichtstralen. Hij toonde aan dat als de theorie van Einstein juist is en zwaartekracht altijd een aantrekking heeft, dan zal er, zolang er voldoende zwaartekrachtmaterie en straling in het Universum aanwezig is, tenminste één van de verzamelingen van geschiedenissen een begin gehad moeten hebben – het kan niet oneindig blijven voortbestaan naar het verleden toe. Deze afleiding was opmerkelijk in vele opzichten. Ze slaagde erin met zo een sterke en algemene besluitvorming naar voren te komen omdat ze het idee opgegeven hadden dat het de oneindige dichtheid was – de "Big Bang" zelf – dat het begin van een universum kenmerkte. Daarentegen gebruikte ze het eenvoudigere en meer relevante idee van een geschiedenis met een begin – dat het universum van ruimte en tijd een hoekpunt had. Men verlangt ook maar dat één van de geschiedenissen een begin heeft, niet allemaal.
Het interessante aan de enkelvoudigheid, die voorspeld wordt door deze theorie, is dat er geen uitleg is over waarom het gebeurt. Het markeert de hoek van het Universum in de tijd. Er is niets ervoor; geen reden waarom de geschiedenis begint; geen reden voor het Universum. Het is een beschrijving van een ware schepping uit het niets!
De centrale aanvaarding is dat zwaartekracht altijd een aantrekkende kracht is. Maar de snelle vooruitgang in ons begrip van deeltjes fysische theorieën en de manier waarop de krachten van de Natuur samengebracht worden heeft aangetoond dat we zouden verwachten dat de Natuur vormen van materie bevat die afstotend reageren op zwaartekrachtvelden. Alhoewel het tot in de late jaren 1970 algemeen aanvaard werd dat alle materie in het Universum zwaartekracht aantrekking moest vertonen en de aannames van de enkelvoudigheidstheorema houden goed stand, terwijl in 1981 men precies het tegenovergestelde geloofde, namelijk dat het onwaarschijnlijk en onwenselijk is dat alle materie een zwaartekracht aantrekking vertoont. Inderdaad, de recente waarnemingen van de versnelling in de uitbreiding van het Universum hedentendage, indien correct, toont aan dat er materie bestaat die zwaartekracht afstoting vertoont.
De logica van het enkelvoudigheidstheorema, en hierdoor de schepping uit het niets, is dat als hun aannames overeind blijven, dan moet er een enkelvoudigheid in het verleden zijn. Als de aannames niet overeind blijven, zoals we nu veronderstellen, dan kunnen we niet besluiten dat er geen begin is, enkel dat er geen theorema is.
Beelden uit de toekomst
De vacuümenergie van het Universum kan verhinderen dat het Universum een begin heeft, kan zijn eerste inflationistische momenten beïnvloeden en kan zijn uitbreiding vandaag de dag sturen, maar het meest dramatische effect is het overheersen van de toekomst van het Universum.
De vacuüm energie, die zichzelf manifesteert als de lambda-kracht van Einstein, blijft constant terwijl elke andere bijdrage aan de dichtheid van materie in het Universum – sterren, planeten, straling, zwarte gaten – uitverdund wordt door de uitbreiding. Als de vacuüm lambda-kracht recent de uitbreiding van het Universum begon te versnellen, zoals waarnemingen impliceren, dan zal zijn overheersing overweldigend groeien in de toekomst. Het Universum zal doorgaan met uitbreiden en versnellen, voor altijd. De temperatuur zal sneller dalen, de sterren zullen hun reserves van nucleaire brandstof uitputten en zullen imploderen en dode, dichte overblijfselen vormen van dicht verpakte koude atomen en geconcentreerde neutronen, of grote zwarte gaten. Zelfs de reusachtige sterrenstelsels zullen uiteindelijk volgen, spiraalsgewijs naar binnen toe bewegen als de bewegingen van hun samenstellende sterren geleidelijk aan vertragen door de naar buitengerichte stroom van zwaartekrachtgolven en straling. Al hun sterren zullen opgeslorpt worden in grote centrale zwarte gaten, die alsmaar groter worden totdat ze al het materiaal binnen bereik geconsumeerd hebben. Uiteindelijk zullen al deze zwarte gaten weg verdampen, waardoor een universum geproduceerd wordt dat een zee van bijna structuurloze verzamelingen van stabiele elementaire deeltjes en straling, die niet in wisselwerking met elkaar staan, bevat. Of misschien verdampen ze niet volledig, maar laten een klein overblijfsel van stabiele materie, of iets nog exotischer zoals een wormhol, verbinding naar een ander universum toe. Niemand weet het.
Het meest fascinerende over de kosmische vacuüm energie is dat, uiteindelijk, het zal winnen over alle andere vormen van materie en energie in de strijd om de vorm van de ruimte te bepalen en de snelheid van uitbreiding van het universum. Ongeacht welke structuur van het universum in de eerste periode voor de vacuüm energie heeft overheerst, alle eeuwig uitbreidende universums benaderen een zeer specifiek versnellend universum. Het wordt onderscheiden door het meest symmetrisch mogelijke universum te zijn.
Alle versnellende universums worden hetzelfde. Ze bevatten geen individueel te onderscheiden kenmerken. Ze hebben alle geheugen verloren van hoe het begon. Deze onverbiddelijke weg naar dezelfde toekomstige toestand signaleert dat er een informatieverlies plaats vindt als het universum begint te versnellen. De uitbreiding is zo snel dat de informatie, die in de signalen omvat is die doorheen het universum gezonden worden, zo snel mogelijk gedegradeerd raakt. Alles ziet er gladder en gladder uit; alle verschillen in de snelheid van uitbreiding van de ene richting naar de andere worden aan een hoge snelheid uitgevlakt; er kunnen zich geen nieuwe condensaties van materie voordoen uit de kosmische materieverdeling; plaatselijke zwaartekracht trekkracht heeft de laatste strijd verloren met de overweldigende afstoting van de lambda-kracht.
Frank Tipler en John D Barrow toonden aan dat alle evolutie onvermijdelijk in de richting van een toestand van uniformiteit, gekenmerkt door het versnellende universum, gaat. Het verwerken van informatie kan niet voor altijd blijven doorgaan; dit moet uitsterven. Er zal minder en minder bruikbare energie beschikbaar zijn omdat het materiële Universum gedreven wordt naar een toestand van uniformiteit. Als de vacuümenergie bestaat, maar er onvoldoende materie in het Universum aanwezig is, dan lijkt het erop dat het Universum voorbestemd is voor een levenloze verre toekomst.
Het Universum kan ooit ontstaan zijn uit het kwantumvacuüm, waardoor het een beetje geheugen aan deze energie overhield. Dan zal in de verre toekomst deze vacuümenergie zijn aanwezigheid terug opeisen en de uitbreiding weer doen toenemen, deze keer misschien voor eeuwig. Globaal gezien zal de zelfvoortplanting een nieuw begin inspireren, nieuwe fysica, nieuwe dimensies, maar volgens onze wereldse lijn, zal er in ons deel van het Universum uiteindelijk gelijkheid zijn, sterreloosheid en levenloosheid zijn, en dit voor eeuwig, zo lijkt het.
En het is precies deze versnelde draai naar gelijkheid toe die we zien in onze moderne maatschappij, waardoor ik me afvraag hoe ver we al gereisd hebben langs deze weg. Wijzen de signalen rondom ons al niet in deze richting? Worden wij niet aangemoedigd om hetzelfde te zijn, hetzelfde te denken, dezelfde waardering te hebben over "rechtvaardigheid"? En ervaren we al niet een verminderende communicatie tussen mensen met alle problematische gevolgen vandien? Alhoewel de toegang tot informatie toeneemt, lijken we minder te weten; we lijken minder individueel te zijn. Verschillen tussen culturen beginnen uit te vlakken; verschillen tussen politieke partijen zijn minder duidelijk; verschil tussen de seksen worden blijkbaar met de beste bedoelingen uitgewist. Steeds groter wordende groepen van gelijkgestemden worden gevormd, waar dezelfde regels gelden.
Het hele Universum, groot en klein, worden allemaal bewogen door dezelfde krachten.
Alle aspecten van het leven, wetenschappelijk en religieus, worden allemaal beheerd door dezelfde entiteiten.
Alle verschillen, zichtbare en onzichtbare, maken allemaal deel uit van dezelfde éénheid.