Je moet je grenzen aangeven en bewaken
Patrick Quanten
Het lijkt er mij op dat de psychologie ieders geest op dit onderwerp gefocust houdt. Alles wat er voor mij fout gaat wordt, op de een of andere manier, toegeschreven aan het feit dat ik mijn grenzen niet goed aangeef. Ik laat toe dat anderen mijn ruimte betreden en dat verstoort mijn persoonlijk evenwicht. Ik moet leren om te doen wat ik wil, wat ik wil doen, en ik zou niets mogen doen dat een ander zou willen dat ik doe. Mijn eigen leven leiden en alle andere invloeden die me in andere richtingen zouden kunnen duwen van de hand wijzen.
Daar hou ik wel van. Controle over mijn eigen leven hebben. Mijn eigen baas zijn. De scheidingslijnen uittekenen op het slagveld van het leven, waar alle individuen elkaar ontmoeten. Wanneer ze allemaal naar dit advies leven dan zal er een geweldig gescharrel ontstaan voor ruimte en middelen. Iedereen gaat zijn eigen ruimte en grenzen bepalen gebaseerd op hun eigen ‘verlangens en wensen’, en er op die manier al snel achter komen dat er vele plekken zijn die mensen gemeen hebben, hetgeen zal leiden tot grensgeschillen. Er zijn overal vechtpartijen. Individuen op de uitkijk voor grensoverschrijdend gedrag, voortdurend bezig met anderen van hun plekje te verdrijven. Maar aangezien eenzelfde ruimte door meerdere individuen begeerd wordt is vrede ver te zoeken. Ze voelen allemaal ‘het recht’ op die ruimte en zijn niet van plan om dat op te geven. En dat mogen ze ook niet, volgens de expert psychologen. Ik moet mijn ruimte afbakenen tegen de rest van de wereld en deze verdedigen, alert zijn voor elke schending en hen dwingend terechtwijzen. Anderen zullen enkel mijn ruimte respecteren, en mijn leven, als ik er voor vecht. Het probleem is dat die andere persoon ook het gevoel kan hebben dat ik de ruimte die hij aanziet als ‘zijn’ ruimte probeer in te nemen, een ruimte die hij moet verdedigen. Psychologen vertellen ons dat wij aanspraak moeten maken op onze ruimte, de grenzen duidelijk aflijnen, en dan zullen anderen weg blijven. Maar is dat ook zo, wanneer die ander ook overtuigd is dat hij diezelfde ruimte nodig heeft?
In al die vechtpartijen op het slagveld van het leven, aangestookt door de overheid die men ‘psychologie’ noemt, moet er een beetje orde komen, overzichtelijkheid. Er zullen bijvoorbeeld toch ook wel ‘ruimten’ zijn waar geen discussie over bestaat en dus ook niet over gevochten wordt. Inderdaad zijn er bepaalde zaken, ruimten in mijn geloofswereld, waar ik me steevast aan vastklamp en bescherm tegen alle verminking of infiltratie door andere ideeën. Als ik, bijvoorbeeld, vind dat ik als burger van mijn land, een land waarin ik geboren en opgegroeid ben, meer geholpen moet worden om een leven en een toekomst uit te bouwen dan gelijk welke immigrant die zomaar plots mijn land binnenstapt, dan geef ik mijn grens aan en verdedig ik die. Maar ik word snel aan de kant geschoven door dezelfde overheid die me aangemoedigd heeft om mijn grenzen aan te geven omdat ik de verkeerde grens stel. Als ouders niet willen dat hun vierjarig kind seksuele opvoeding krijgt op school en deze ouders geven duidelijk hun grenzen aan en komen daarvoor op, dan worden ze uit hun ouderlijk gezag ontheven omdat ze de verkeerde boodschap aan de kinderen geven. Als ik mijn leven op een natuurlijke manier wil laten verlopen en ik geef aan dat dit inhoudt dat ik geen enkele reden of verlangen heb om gevaccineerd te worden, dan word ik een moordenaar genoemd en wordt mijn ruimte dwangmatig ingenomen om mij het leven onmogelijk te maken als ik me niet overgeef aan de opgelegde vaccinaties. Ik heb blijkbaar een verkeerde visie over vaccinaties. Wie maakt dan nu de beslissingen over wat ik wel of niet in mijn persoonlijke leefruimte wens en of dit goed of slecht voor me is? Dat voelt helemaal hetzelfde aan als wanneer een ander mijn grens overschrijdt en het evenwicht van denken en voelen verstoort. En men heeft me verteld dat ik me tegen zulke invasie moet beschermen en mijn grenzen aangeven. Maar wanneer het gaat over situaties zoals hierboven beschreven dan ben ik mijn job kwijt, mijn familiebanden breken stuk en mijn vrienden blijven weg. Ik kan zelfs in de gevangenis belanden. Wat gebeurt er allemaal?
In de psychologie van het individu is het enige dat juist of fout is datgene dat het individu zelf beslist. Het is deze beslissing – wat ik geloof op dit moment in mijn leven nodig te hebben – en enkel deze beslissing, die van enige waarde is. Het is deze beslissing, genomen door een individu, die dat individu moet verdedigen, zo wordt mij verteld. Vandaar, zoals we al aangegeven hebben, zijn er heel veel geschillen op het slagveld van het leven. Neem dan nu het volgende in overweging.
Aangezien individuen nu druk bezig gehouden worden om hun grenzen te verdedigen tegen de continue dreiging van een invasie kunnen deze mensen ’s nachts niet meer slapen. Ze kunnen geen rustperiode inlassen, geen tijd om te ontspannen. Dit betekent dat het regeren over zo’n groep niet zo moeilijk is omdat ze met z’n allen heel druk bezig zijn in hun eigen kleine wereldje en zich niets aantrekken van wat er zich ergens anders afspeelt. Wanneer een overheid – hoe word je een overheid? – regels uitvaardigt waarvan ze wil dat de hele bevolking deze volgt, waait er meteen een tegenwind van individuen die met hun persoonlijke situatie bezig zijn. Dit is waarom de concepten van juist en fout opgelegd moeten worden. Overheden beslissen voor zichzelf wat voor hun gebied, voor hun machtsstructuur, het beste uitkomt en dit wordt aan het individu, nog altijd druk in de weer, voorgelegd als zou ‘iedereen’ dit willen, nodig hebben en er voordeel bij hebben. Dit betekent dat de sukkelaar die aan z’n grenzen de infiltratie van anderen zit de bestrijden nu geconfronteerd wordt met een potentieel gevecht tegen ‘iedereen’. Sta er niet van versteld dat hij zijn schouders ophaalt en in zijn baard grommelt “doe maar”.
Nu is de situatie op het dagelijkse slagveld veranderd. Individuen worden nog steeds aangemaand om hun grenzen te verdedigen tegen andere individuen maar tegelijkertijd aanvaarden ze dat er een overheid bestaat – wie creëerde die overheid? – en dat alle individuen moeten toelaten dat deze overheid hun persoonlijke ruimte inpalmt, hen aangeeft wat ze wel en niet kunnen doen en toe te laten dat de overheid en andere individuen hen straft voor elke weerstand en oppositie. De overheid heeft nu het recht om, in feite ‘moet’ de overheid, elke persoonlijke ruimte binnen dringen, elk persoonlijk denken beperken, elke persoonlijke macht over eigen leven beknotten. De bovenstaande boodschap, van de experten, van de overheid, is dat jij, als een individu, alleen maar gelukkig kan zijn als je ‘vecht’ om te verkrijgen wat je zelf wilt doen. Tegelijkertijd hangt jouw geluk volledig af van het overhandigen van je persoonlijke macht aan de overheid en van het opgeven van jouw gevecht tegen hun invasie van je persoonlijke leven. Dezelfde bron, dezelfde overheid, zendt twee tegengestelde boodschappen uit naar eenzelfde doelgroep. En hier is het mooie binnen deze breinbreker: wij, de individuen, aanvaarden beide boodschappen en volgen gedwee de instructies die ons gegeven worden.
--------------
En toch hou ik van het idee om mijn terrein af te bakenen, om mijn omgeving te laten weten wat ik wel en niet wil toelaten. Waar is het dan zo verkeerd gelopen?
Op het slagveld waar elk individu vecht om zijn eigen klein gebiedje te beschermen wordt vechten aanbevolen als de oplossing, zelfs wanneer het duidelijk is dat sommige gebieden overlappen met gebieden van andere individuen. Dit vinden we terug in alle delen van de natuur. Hoe geraken andere organismen hier uit? Zij werken samen. Zij delen het land. Zij delen voedsel. Zij tolereren anderen vanwege gezamenlijke voordelen. Wanneer we dit ernstig bestuderen dan blijkt dat de belangrijkste kracht, veel belangrijker dan het gevecht voor overwicht, het gevoel van samenleven en delen is. Het uitzetten van de grenzen brengt hen dichter bij de absolute overlevingszaken, noodzakelijkheden eerder dan ‘het willen’. Mensen hebben het heel moeilijk om toe te geven dat de belangrijkste kracht in de natuur het samenleven is eerder dan het overwicht hebben. De reden hiervoor is het feit dat men een overheid aanvaardt die hen vertelt wat de waarheid is. Darwin vertelde ons dat het leven handelt over de overleving van de meest fitte. Het aanvaarden van een overheid is het aanvaarden van één waarheid, zonder deze in vraag te stellen. Zelfs wanneer je overstelpt wordt met bewijzen van het tegenovergestelde kan je de waarheid van de overheid niet naast je neerleggen. Dat zou godslastering zijn!
Nochtans, als we ons realiseren hoe de werkelijkheid in het leven eruit ziet kunnen wij, als individuen, leren om het leven te benaderen op een meer vreedzame en samenwerkende manier. Wij moeten dan een evenwicht zoeken tussen de noden van het individu en de noden van de omgeving waarin dat individu leeft. Wij moeten samenwerken, en niet vechten waar dat niet nodig is. De gevechten in de natuur handelen om onmiddellijke bedreigingen voor de overleving. Dit gaat over het vrijwaren van absoluut noodzakelijkheden in het leven, niet over ‘wat we willen’. Dus wordt er gevochten over voedsel wanneer we mogelijks dood zullen gaan van de honger. Men vecht niet over voedsel wanneer er genoeg aanwezig is, voor onszelf en voor anderen. De eerste prioriteit in het leven, naast de noodzaak om te overleven, moet het onderhouden van onze omgeving zijn en alles dat er in thuis hoort.
Als we het leven op die manier benaderen dan wordt het al snel duidelijk dat onze natuurlijke grenzen veel dichter bij onszelf liggen, veel dichter bij onze persoonlijke ruimte, dan gelijk welke overheid aangeeft. Het grijze gebied tussen onze persoonlijke overlevingsruimte en de buitenwereld is een gedeeld gebied waar we moeten delen in plaats van vechten. Op elk moment moeten we evalueren wat onze echte noodzakelijkheden zijn alsook de noodzakelijkheden van anderen in onze omgeving. Als blijkt dat de noden van anderen groter zijn dan de onze dan laten we het gewoon los. We laten anderen toe om wat wij als onze persoonlijke ruimte aanzien ‘binnen te treden’. We laten hen toe om te doen wat zij nodig achten zonder het gevoel te hebben dat wij iets gaan missen, tekort gedaan worden, achteruit geschoven worden. Maar hoe meer van die ruimte ingenomen wordt door waar we toe gedwongen worden om af te staan, hoe minder flexibiliteit we bezitten om onze omgeving toe te laten. We zijn meer gefocust op het tegemoet komen van de noden van de overheid en minder op de reële noden van de wereld waarin wij leven. En wanneer het geheel van de druk te veel wordt om te dragen dan is het datgene wat ons opgedragen wordt om aan de overheid af te staan dat we zouden moeten loslaten, niet de realiteit van ons dagelijks bestaan, onze directe verhouding met onze omgeving. We zouden in gedachten moeten houden dat de voortdurende uitwisseling tussen het individu en z’n onmiddellijke omgeving de realiteit van het leven is, niet de opgelegde eisen van een grotere groep, gestuurd en beheerd door een overheid.
Leer te leven met je omgeving op een samenwerkende manier, waarbij je de regels en eisen van een wereld die niet direct de jouwe is negeert. Als een individu heb je geen onmiddellijke connectie met de wereld van economie, met de wereld van mensen die ergens anders leven. Om van je omgeving te verkrijgen wat jij nodig hebt moet je zelf eerst aan jouw omgeving geven wat het nodig heeft om te overleven. Als je de omgeving dwingt om jou meer voedsel te geven dan je echt nodig hebt dan zal die omgeving uiteindelijk ophouden met het te produceren.
En er is nog een ander belangrijk aspect aan het neerzetten van je grenzen en dit een flexibele dynamiek te maken in plaats van vastgeroeste eisen. We proberen om een gebied af te bakenen waarin we ons veilig kunnen voelen. Dit is onze comfortabele zone. Als we erin slagen om alles te verzamelen waarvan we geloven dat we het nodig hebben om comfortabel te overleven dan leven we binnen onze comfortzone. Dit voelt goed aan zolang er geen bedreiging bestaat. Maar het leven verandert voortdurend, hetgeen betekent dat we nooit kunnen ontspannen en dat we voortdurend bang moeten zijn om iets prijs te moeten geven. Dit komt overeen, in onze geest, met een bedreiging voor onze overleving. We houden er niet van dat onze comfortzone onder druk komt te staan. Als je een leven leidt waarvoor een maandelijks inkomen van 5.000€ noodzakelijk is, de financiële noodzaak om je leven in stand te houden, dan zal je leven in gevaar zijn als je maar 4.500€ per maand kan binnen brengen. Paniekmodus! In tegenstelling, als je gewend bent om met 1.000€ per maand toe te moeten komen en je verliest 10% daarvan dan zal dat je minder overstuur brengen want je hebt al geleerd om ‘wat je wil’ los te laten. Dit heeft te maken met de grenzen die je geest gesteld heeft.
Als de nood hoog is om jouw comfortzone te beschermen tegen elke invasie of verstoring dan creëer je heel veel angst omdat je intuïtief weet dat het leven voortdurend verandert en dat de dreiging om deze strijd te verliezen dus voortdurend aanwezig is. Onze ervaring, benadrukt door elke overheid, is om een aantal basisnoden in te vullen en vast te houden met alle middelen ter onzer beschikking, omdat, eens we iets kwijt zijn, wij het nooit meer kunnen recupereren. Kijk maar hoe de val van de werkloosheid werkt. Eens je voor een tijdje werkloos bent, vooral wanneer dit ten gevolge is van een zekere onmogelijkheid om zo lang of zo hard te werken als anderen zouden willen, dan wordt het bijna onmogelijk om opnieuw je plaats in te nemen op de arbeidsmarkt. Maar het leven verandert voortdurend! Wanneer we iets kwijt raken dan vertelt men ons, en dus ervaren we dat ook zo, dat het nooit meer terug zal komen. Dit staat in schril contrast met wat de natuur ons toont. Het ene jaar zijn er minder appels dan gewoonlijk. Het volgende jaar is er een overvloed. Het komt weer terug. Dus is de realiteit van het leven dat wanneer we iets geven het niet van ons afgenomen wordt, wij het niet ‘verliezen’, voor altijd. Iets uit onze comfortzone weggeven, toelaten dat het genomen wordt om een echte nood te dekken in onze omgeving, betekent niet dat we het voor altijd kwijt zijn. Onze comfortzone is niet kleiner geworden. Er is iets helemaal anders gebeurd.
Onze natuurlijke persoonlijke grens, hetgeen alles bevat dat we nodig hebben om in de buitenwereld te overleven, is iets anders dan onze bewuste persoonlijke grens. Wat wij geloven dat we nodig hebben is iets dat in ons bewustzijn geplant werd door wat men ons verteld heeft dat we zullen nodig hebben. Wat de jonge mensen van vandaag denken dat ze nodig hebben om een vol leven te kunnen leiden is volledig verschillend van wat de mensen twee eeuwen geleden dachten dat ze nodig hadden. De verschillen zijn gecreëerd door wat men hen vertelt dat er nodig is en waar je recht op hebt. Nu moeten we aan deze voorwaarden voldoen alvorens wij ons comfortabel en veilig kunnen voelen, terwijl de natuur niet zoveel nodig heeft en de noden in de natuur over tijd niet veranderd zijn. Het is ons geloofssysteem dat bepaalt of we ons comfortabel voelen. Als we ons dus comfortabel voelen binnen onze natuurlijke grenzen dan is er geen drang om uit te breiden en een grotere ruimte te gaan verdedigen omdat we ons bedreigd voelen door anderen die zich in dezelfde ruimte begeven. Dit is de ruimte die planten en dieren overal in de natuur met elkaar delen. Enkel de mens heeft een angst dat dit niet genoeg gaat zijn, dat er meer nodig is, meer materiële rijkdom, meer macht over onze omgeving, zodat we veilig kunnen zijn. Maar zoals eerder al aangegeven, het vraagt enorm veel energie om zulke comfortzone te onderhouden vergeleken met de natuurlijke comfortzone welke een directe relatie heeft met de overlevingsnoden van het organisme, zonder er over te moeten nadenken of er een oordeel over te moeten vellen. Het negeren van de verschillen in deze twee grenzen leidt tot een voortdurende strijd voor oppermacht in die grijze zone van het leven, de zone die we eigenlijk met anderen zouden moeten delen maar waarvan men ons verteld heeft dat die exclusief aan ons toebehoort. En aangezien onze krachten op en neer gaan over tijd zullen we altijd bang zijn dat we er ‘niet geraken’. Ons terugtrekken binnen de natuurlijke grenzen laat ons toe om wat te ontspannen omdat er veel minder echte bedreigingen bestaan voor deze ruimte. Anderen zullen al snel begrijpen dat ze hier uit moeten blijven omdat ze de boodschap krijgen dat je het echt meent, dat je zal vechten tot der dood om deze ruimte te vrijwaren omdat dit voor jou een absoluut gegeven is. De natuur heeft je deze specifieke ruimte toegewezen, voor dit leven, en je gaat dat niet zomaar opgeven. Daarentegen, de grenzen die ons bewustzijn uitzet zijn veel moeilijker te verdedigen. Jouw omgeving voelt dit en zal blijven proberen om binnen te dringen. Dit, gekoppeld aan hun gevoel dat zij een deel van deze ruimte ook nodig hebben, zal hun kracht vergroten en hun vastberadenheid om dit gevecht ‘te winnen’.
Wanneer we nu ervaren dat we werkelijk kunnen delen, op elk moment, alles dat we niet onmiddellijk nodig hebben, zonder het volledig kwijt te zijn, zonder het gevoel te hebben dat iets ‘tekort’ komen, dan moeten we niet zo dwangmatig aan alles vast houden, voor als we het, ergens in de toekomst, nodig zouden hebben. We leren dat onze comfortzone beschermd wordt door onze eigen omgeving en dat de dingen naar ons terug zullen komen. Niets is voor altijd. Dit betekent dat je niet voor altijd dingen kan vasthouden, maar het betekent ook dat niets voor altijd verloren is. Vertrouwen dat jou gegeven zal worden wat je nodig hebt, niet wat je wenst, is een essentiële ingesteldheid om vrede te brengen in je leven. Het loslaten van de angst om iets tekort te komen brengt je geestelijke rust. In de natuur, voor het overleven van een organisme, zijn er weinig absoluut noodzakelijkheden. Alle basisgegevens zijn er al, anders zou dit specifieke leven zich niet hebben kunnen ontwikkelen. De omgeving die er nodig is voor jou om te overleven is al aanwezig. We moeten ons realiseren dat alles wat je nodig hebt om te overleven al aanwezig is in jouw omgeving. Waarom zou je dan je omgeving willen bekampen en je kelder vol met spullen steken als het allemaal al beschikbaar is voor jouw persoonlijk gebruik? Onze aandacht zou moeten gaan naar het samenleven met de omgeving, erop vertrouwend dat de overleving van jouw omgeving, en het evenwicht in die omgeving, essentieel is voor je eigen overleving. Help je omgeving om te overleven en je zal zelf ook overleven. Het is zo eenvoudig.
Zodat dit zou kunnen plaatsvinden, moeten we ons veilig voelen in een comfortzone die veel kleiner is in praktische en materiële termen en veel groter in mentale termen. Zulke comfortzone is gebouwd op vertrouwen, op een geloof dat het goed is, niet op een voorraadkamer gevuld met benodigdheden. We vertrouwen om de voorraad in onze omgeving te laten en ze niet in te palmen en ze dan te moeten verdedigen. We voelen ons op ons gemak hiermee. Het is een verschuiving van een fysiek comfort naar een mentaal comfort die we moeten uitvoeren, omdat het handhaven van een mentaal comfort veel eenvoudiger is dan het behouden van een fysiek comfort. Mentale flexibiliteit kent bijna geen grenzen. In principe zijn wij in staat, op elk moment, om hoe we ons over iets voelen aan te passen, om onze houding tegenover een situatie te veranderen. Aanpassen op het fysieke niveau, het verschuiven van materie, vraagt meer tijd en inspanning. Het veranderen van een fysieke comfortzone blijkt dan niet zo eenvoudig. Je aanpassen van een maandelijks inkomen van 5.000€ naar eentje van 4.000€ is helemaal niet eenvoudig. Mentaal je aanpassen van het ene moment naar het andere is snel en simpel. “Ik had erop gerekend dat het zonnig en warm zou zijn maar nu het regenachtig en koud is kan ik iets anders doen dan ik eerst gepland had.” En zo werkt de natuur! Dit is wat planten en dieren doen. Die zeuren niet over ‘gemiste’ opportuniteiten of een verlies aan comfort. Die gaan gewoon door met de realiteit van het moment. En, heel belangrijk, ze zijn er tevreden mee.
Neem hier nota van. Ik vraag je niet om te vertrouwen dat het allemaal wel goed gaat komen. Het woord ‘goed’ verwijst naar een status waarin we ons bevinden die wij beoordelen als zijnde goed. Neen, ik vraag je om te vertrouwen dat elk moment van je leven juist is. Elk moment van je leven is het juiste voor dat leven, omdat het in evenwicht is met de natuur, met de kracht die dat specifiek moment gecreëerd heeft.
Dit betekent dat wij niet langer bezig moeten zijn met het ombuigen van elk moment in het ‘goede’, maar dat we vrede hebben met de gedachte dat elk moment al het juiste is, zelfs wanneer we het een slecht moment vinden. ‘Vrede hebben met’ betekent niet dat we het fijn moeten vinden maar wel dat we beseffen dat het niet anders is, dat we er niets aan kunnen veranderen, op dat moment. We besparen onszelf een hoop moeite en kopzorgen. We besparen een hoop energie. We hebben deze energie niet verbruikt en dus is deze nog steeds in ons bezit. We kunnen het voor meer nuttige zaken gebruiken, zaken die we echt kunnen veranderen, die ons terug op ons natuurlijk pad brengen, niet ons daar proberen van af te brengen.
Meer energie betekent meer macht. Waar kunnen we die extra energie terugvinden? Binnen in onszelf.
En dat is hoe je echt je Zelf bekrachtigd.
Januari 2023