Spiritualiteit en Godsdienst
door Dr Patrick Quanten MD
De Dalai Lama beschrijft het verschil tussen godsdienst en spiritualiteit als volgt: Godsdienst heeft volgens mij betrekking op het geloof in het opeisen van redding in een of ander geloofssysteem, een aspect waarbij het aanvaarden van enige vorm van metafysische of bovennatuurlijke realiteit omvat is, inclusief misschien een idee van hemel of nirvana. Hiermee verbonden zijn godsdienstige leringen of dogma's, rituelen, gebed enzovoorts. Spiritualiteit heeft voor mij betrekking op de kwaliteiten van de menselijke geest – zoals liefde en medeleven, geduld, verdraagzaamheid, vergiffenis, tevredenheid, een verantwoordelijkheids-gevoel, een gevoel van harmonie – hetgeen geluk brengt voor het zelf en voor anderen. ("Ancient Wisdom, Modern World")
Een geloofstraditie of godsdienst wordt gebouwd rond een concept van een bovennatuurlijke realiteit, hetgeen komt met zijn eigen reeks regels en zijn eigen handboek van hoe men zich moet gedragen. Wat juist en fout is wordt bepaald door deze regels, die door mensen gemaakt zijn. Laten we duidelijk zijn over het feit dat al deze regels met goede bedoelingen zijn opgesteld en bedoeld zijn om dienst te doen als richtlijnen voor het Leven van de gelovige. Het is ook juist om te zeggen dat voor diegenen die het geloof beoefenen de kwaliteiten, of waarden, die hierboven beschreven werden als spiritueel, de vruchten zijn van oprecht religieus streven. Godsdienst heeft hierdoor alles te maken met het ontwikkelen van deze kwaliteiten en met wat we spirituele praktijken kunnen noemen. Maar toch lijkt er veel verwarring te zijn, evenveel onder gelovigen dan onder niet-gelovigen, met betrekking tot waaruit deze spirituele praktijken nu eigenlijk bestaan. Maar het zal echter wel duidelijk zijn dat de éénmakende karakteristiek van de beschreven "spirituele" kwaliteiten tot op zeker niveau moet leiden naar het welzijn van anderen. Meer zelfs, elk van de bovenvermelde kwaliteiten wordt gedefinieerd door een impliciet streven naar het welzijn van anderen. Maar daarenboven zal iemand die meevoelend, liefdevol, geduldig, verdraagzaam, genadig enzovoorts is tot op zekere hoogte de potentiële impact van zijn daden naar anderen toe erkennen en de invloed van hun gedrag dat hieruit voortvloeit. Dus omvatten spirituele praktijken enerzijds het handelen uit betrokkenheid voor het welzijn van anderen; en anderzijds houdt het in dat we onszelf transformeren zodat we gemakkelijker op deze manier handelen.
Hoe is de verwarring over spirituele praktijken en godsdienstige dogma's ons leven binnen gedrongen?
De bron van het menselijke bewustzijn, de geest, onze kracht, wordt beschouwd als Goddelijk in de meeste godsdienstige en culturele tradities, van de leringen van de oude Grieken en Hindoes tot de Chinezen en de Maya's. De meeste mythen van elke cultuur hebben het over de Goddelijke wisselwerking in verhalen van de goden die paren met menselijke wezens om een nageslacht te produceren van goden en halfgoden. Dit nageslacht belichaamt het volledige spectrum van het menselijke gedrag: van grote scheppingsdaden, vernietiging en wraak tot simpele daden van jaloezie, rivaliteit, en wrok tot transcendentale daden van metamorfose, sex en sensualiteit. De vroege culturen die deze goddelijke mythologie creëerden waren hun emotionele en psychologische aard aan het ontdekken en de krachten die verbonden zijn met de menselijke geest.
Maar tussen de verhalen over God is de Joodse traditie uniek, omdat Jaweh nooit als sexueel beschreven werd. Naar God wordt verwezen met zowel een rechter- als een linkerhand, maar de beschrijving gaat nooit "lager dan de taille". Anders dan bij andere spirituele tradities schreven de Joden slechts beperkte menselijke kwaliteiten toe aan Jaweh, waardoor ze een afstandelijkere relatie onderhielden met hun onbereikbare Goddelijkheid.
Toen het christendom ten tonele kwam gaven de volgelingen hun God een menselijk lichaam. Zij begonnen hun nieuwe theologie met een biospirituele gebeurtenis, waardoor het biologische onderscheid gekruist werd, de Aankondiging. De engel Gabriël verklaart aan de Maagd Maria dat ze een grote voorkeur genoot bij de Heer en zijn zoon mag dragen en hem Jezus zal noemen. Het gevolg hiervan is dat God de biologische vader is van het kind Jezus, de zoon van God. Plots paarde het abstracte Goddelijke principe in het Judaïsme met een menselijke vrouw. Als rechtstreeks gevolg werd de beschrijving van het lichaam van Adam in het Boek van Genesis gecreëerd "naar het beeld van God" en dit werd in de letterlijke zin geïnterpreteerd, niet langer symbolisch. Het besef dat we biologisch gemaakt zijn naar het beeld van God blijft een belangrijk literair en archetypisch aspect van de Judaïsche-Christelijke traditie.
De rode draad doorheen alle spirituele mythes is dat menselijke wezens gedreven worden om hun lichamen te laten samensmelten met de essentie van God, naar wiens beeld we gemaakt zijn. In geloofssystemen over de hele wereld weerspiegelen concepten over de Goddelijke spirituele aard de beste menselijk kwaliteiten en karakteristieken. Omdat we op zijn best medelevend zijn, moet God alom-medelevend zijn; omdat we in staat zijn om te vergeven, moet God alom-vergevend zijn; omdat we in staat zijn om lief te hebben, moet God alleen maar liefde zijn; omdat we proberen om rechtvaardig te zijn, moet de Goddelijke Rechtvaardigheid heersen over onze pogingen om goed en kwaad in evenwicht te brengen. We hebben het Goddelijke verweven in alle aspecten van ons leven, onze gedachten en onze daden, en Zijn kwaliteiten is wat we "spiritualiteit" noemen.
Tegenwoordig proberen vele spirituele zoekers hun dagelijkse leven te bezielen met een verhoogd bewustzijn, terwijl ze de vele dogmatische verschillen tussen traditionele godsdiensten achter zich laten, en ernaar streven om op een meer spirituele manier te handelen. Dit soort bewust leven is een vernieuwing, een vraag naar persoonlijke spirituele autoriteit. Het vertegenwoordigt een ontmanteling van de oude religieuze ouder-kind relatie met God en een beweging naar een spirituele volwassenheid. Het spirituele rijpen omvat het leren lezen van de spirituele taal van het lichaam. Terwijl we ons meer bewust worden van de impact van onze gedachten op ons fysieke lichaam – ons innerlijke leven - en ons gedrag herkennen – ons uiterlijke leven – moeten we niet langer rekenen op een externe ouder-God die voor ons creëert en van wie we volledig afhankelijk zijn. Als spirituele volwassenen aanvaarden we verantwoordelijkheid voor het mede creëren van ons leven en onze gezondheid. Medeschepping is eigenlijk de essentie van spirituele volwassenheid: het is het uitoefenen van keuze en het aanvaarden van verantwoordelijkheid voor deze keuzes.
Dat is een spirituele revolutie, geen religieuze. Door het overstijgen van religieuze dogma's en rituelen en het omarmen van de kwaliteiten van de geest zal er een radicale heroriëntering plaats vinden, weg van onze gewone bezigheden met het zelf naar een bredere gemeenschap van wezens waar we mee verbonden zijn. De nadruk zal liggen op gedrag, waarbij het belang van anderen naast ons erkend zal worden, in plaats van gedrag waar het belangrijkste streven is om de regels te volgen die voor ons opgesteld zijn door een specifiek godsdienstig geloof.
Wat is dan het verband tussen spiritualiteit en ethisch gedrag?
Aangezien liefde en medeleven en gelijkaardige kwaliteiten allemaal, per definitie, een zeker niveau van betrokkenheid met het welzijn van anderen veronderstellen, stellen ze ook ethische beperkingen. We kunnen niet liefdevol en meelevend zijn tenzij we tegelijkertijd onze eigen schadelijke impulsen en verlangens begrenzen.
Het is zeker dat de belangrijkste religieuze tradities een goed ontwikkeld ethisch systeem hebben. Maar de moeilijkheid met het verbinden van ons begrip over goed en kwaad aan de godsdienst is dat we dan de vraag moeten stellen, "Welke godsdienst?" De discussies zouden nooit stoppen, waardoor een nieuwe wereldoorlog ontketend zou worden. En wat doen we met mensen die godsdienst verwerpen? Hebben deze mensen helemaal geen gevoel over goed en kwaad? Zo ook is een godsdienstig geloof geen garantie voor morele integriteit. Als we kijken naar de menselijke geschiedenis dan zien we dat tussen de belangrijkste ruziestokers – zij die geweld, brutaliteit en vernieling brengen voor hun medemensen – er velen zijn die een religieus geloof beleden, en dit zelfs luid verkondigden.
Als we de godsdienst niet aanvaarden als zijnde de bron van de ethiek, moeten we dan toelaten dat het begrip van mensen over wat goed en fout is, wat verkeerd of slecht is, kan variëren volgens de omstandigheden en zelfs van persoon tot persoon? Zo moeten we ook inzien dat het onmogelijk is om een reeks regels en wetten op te stellen die ons een antwoord geven op elk ethisch dilemma. Hiermee wil ik niet zeggen dat het zinloos is om te proberen principes samen te stellen die als moreel bindend beschouwd kunnen worden. We moeten een middel hebben om te beslissen tussen, bijvoorbeeld, terrorisme als middel om de politiek te hervormen en de principes van Gandhi van vreedzaam verzet. We moeten in staat zijn om aan te tonen dat geweld tegenover anderen verkeerd is. En toch moeten we ook een weg vinden die enerzijds de extremen van wreed absolutisme en anderzijds het alledaagse relativisme vermijdt.
Het opstellen van bindende ethische principes is mogelijk als we als startpunt de waarneming gebruiken dat we allemaal geluk wensen en lijden willen vermijden. We hebben geen middel om onderscheid te maken tussen goed en kwaad als we geen rekening houden met de gevoelens van anderen, het lijden van anderen. De notie van absolute waarheid is moeilijk vast te houden buiten de context van godsdienst. Hieruit volgt dat ethisch gedrag niet iets is waar we ons toe verbinden, omdat het op zichzelf goed is, maar omdat wij en alle anderen geluk willen en lijden willen vermijden. Elk individu heeft het recht dit doel na te streven, en hierdoor moet dat éne ding, dat bepaalt of een daad ethisch is of niet, als gevolg hebben dat het een positieve invloed heeft op de ervaring, verwachting of het geluk van anderen. Een daad die hier schade of geweld aan doet is potentieel een onethische daad.
Potentieel omdat er andere factoren zijn die men moet overwegen naast de gevolgen van onze daden, zoals de intentie en de aard van de daad zelf. Soms kunnen we mensen kwetsen ondanks het feit dat het in geen geval onze intentie was om dit te doen. Zo kunnen sommige daden krachtig of agressief lijken en waarschijnlijk pijn veroorzaken, en toch kunnen deze bijdragen aan het geluk van iemand op lange termijn, zoals het straffen van jonge kinderen. Anderzijds betekent het feit dat onze daden lief lijken te zijn niet noodzakelijk dat ze positief of ethisch zijn als onze intentie egoïstisch is. De belangrijkste factor om de ethische aard van een daad te bepalen is waarschijnlijk noch de inhoud, noch de gevolgen. Aangezien de vruchten van onze daden eigenlijk zelden enkel betrekking hebben op ons alleen, moet het gevolg de minst belangrijke bepalende factor zijn.
Het grootste belang bij het bepalen van de ethische waarde van een bepaalde daad is wat ons eigenlijk drijft of inspireert in onze daden. De algemene toestand van het hart en de geest van het individu zal de waarde van zijn/haar daden bepalen, zowel voor deze die we rechtstreeks zo bedoelen als voor deze die in zekere zin buiten onze wil om gebeuren. Als de geestestoestand een geheel vormt, dan volgt hieruit dat onze daden ethisch een geheel vormen. Hoe meer we onze harten en onze geest transformeren door spirituele kwaliteiten te kweken, hoe beter we in staat zijn om met tegenstellingen om te gaan en hoe groter de kans is dat onze daden ethisch een geheel vormen.
Alles wat we kunnen doen is voortdurend te streven naar het aanleren van een positieve éénvormige geestestoestand, en proberen zo goed mogelijk de anderen ten dienste te staan. Hier bovenop moet men er zeker van zijn dat de inhoud van onze daden even positief is, in zoverre men in staat is om dit te doen. Hoe efficiënt deze strategie is, wat de gevolgen zijn voor het welzijn van anderen, ofwel op korte ofwel op lange termijn, kunnen we niet weten. Maar als we ervan uitgaan dat de inspanningen voortgezet worden en vooropgesteld dat men er aandacht aan besteed, dan kan men zeker zijn dat het beste gebeurd is.
Maar hoe kunnen we ethische dilemma's oplossen?
Door het verband te leggen tussen ethiek en de basis ervaringen van geluk en lijden van de mens vermijden we problemen die ontstaan als we de ethiek koppelen aan de religie. Als we daarbij nog de gevolgen van de spirituele revolutie, zoals eerder beschreven, in overweging nemen, waarbij blijkt dat hoe meer volwassen we worden hoe meer we de religieuze dogma's en het aanvaarden van de individuele verantwoordelijkheid ontgroeien, dan zien we dat ethische dilemma's wegsmelten als sneeuw voor de zon. Een éénvormige geestestoestand, hetgeen ook het begrip omvat dat alle andere individuen het recht hebben op hun geestestoestand, zal garanderen dat elke daad, elke gedachte en elk woord voor de verbetering is van al het geluk en voor de vermindering van al het lijden. Het toelaten dat anderen een andere weg volgen naar eenzelfde doel zal duidelijk aantonen dat wat een dilemma lijkt te zijn, in feite niet verdeelt maar verenigt. Dit lijkt een dilemma te zijn omdat het vanuit twee verschillende standpunten bekeken wordt.
Nogmaals, we kunnen er zeker van zijn dat door zich volledig te concentreren op zijn eigen daden en gedachten, de storm rondom ons zal gaan liggen, de rimpels in de wereld glad gestreken zullen worden, de stilte en vrede zich zal verspreiden. Het "zoals binnenin" heerst en regelt het "zoals buiten".