Door Dr Patrick Quanten
Eén van de voortdurende problemen in verband met oorkaarsen is dat er geen standaard is om de doeltreffendheid van de kaars te meten. We weten dat de kaarsen werken en we weten waarvoor ze het beste zijn. Ze verbeteren de gezondheid op verschillende manieren door het veranderen van het energetische veld van de mens. De fysieke effecten die waargenomen zijn komen allemaal door een verandering door het vuur teweegbracht in de aura van de persoon. Dit werd allemaal al besproken in eerdere artikels, maar we zijn niet in staat geweest om de doeltreffendheid van de verschillende soorten oorkaarsen voor het opheffen van fysieke symptomen vast te stellen.
Gebruik maken van de verklaringen van klanten als bewijs voor de doeltreffendheid van een behandeling is niet aanvaardbaar. Mensen kunnen zich veel beter voelen omwille van verschillende redenen waarvan niet kan aangetoond worden dat deze het gevolg zijn van één enkele factor. Een rechtlijnig verband tussen een therapie en het gevoel van een persoon of zelfs een meetbare verandering in symptomen is wetenschappelijk onaanvaardbaar. Elke ervaring is een combinatie van een veelvoud van invloeden, niet enkel het resultaat van de impact van een therapeutische actie. Dus zullen we een meer verifieerbare manier om de invloed van een enkelvoudige actie te "meten", zoals oorkaarsen, nodig hebben om een idee te krijgen over de impact die deze actie heeft op ons leven. Of we deze impact dan ervaren als een verbetering of een verslechtering of een status quo is een andere zaak.
Als we de kaarsen zien branden bij het begin van het proces merken we als eerste op dat er rook van de kaars komt. Dit wordt gevolgd door het verschijnen van poeder aan de onderkant van de kaars, waardoor het gaatje in de kaars aan het uiteinde van het oor geblokkeerd wordt. Later wordt er ook vet gevormd onderaan de kaars. Het is belangrijk om de volgorde van de gebeurtenissen in overweging te nemen om te begrijpen op welk niveau het branden een effect heeft.
De fysieke structuur van eender welke levende cel bestaat uit drie verschillende soorten "weefsel": gas, water en vet. Elk weefsel dat we aantreffen in het lichaam van de mens is samengesteld uit iets dat ofwel oplosbaar is in gas, water of vet. Aangezien alle materie in onze fysieke realiteit komt vanuit het energieveld door de energie samen te drukken, materialiseert energie uiteindelijk in fysieke materie. Materie wordt gemaakt uit energie door het verhogen van de druk in het energieveld, of door het verlagen van de temperatuur.
Vanuit de Ayurveda weten we hoe de verschillende weefsels, die uiteindelijk het lichaam van de mens vormen, tot stand komen. Het begint met de lichtste materie eerst, van waaruit de volgende laag wordt gemaakt, en dan de volgende enzovoorts. Er zijn zeven fundamentele "weefsels", en in volgorde van licht naar zwaar verschijnen ze in deze specifieke volgorde: sappen, bloed, spier, vet, bot, zenuwen en zaad ("De Vorming van Weefsels" – wetenschappelijke sectie). Het zaadweefsel bevat alle informatie van al de andere lagen. Het zenuw-, bot- en vetweefsel zijn eigenlijk gemaakt van de zwaardere energieën, waarvan vet het meest vloeibare, het lichtste is. Spier, bloed en sappen worden gemaakt uit het waterelement, waarbij sappen het lichtste, het meest vloeibare, van alle weefsels is. Anders gezegd, de zwaardere structuren van het menselijke lichaam (de uitdrukking van het menselijke energieveld) worden gemaakt door vet samen te drukken tot botweefsel (structureel) en dit verder samen te drukken tot zenuwen. De lichtere structuren worden gemaakt door water samen te drukken tot bloed (zwaar water) en verder tot vlees (beweegbaar weefsel).
Het gaat dus allemaal over zwaardere weefsels die gemaakt worden uit lichtere: eerst gemaakt uit water, dan uit vet. Vet is zwaarder dan water, dus zullen alle weefsel die uit vet gemaakt worden zwaarder zijn dan deze die uit water gemaakt zijn. Maar ook, het creëren van materie gebeurt omwille van een verhoogde druk en/of verlaagde temperatuur. Zwaardere materie ontstaat wanneer de druk verhoogt en/of de temperatuur nog verder daalt.
We weten ook dat het vuur van de oorkaars de verandering in het energetisch veld tot stand brengt, en dit zal dan op zijn beurt het fysiek functioneren van het lichaam veranderen. Als resultaat van dat vuur zijn de veranderingen van de volgende aard: warmte, droogte en lichtheid. De energieën worden op deze specifieke manier veranderd en produceren een verschil in de fysieke weefsels. We hebben ook ervoor gepleit dat we deze veranderingen moeten herkennen in het branden van de kaars zelf, en in het afval dat de kaars produceert.
Het verbranden van de "lucht" van een persoon, de aura, maakt de energieën waaruit de weefsels samengesteld zijn lichter en droger. Lichter materiaal wijzigt naar een nog lichtere vorm alvorens de zwaardere materialen dit doen. Denk eraan, er is minder hitte nodig om petroleum te verbranden dan om hout te verbranden, dan om steenkool te verbranden. Het betekent ook dat het moeilijker is om de energieën die deze specifieke materialen vormen te verbranden omdat de materiële uitdrukking van energieën ook zwaarder wordt. De lucht binnen in de kaars bevat de energieën van al de weefsels van de persoon zoals ze op dat ogenblik zijn. Het verhitten van deze energieën zal er ten eerste voor zorgen dat de gaselementen lichter worden en rook produceren. De lichtere elementen die opwarmen zien we in de rook die de kaars produceert. Als de hitte verhoogt, dan beginnen de waterelementen te verlichten en als ze dit doen drogen ze ook uit (denk aan kokend water). De waterelementen die opwarmen zien we in het droge poeder in de onderkant van de kaars in die zin dat wat eens water was, nu alleen stof achterlaat nadat het water is verdampt (materie in oplossing in water). Met de hitte die nog verhoogt beginnen de vetelementen te verlichten. Dit betekent een verschuiving van de zeer zware energieën van de weefsels die van vet gemaakt zijn naar het lichtere vetweefsel, en dat is eigenlijk vloeibaar vet of olie. Vet verdampt niet, het brandt volledig op als het verder verhit wordt, zoals we zien wanneer we gewoon kaarsvet verbranden. De vetelementen die opwarmen zien we als het vet in de onderkant van de kaars.
We kunnen hieruit afleiden dat hoe meer rook er uit de oorkaars komt, hoe meer lichte elementen verbrand werden; hoe meer poeder we vinden aan het einde van het verbranden van de kaars, hoe meer water verwijderd werd uit de aura van de persoon en dus ook uit het lichaam; hoe meer vet we vinden aan het einde van het verbranden van de kaars hoe meer zwaardere elementen werden verwijderd uit de persoon. Om de zwaardere elementen te kunnen verbranden zal je meer hitte nodig hebben dan bij het verbranden van de lichtere. Dit betekent al dat als een kaars niet heet genoeg brandt deze geen impact kan hebben op de zwaardere structuren van de persoon. Of andersom, een soort kaars die nooit vet produceert kan geen verschil brengen in de zwaardere elementen van de lichaamsstructuur van de persoon.
We hebben nu een manier om de doeltreffendheid van een oorkaarssessie te definiëren. We kunnen eerst bepalen hoe de kaars op zichzelf brandt, waarbij enkel de energie van de kaars zelf wordt veranderd en dit zorgt voor slechts zeer kleine veranderingen in de omgeving, de kamer waarin ze staat. Dit zal ons een vrij standvastig antwoord geven met betrekking tot de hoeveelheid rook, poeder en vet dat we zien bij verschillende kaarsen. Dit vertelt ons of de kaars heet genoeg brandt om veranderingen in de zwaardere structuren van de schepping te bewerkstelligen. Als we zien dat een vrijstaande kaars alleen maar poeder en geen vet produceert, dan weten we dat de kaars alleen watergerelateerde problemen bij een persoon kan verlichten. Dit kan zeer doeltreffend worden gebruikt in gevallen van overtollig slijm. Maar het is belangrijk om ons te realiseren dat het de weefsels snel zal uitdrogen, waardoor een disharmonie binnen de weefsels wordt gecreëerd omdat de vetgerelateerde weefsels niet lichter zullen worden door het branden van een dergelijke kaars.
Sommige soorten kaarsen produceren een minimaal resultaat onder deze testvoorwaarden; weinig poeder en zeer weinig vet. Andere kaarsen hebben een grotere productie van afvalelementen in dezelfde kamer. Dit betekent dat de eerste soort kaars weinig van zijn eigen energieveld verandert, maar als beide kaarsen opgebrand zijn moeten we voorzichtig zijn en geen te verstrekkende conclusies trekken. Ze kunnen nog altijd allebei doeltreffend zijn op alle weefselniveaus, alleen is de hoeveelheid energie die veranderd werd verschillend tussen kaarsen die meer of minder afval produceren. Blijft de vraag hoeveel potentieel de kaars over heeft om hitte te geven aan de aura van een persoon.
Als we de doeltreffendheid van een oorkaarssessie echt willen vaststellen, dan is het verstandig om altijd een vrijstaande kaars tegelijkertijd te branden in dezelfde kamer dan waar de therapeutische sessie plaatsvindt. De hoeveelheid en verdeling van het afval in de therapeutische kaarsen kan dan vergeleken worden met de hoeveelheid in de referentiekaars. Het is dit verschil dat jou exact kan vertellen wat de kaars veranderd heeft voor de klant door het middel van vuur. Een verschuiving naar meer poeder betekent dat de therapeutische kaars in het bijzonder veel meer waterelementen heeft opgedroogd. Een verschuiving naar meer vet betekent dat het therapeutische effect veel meer gevoeld zal worden in de vetelementen. Dit vertaalt zich in het feit dat het systeem meer energie heeft en uiteindelijk maakt dit een enorm verschil voor de manier waarop het systeem functioneert op een dieper niveau. Met andere woorden, het zal een meer blijvend effect hebben dan wanneer alleen de waterelementen veranderd zijn. De watertoestand in het lichaam is zeer flexibel en moet snel kunnen veranderen in reactie op onmiddellijk veranderende omstandigheden. De vetelementen bieden een standvastigheid voor de structuur en zijn functie.
We kunnen het effect dat we van de verbrande kaars zien gebruiken om de doeltreffendheid en het potentieel voor doeltreffendheid van die kaars vast te stellen.
- Kaarsen die zeer weinig afval produceren hebben weinig potentieel
- Kaarsen die enkel poeder produceren hebben weinig potentieel om langdurige veranderingen te bewerkstelligen
Ken de kaars waarmee je werkt.
Gebruik een therapeutische referentie om het resultaat van de oorkaarssessie vast te stellen.
Begrijp de impact van oorkaarsen om jouw klanten efficiënt naar gezondheid te begeleiden.